Page 105 of 164

Model S opladen
OPLADEN6.7
Instellingen laadfunctie veranderen
Zodra het klepje van het laadcontact geopend wordt, verschijnen de instellingen voor het laden van de batterij op het touchscreen.
Tik op een willekeurig moment op het Battery-icoon aan de bovenzijde van het touchscreen om de instellingen voor het laden te bekijken of tik op Controls > Charging rechtsboven van het scherm.
De onderstaande afbeelding dient uitsluitend ter illustratie en kan iets afwijken van de werkelijke weergave op het scherm, afhankelijk van de software-versie en het land van bestemming.
1.Berichten over de status van het laden (zoals het laadschema, bezig met laden enz.) worden hier weergegeven.
2.Stel hier een limiet in op basis van de verwachte energiebehoefte. Tik op Set Charge Limit en sleep de schuifbalk naar het gewenste niveau. U kunt elk niveau tussen 50% en 100% kiezen. Laad de batterij voor dagelijks verbruik voor 50% tot 90%, dat verlengt de levensduur van de batterij. Laad de batterij meer dan 90% voor lange ritten. Deze ingestelde limiet geldt niet alleen voor de direct volgende laadsessie, maar ook voor toekomstige geplande laadsessies.
3.Locatie-specifiek schema
Stel met de selectiehendel in stand P (Parkeren) een bepaalde tijd in waarop het laden van de batterij op de huidige locatie moet beginnen. Als de Model S op dat tijdstip niet op de desbetreffende locatie is aangesloten op een laadstation, begint het laden automatisch zodra de auto wordt aangesloten, mits dit binnen 6 uur na het opgegeven tijdstip is. Als dit later gebeurt, zal het laden pas de volgende dag op het opgegeven tijdstip starten. U kunt deze instellingen overrulen via Start Charging ofStop Charging (zie stap 4). Als er een tijdstip voor het laden is ingesteld, wordt dit tijdstip op het instrumentenpaneel en het touchscreen van de Model S weergegeven.
4.Tik hier om het klepje van het laadcontact te openen of het opladen te starten (of te stoppen).
5.Het laden gebeurt met de maximum stroomsterkte (afhankelijk van de laadkabel) behalve wanneer de laadstroom vooraf lager werd ingesteld.
Bij 3-fasen laden is de beschikbare laadstroom de stroom per fase (tot 32 A). Tijdens het laden wordt het 3-fasensymbool voor de weergegeven stroomsterkte aangegeven.
Tik op de pijltjes omhoog/omlaag om de stroomsterkte te veranderen (bijvoorbeeld in gevallen waarbij het lichtnet waar ook andere apparatuur op is aangesloten, overbelast dreigt te raken). De laadstroom kan nooit hoger ingesteld worden dan het maximum van de aangesloten laadkabel.
Als de laadstroom wordt aangepast, wordt dat in het geheugen van de Model S opgeslagen. De volgende keer hoeft de laadstroom bij hetzelfde laadstation dan niet meer aangepast te worden.
OPMERKING: Als de laadstroom wordt beperkt, duurt het langer voordat de batterij is opgeladen.
Page 106 of 164

Model S opladenModel S opladen
6.8GEBRUIKERSHANDLEIDING MODEL S
Status van het laden
De onderstaande afbeelding dient uitsluitend ter illustratie en kan iets afwijken van de werkelijke weergave op het scherm, afhankelijk van de software-versie en het land van bestemming.
1.Laadniveau per uur
2.Beschikbare, geschatte actieradius (of energie). In plaats van een afstand, zoals hier is afgebeeld, kan hier ook een hoeveelheid energie worden weergegeven. Ga daarvoor naar Controls > Settings > Language & Units.
3.De actuele laadstroom/beschikbare stroom van het aangesloten laadstation (zie blz. 6.7).
Bij 3-fasen laden is de beschikbare laadstroom de stroom per fase en wordt het 3-fasensymbool weergegeven.
4.Geschatte toename in afstand (of energie) tot dusver tijdens deze sessie. In plaats van een afstand, zoals hier is afgebeeld, kan hier ook een hoeveelheid energie worden weergegeven. Ga daarvoor naar Controls > Settings > Language & Units.
5.Informatie over de status van het laden wordt hier aangegeven. Bijvoorbeeld de resterende tijd totdat de batterij van de Model S volledig opgeladen is met de huidige stroomsterkte. Als er een laadschema is gekoppeld aan een bepaalde locatie, wordt hier aangegeven wanneer het laden start.
6.De spanning die via de kabel geleverd wordt.
Page 107 of 164

7.1
ONDERHOUD
Onderhoudsschema
Onderhoudsintervallen................................... 7.2Dagelijkse en maandelijkse controles....... 7.2Veiligheid hoogspanningscircuit ................ 7.2
Onderhoud banden
Bandenspanning .............................................. 7.4Controle en onderhoud van banden ......... 7.5Banden en wielen vervangen....................... 7.7Gebruik van sneeuwkettingen..................... 7.8Bandenspanningcontrole .............................. 7.8
Tijdelijke bandenreparatieBandenreparatiesetje.................................... 7.10Oppompen met lucht en vulmiddel ......... 7.11Oppompen met lucht ................................... 7.12Busje met vulmiddel vervangen ............... 7.13
Reinigen
Carrosserie reinigen ...................................... 7.14Interieur reinigen ............................................ 7.15Poetsen, bijtippen en schadeherstel ....... 7.16Stofhoes ............................................................. 7.16Matten ................................................................. 7.16
Ruitenwissers en -sproeiers
Ruitenwisserbladen controleren en vervangen.......................................................... 7.17Ruitensproeiers reinigen.............................. 7.17
Vloeistofreservoirs
Afdekplaat servicecompartiment verwijderen ....................................................... 7.18Koelvloeistof batterij controleren ............ 7.18Remvloeistof .................................................... 7.19Ruitensproeiervloeistof bijvullen ............. 7.20
ZekeringenPlaats van zekeringkasten .......................... 7.21Zekering vervangen...................................... 7.21Zekeringkast 1 ................................................. 7.22Zekeringkast 2 ................................................ 7.23Zekeringkast 3 ................................................ 7.24Zekeringkast 4 ................................................ 7.25
Opkrikken en heffen
Opkrikken.......................................................... 7.26
Onderdelen en accessoires
Onderdelen, accessoires en modificaties...................................................... 7.27Schadeherstel.................................................. 7.27
Page 108 of 164

OnderhoudsschemaOnderhoudsschema
7.2GEBRUIKERSHANDLEIDING MODEL S
ONDERHOUDOnderhoudsschemaOnderhoudsintervallen
Regelmatig onderhoud is de beste garantie om er altijd op te kunnen vertrouwen dat uw Model S onder alle omstandigheden veilig en efficiënt blijft functioneren.
Breng uw auto voor het reguliere onderhoud eens per jaar of elke 20.000 kms, al naar gelang wat het eerst wordt bereikt, naar een Tesla Servicecentrum.
Laat onderhoud en reparatie uitsluitend door erkende Tesla-technici uitvoeren. Schades en defecten tengevolge van onderhoud of reparaties door niet-erkende Tesla-technici vallen niet onder garantie.
Vloeistoffen vervangen
Ve r v a n g d e ko e l v l o e i s t o f vo o r d e b a t t e r i j e n d e remvloeistof niet zelf en vul dit ook niet zelf bij. Te s l a - t e c h n i c i d o e n d i t v o l g e n s h e t voorgeschreven onderhoudsschema:
•Remvloeistof - elke 2 jaar of 40.000 kms, al naar gelang wat het eerst wordt bereikt.
•Koelvloeistof batterij - elke 4 jaar of 80.000 kms, al naar gelang wat het eerst wordt bereikt.
OPMERKING: Schade tengevolge van het openen van het koelvloeistofreservoir van de batterij valt niet onder garantie.
Dagelijkse en maandelijkse
controles
Naast het voorgeschreven onderhoud door Tesla moet u zelf regelmatig ook een paar eenvoudige controles doen.
Dagelijkse controles
•Controleer het laadniveau van de batterij, aangegeven op het instrumentenpaneel.
•Controleer de werking van de verlichting, de claxon, de richtingaanwijzers, de ruitenwissers en de ruitensproeiers.
•Controleer de werking van de remmen en de parkeerrem.
•Controleer de werking van de veiligheidsgordels (zie blz 3.5).
•Controleer onder de auto of er niets lekt. Er kan er zich een klein plasje water onder de auto vormen (afkomstig van de airconditioning).
Maandelijkse controles
•Controleer de staat van de banden en de bandenspanning van elke band (zie blz 7.4).
•Controleer het niveau van de ruitensproeiervloeistof en vul het reservoir zo nodig bij (zie blz 7.20).
•Controleer de werking van de airconditioning (zie blz 5.10).
AANWIJZING: Neem direct contact op met Tesla als een vloeistofniveau plotseling sterk gedaald is en u ziet dat de banden onregelmatig verslijten.
Veiligheid hoogspanningscircuit
Ve i l i g h e i d h e e f t b i j d e o n t w i k ke l i n g e n d e b o u w van de Model S voorop gestaan. Neem de onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht om uzelf te beschermen tegen de risico's van hoogspanningssystemen:
•Lees en volg alle instructies en aanwijzingen op de stickers van de Model S. Deze stickers zijn er voor uw veiligheid.
•Het hoogspanningssysteem bevat geen losse onderdelen die onderhouden of gerepareerd moeten/kunnen worden. Onderdelen, kabels en stekkers van het hoogspanningscircuit mogen niet gedemonteerd, verwijderd of vervangen worden. Hoogspanningskabels zijn oranje gekleurd zodat ze gemakkelijk te herkennen zijn.
Page 109 of 164

Onderhoudsschema
ONDERHOUD7.3
•Raak na een aanrijding nooit de hoogspanningsbedrading en stekkers en onderdelen die hierop zijn aangesloten, aan.
•Als er onverhoopt brand zou uitbreken, neem dan direct contact op met de brandweer.
WA A R S C H U W I N G : N e e m d e oplaadkabel altijd los voordat er werkzaamheden onder de auto uitgevoerd worden, ook als de batterij op dat moment niet opgeladen wordt.
WAARSCHUWING: Houd uw handen en kleding uit de buurt van koelventilatoren. Sommige ventilatoren werken ook als de auto uitgeschakeld is.
WA A R S C H U W I N G : S o m m i g e vloeistoffen (accuzuur, koelvloeistof, remvloeistof, additieven in de ruitensproeiervloeistof enz.) die in auto's worden gebruikt zijn giftig en mogen niet ingeademd of ingeslikt worden, of in contact komen met de huid. Lees daarom altijd eerst de gebruiksvoorschriften op de verpakking.
Vo e r v l o e i s t o f f e n e n c h e m i s c h e s t o f f e n altijd via een officieel milieudepot af. Ve r v u i l i n g v a n h e t o p e n b a re r i o o l , o p e n w a t e r of de grond is verboden.
Page 110 of 164

Onderhoud bandenOnderhoud banden
7.4GEBRUIKERSHANDLEIDING MODEL S
Onderhoud banden
Bandenspanning
Zorg dat de banden altijd op de juiste spanning zijn. De gegevens over de banden staan op een sticker op de linker middenstijl (gegevens op de sticker aanhouden, ook al staat er iets anders op de band).
Het controlelampje van de bandenspanningcontrole op het instrumentenpaneel waarschuwt als de spanning in één of meerdere banden te laag of te hoog is.
Het lampje gaat niet direct uit als de band op de juiste spanning is gebracht. Rijd minstens 10 minuten met een snelheid van meer dan 40 km/h om het TPMS een nieuwe meting te laten doen waarna de waarschuwing verdwijnt.
Als het controlelampje elke keer bij het aanzetten van het contact gedurende één minuut knippert, is er een storing in het systeem geconstateerd (zie blz 7.9).
Bandenspanning controleren en aanpassen
Vo l g d e o n d e r s t a a n d e a a n w i j z i n g e n a l s de banden koud zijn en de auto minstens 3 uur stil heeft gestaan:
1.Ve r w i j d e r h e t ve n t i e l d o p j e .
2.Druk de bandenspanningmeter stevig op het ventiel.
3.Breng de band zo nodig op de juiste spanning.
4.Controleer de bandenspanning nogmaals met de meter.
5.Laat, als de bandenspanning te hoog is, enige lucht ontsnappen door het metalen pennetje in het midden van het ventiel in te drukken.
6.Controleer de bandenspanning nogmaals met de meter en breng de band zo nodig op de juiste spanning.
7.Schroef het dopje op het ventiel om het tegen vuil te beschermen. Controleer het ventiel regelmatig op beschadigingen en lekkage.
WA A R S C H U W I N G : E e n t e l a g e bandenspanning is de meest voorkomende oorzaak van bandenproblemen. Het kan leiden tot oververhitting waardoor scheuren kunnen optreden, koordlagen kunnen losraken en een klapband kan ontstaan. De bestuurder kan de controle over de auto verliezen en er is een grote kans op ernstige ongevallen. Een te lage bandenspanning zorgt ook voor een kleinere actieradius en verkort de levensduur van de banden.
WA A R S C H U W I N G : C o n t r o l e e r d e bandenspanning met een bandenspanningmeter en als de banden koud zijn. De banden zijn na één kilometer al zo ver opgewarmd dat de meting niet betrouwbaar meer is. Ook de felle zon of extreem warm weer kan de bandenspanning beïnvloeden. Wees niet verbaasd over hogere waardes als u de bandenspanning meet als de banden warm zijn. Laat geen lucht uit warme banden ontsnappen om de voorgeschreven waardes die gelden voor koude banden, te bereiken. Een warme band met een spanning gelijk aan of lager dan de voorgeschreven waarde heeft een gevaarlijk lage bandenspanning.
Page 111 of 164

Onderhoud banden
ONDERHOUD7.5
WA A R S C H U W I N G : G e b r u i k g e e n andere vulmiddelen dan die uit het bandenreparatiesetje van Tesla. Bij het gebruik van andere middelen kunnen de bandenspanningsensoren defect raken. Als ugeen bandenreparatiesetje bij uw ModelS heeft, koop er dan een bij Tesla.
Controle en onderhoud van banden
Controleer de wangen en het loopvlak van de banden regelmatig op slijtage en beschadigingen (uitstulpingen, scheuren enz.).
WA A R S C H U W I N G : R i j d n i e t m e t d e a u t o als een band beschadigd of versleten is en ook niet als de bandenspanning te laag is. Controleer de banden regelmatig op slijtage en beschadigingen zoals scheuren, uitstulpingen, losse koordlagen.
Bandenslijtage
De Model S is af-fabriek voorzien van banden met een slijtage-indicator in het loopvlak. Als het profiel tot op 1,6 mm, is versleten, komen deze indicatoren aan het oppervlak en ontstaat er een streep over de volle breedte van het loopvlak van de band.
Ve r va n g e e n b a n d d i re c t a l s d e slijtage-indicator zichtbaar is of als de wettelijk voorgeschreven minimum profieldiepte is bereikt.
Wielen wisselen, balanceren en uitlijnen
Te s l a a d v i s e e r t o m d e w i e l e n e l k e 8 . 0 0 0 k m t e wisselen. Controleer na het wisselen van de wielen altijd de bandenspanning.
OPMERKING: Verwissel geen banden bij Performance Plus modellen.
Wielen met een onbalans (merkbaar als een trilling in het stuur) hebben een negatieve invloed op de rijeigenschappen en verkorten de levensduur van de banden. Ook bij normaal gebruik van de auto kan er op enig moment een onbalans in de wielen optreden. Laat de wielen in dat geval opnieuw balanceren.
Laat de wielen opnieuw uitlijnen als er sprake is van onregelmatige (scheef afgesleten band) of overmatige slijtage.
Page 112 of 164

Onderhoud bandenOnderhoud banden
7.6GEBRUIKERSHANDLEIDING MODEL S
Lekke band
Controleer de bandenspanning regelmatig om te voorkomen dat u onderweg met een lekke band wordt geconfronteerd. Laat een lekke band zo snel mogelijk repareren of vervangen. Rijd niet door met een lekke band, ook niet als de band niet helemaal is leeggelopen. Een lekke band kan opeens helemaal leegraken.
Tu b e l e s s b a n d e n k u n n e n n i e t z o m a a r l e k r a k e n , tenminste zolang het object dat het gaatje veroorzaakt (bijv. een spijker) maar in het rubber blijft zitten. Als u onder het rijden plotseling een sterke trilling voelt of vermoedt dat er een band beschadigd is, verminder dan direct uw snelheid. Rijd langzaam, vermijd sterk remmen en sturen en stop op een veilige plaats. Laat uw auto naar een Tesla Servicecentrum of een bandenspecialist brengen.
In sommige gevallen kunt u kleine gaatjes (minder dan 6 mm) repareren met een bandenreparatiesetje dat optioneel verkrijgbaar is bij Tesla. Dan kunt u met een aangepaste snelheid zelf naar een Tesla Servicecentrum of een bandenspecialist rijden (zie blz 7.10).
WA A R S C H U W I N G : R i j d n i e t d o o r m e t een lekke band. Ook niet als de band niet helemaal is leeggelopen, een lekke band kan op elk willekeurig moment ineens helemaal leegraken.
Vlakke kanten
Als de auto gedurende lange tijd heeft stilgestaan, kunnen er vlakke kanten op de banden ontstaan. Deze vlakke kanten zullen een trilling veroorzaken, dit verdwijnt vanzelf als de banden warm worden en hun oorspronkelijke vorm weer aannemen.
U kunt de banden op de maximale spanning brengen (zie bandensticker) om het ontstaan van vlakke kanten tegen te gaan maar vergeet niet om de banden eerst weer op de normale spanning te brengen voordat u met de auto gaat rijden.
Rijden in koude gebieden
Banden presteren minder goed in erg koude gebieden, dat betekent minder grip en een grotere kans op ongelukken. Banden worden stug als ze erg koud worden, daardoor kunnen ze de eerste kilometers tijdens het opwarmen rumoerig zijn. Neem contact op met Tesla voor advies over het gebruik van winterbanden.