Page 177 of 288

Keuze van de
versnellingen
Schakel een hogere versnelling in zodra
de verkeers- en wegomstandigheden
dit toelaten. Snel accelereren met
een lage versnelling verhoogt het
brandstofverbruik. Ook het oneigenlijk
gebruik van een hoge versnelling doet
het verbruik en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen toenemen en
veroorzaakt motorslijtage.
Topsnelheid
Bij een hogere snelheid neemt het
brandstofverbruik fors toe. Rijd dus
zoveel mogelijk met een constante
snelheid, vermijd overbodig remmen en
optrekken. Dit kost alleen brandstof
en verhoogt tevens de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Bruusk optrekken kost veel brandstof
en verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen: geef geleidelijk aan gas
zonder het maximum toerental te
overschrijden.GEBRUIKSOMSTANDIG
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud
starten kan de motor niet de optimale
bedrijfstemperatuur bereiken. Hierdoor
neemt zowel het brandstofverbruik
(van +15% tot +30% in stadsverkeer)
als de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen toe.
Verkeerssituatie en
conditie van het wegdek
Op drukke wegen, bijvoorbeeld bij
filerijden waarbij vooral lage
versnellingen worden gebruikt, of in de
stad waar zich veel verkeerslichten
bevinden, zal het brandstofverbruik
aanmerkelijk hoger zijn. Ook bochtige
trajecten over bergwegen en een slecht
wegdek verhogen het
brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Bij langdurig stilstaan (bijv. voor
spoorwegovergangen) is het raadzaam
de motor af te zetten.TREKKEN VAN
AANHANGERS
BELANGRIJK
Voor het trekken van aanhangers of
caravans moet het voertuig zijn
voorzien van een goedgekeurde
trekhaak en een geschikte elektrische
installatie. De montage moet door
een vakspecialist worden uitgevoerd.
Monteer eventuele speciale en/of extra
achteruitkijkspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van
de auto door het gewicht van een
aanhanger wordt gereduceerd. Ook de
remweg wordt langer en er is meer
tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in bij een
helling omlaag om een continu gebruik
van de rem te voorkomen.
173
HEDEN
Page 178 of 288

Op de trekhaak rust het gewicht van de
aanhanger waardoor het laadvermogen
van de auto proportioneel wordt
gereduceerd. Om er zeker van te zijn
dat het maximum toelaatbaar
getrokken gewicht (op de
typegoedkeuring vermeld) niet wordt
overschreden, dient men in acht te
nemen dat deze waarde betrekking
heeft op het toelaatbare gewicht van
een volgeladen aanhangwagen,
inclusief accessoires en bagage.
Neem de snelheidsbeperkingen van het
land waarin u rijdt voor auto’s met
aanhanger in acht. Rijd in geen geval
harder dan 100 km/h.
MONTAGE VAN DE
TREKHAAK
Neem contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk voor de montage van
een trekhaak.
109) 110)
BELANGRIJK
109) Het ABS waarmee de auto is
uitgerust heeft geen controle
over het remsysteem van de
aanhanger. Wees bijzonder
voorzichtig op gladde wegen.110) Probeer nooit de remwerking
van de aanhanger te beïnvloeden
door wijzigingen aan het
remsysteem van de auto uit te
voeren. Het remsysteem van de
aanhanger moet volledig
onafhankelijk zijn van het
hydraulische systeem van de auto.
WINTERBANDEN
De winterbanden moeten dezelfde
maat hebben als de standaard
geleverde banden: het Alfa Romeo
Servicenetwerk staat u bij om de meest
geschikte band te kiezen.
Gebruik winterbanden alleen in geval
van ijs of sneeuw op de wegen.
111)
Voor het type band, de
bandenspanning en de specificaties
van de winterbanden, de aanwijzingen
gegeven in de paragraaf “Wielen” in het
hoofdstuk “Technische gegevens”
opvolgen.
De specifieke eigenschappen van
winterbanden verminderen drastisch
wanneer de profieldiepte minder is dan
4 mm. Vervang in dergelijke gevallen
de wielen.
Door hun specifieke eigenschappen zijn
de prestaties van winterbanden onder
normale omstandigheden of wanneer
lang op de snelweg wordt gereden,
lager dan die van de standaard
gemonteerde banden. Beperk het
gebruik van winterbanden daarom
uitsluitend tot de omstandigheden
waarvoor ze zijn goedgekeurd.
174
STARTEN EN RIJDEN
Page 179 of 288

Alle vier de banden moeten hetzelfde
zijn (merk en profieldiepte) zijn om
grotere veiligheid te garanderen tijdens
het rijden en remmen en de reactie
van het voertuig alerter te maken. Het
wordt afgeraden de draairichting van de
banden om te draaien.
BELANGRIJK
111) De maximumsnelheid voor
winterbanden met de indicatie
“Q” is 160 km/h; 190 km/h voor
winterbanden met de indicatie “T”
en 210 km/h voor winterbanden
met de indicatie"H". De
snelheidsbeperkingen moeten
echter altijd worden
gerespecteerd.
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen moet
aan de plaatselijke voorschriften
voldoen. Sneeuwkettingen mogen
alleen op de banden van de voorwielen
(aandrijfwielen) gemonteerd worden.
Controleer de spanning van de
sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.
Gebruik sneeuwkettingen di weinig
ruimte innemen: gebruik op alle versies,
voor 195/55 R16", 205/55 R16" en
225/45 R17" banden, sneeuwkettingen
die maximaal 9 mm buiten het
bandprofiel uitsteken.
23)
BELANGRIJK Op het noodreservewiel
kunnen geen sneeuwkettingen
gemonteerd worden. Als een voorband
(aandrijfwiel) lek raakt en er
sneeuwkettingen gebruikt moeten
worden, verwijder dan een normaal wiel
van de achteras en monteer het
noodreservewiel op de achteras. Zo
beschikt de vooras over twee normale
wielen waarop sneeuwkettingen
gemonteerd kunnen worden.
BELANGRIJK
23) Beperk de snelheid als
sneeuwkettingen gemonteerd
zijn; rijd niet harder dan 50 km/h.
Vermijd kuilen, trottoirbanden
en stoepen en rijd geen lange
stukken op sneeuwvrije wegen om
de auto en het wegdek niet te
beschadigen.
175
Page 180 of 288

DE AUTO
LANGDURIG
STALLEN
Tref de volgende voorzorgen als de
auto langer dan een maand niet
gebruikt zal worden:
❒parkeer de auto in een overdekte,
droge en indien mogelijk goed
geventileerde ruimte en zet de ruiten
iets open;
❒controleer of de handrem niet is
aangetrokken;
❒koppel de minpool van de accu los
en controleer de laadtoestand.
Gedurende de stilstand moet deze
controle iedere drie maanden worden
herhaald;
❒als de accu niet van de elektrische
installatie wordt losgekoppeld,
controleer dan elke maand de lading;
❒maak de met lak gespoten delen
schoon en behandel ze met een
beschermende was;
❒reinig en bescherm de glanzende
metalen delen met speciale middelen
die in de handel verkrijgbaar zijn;
❒bestrooi de wisserrubbers van de
ruitenwissers en achterruitwisser met
talkpoeder en til ze van de ruit op;
❒zet de ruiten iets open;❒dek de auto af met een doek of een
geperforeerde kunststof hoes.
Gebruik geen dichte plastic hoezen,
omdat het op de carrosserie
aanwezige vocht dan niet kan
verdampen.
❒pomp de banden 0,5 bar boven de
voorgeschreven spanning op en
controleer de spanning met
regelmatige tussenpozen;
❒tap het koelsysteem van de motor
niet af;
❒Laat, elke keer dat de auto twee
weken of langer niet gebruikt wordt,
de airco ongeveer 5 minuten werken,
ingesteld op de buitenlucht en met
de ventilator in de maximumstand,
terwijl de motor stationair draait.
Deze handeling zal voor de juiste
smering zorgen om de mogelijkheid
van beschadiging van de compressor
tot een minimum te beperken
wanneer het systeem weer
in werking wordt gesteld.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen.
176
STARTEN EN RIJDEN
Page 181 of 288
NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen
dat in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis telefoonnummer
00 800 2532 4200 bellen om het
dichtstbijzijnde Alfa Romeo Servicepunt
te vinden.DE MOTOR STARTEN ....................178
EEN WIEL VERVANGEN .................179
"FIX&GO AUTOMATIC" KIT .............185
EEN LAMP VERVANGEN ................188
BUITENLAMPEN VERVANGEN .......191
LAMPEN BINNENVERLICHTING
VERVANGEN ..................................194
ZEKERINGEN VERVANGEN ............196
ACCU OPLADEN ............................205
OPHEFFEN VAN HET VOERTUIG ...205
SLEPEN VAN DE AUTO ..................206
177
Page 182 of 288

DE MOTOR STARTEN
Neem onmiddellijk contact op met het
Alfa Romeo Servicenetwetwerk als
het waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel continu blijft
branden.
STARTEN MET
HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met een hulpaccu met
dezelfde of een iets hogere capaciteit
dan de lege accu.
24) 25)112)
Ga als volgt te werk om te starten:
❒verbind de plusklem (+) fig. 138 van
de hulpaccu alleen op het door de
pijl aangegeven punt van de
autoaccu (OK-aanduiding) en
nergens anders;
❒sluit met een tweede startkabel de
minklem(−)vandehulpaccu aan
op een massapunt
op de motor of
de versnellingsbak/transmissie van
de auto die gestart moet worden;
❒start de motor, maak als de motor
gestart is, de kabels in omgekeerde
volgorde los.Lees voor versies met het Start&Stop
systeem, in geval van starten met
een hulpaccu, de paragraaf
“Start&Stop systeem” in het hoofdstuk
“Kennismaking met de auto”.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, contact opnemen met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.ROLLEND STARTEN
Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden.
BELANGRIJK
24) Verbind de minklemmen van de
twee accu’s niet rechtstreeks met
elkaar! Als de hulpaccu in een
ander voertuig is gemonteerd,
vermijden dat er per ongeluk
contact gemaakt wordt tussen de
metalen delen van beide
voertuigen.
25) Gebruik nooit een accusnellader
om de motor te starten, aangezien
dit kan leiden tot beschadiging
van de elektronische systemen en
de regeleenheden van de
ontsteking en de
brandstoftoevoer.
138A0K0247
178
NOODGEVALLEN
Page 183 of 288

BELANGRIJK
112) Deze procedure moet
uitgevoerd worden door
gekwalificeerd personeel
aangezien onjuiste handelingen
kunnen leiden tot zeer sterke
elektrische ontladingen.
Bovendien is accuvloeistof giftig
en corrosief: vermijd contact
met huid en ogen. Houd open
vuur uit de buurt van de accu.
Rook niet. Veroorzaak geen
vonken.
EEN WIEL
VERVANGEN
ALGEMENE INSTRUCTIES
De auto is uitgerust met de kit "Fix&Go
Automatic": zie de paragraaf “Fix&Go
automatic kit” voor de beschrijving van
de werking van de kit.
Als alternatief voor de “Fix&Go
Automatic kit” kan de auto uitgerust
worden met een noodreservewiel: zie
de aanwijzingen op de volgende
pagina's om een wiel te vervangen.
113) 114) 115) 116) 117)
KRIK
Ter informatie herinnert men eraan dat:
❒de krik weegt 1,76 kg;
❒de krik behoeft geen afstelling;
❒de krik niet kan worden gerepareerd:
in geval van defect moet de krik door
een origineel exemplaar worden
vervangen;
❒afgezien van de slinger mag geen
enkel ander gereedschap op de
krik gemonteerd worden.
Ga als volgt te werk om een wiel te
vervangen:❒stop het voertuig op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en waar
het wiel op veilige wijze vervangen
kan worden. De ondergrond moet zo
vlak mogelijk en voldoende stevig
zijn;
❒zet de motor af, trek de handrem aan
en schakel de 1
steversnelling of de
achteruit in. Doe het reflecterende
veiligheidsvest (wettelijk verplicht) aan
voordat u uit de auto stapt;
❒open de achterklep, til de
vloerbedekking op met het handvat A
fig. 139;
❒neem sleutel A fig. 140 uit de
gereedschapshouder, draai de
blokkeerschroef los, neem de
gereedschaphouder B uit en plaatst
hem naast het te vervangen wiel.
Neem het noodreservewiel C;
139A0K0648
179
Page 184 of 288

❒draai de wielbouten ongeveer een
slag los met de sleutel A fig. 141.
Bij versies met lichtmetalen velgen,
de auto schudden om de velg
makkelijker van de wielnaaf
te verwijderen.
❒plaats de krik onder de auto, nabij
het te verwisselen wiel. Let bijzonder
op zodat de spoilers/miniskirts (indien
voorzien) niet beschadigd raken;❒gebruik het toestel A fig. 142 om de
krik te verlengen tot de bovenkant
van de krik B fig. 143 in de rand
C van de chassisbalk komt;
❒waarschuw de passagiers/
omstanders dat de auto wordt
opgekrikt; zorg dat niemand in de
nabijheid van de auto komt tot de
auto weer helemaal op grond staat;❒plaats de slinger D in de zitting in
voorziening A en krik de auto op
tot het wiel zich enkele centimeters
boven de grond bevindt;
❒voor versies met wieldeksel, verwijder
het wieldeksel na de 4 wielbouten te
hebben losgedraaid en draai
vervolgens de vijfde wielbout los om
het wiel te verwijderen;
❒zorg dat de contactvlakken van het
noodreservewiel en de velg schoon
zijn om het loskomen van de
wielbouten te voorkomen;
❒monteer het noodreservewiel door de
eerste wielbout twee slagen aan te
draaien in het gat dat zich het dichtst
bij het ventiel bevindt;
❒neem de sleutel A fig. 140 en draai
de wielbouten volledig vast;
❒draai aan de slinger van de krik D om
de auto omlaag te brengen. Verwijder
de krik;
❒gebruik de sleutel A om de
wielbouten kruiselings vast
te draaien, in de volgorde die is
aangegeven in fig. 144;
❒het is raadzaam om bij vervanging
van een lichtmetalen velg het wiel
ondersteboven te plaatsen, met het
versierde gedeelte naar boven
gericht.
140A0K0649
141A0K0650
142A0K0651
143A0K0652
180
NOODGEVALLEN