Page 233 of 288

❒draai de contactsleutel naar de stand
STOP wanneer de wisserarm aan
bestuurderszijde de zijstijl van de
voorruit bereikt en til het wisserblad
op naar de ruststand;
❒leg de wisserarm terug tegen de ruit
alvorens de ruitenwissers in te
schakelen.
37)
"Servicestand"
Inschakeling van de functie
Dankzij de functie "Servicestand" kan
de bestuurder de wisserbladen
eenvoudiger vervangen, door ze tegen
sneeuw te beschermen.
Schakel, om deze functie in te
schakelen, de ruitenwissers uit
(draaischakelaar A fig. 191 in standO)
voordat u de contactsleutel naar STOP
draait.
Deze functie kan slechts binnen 2
minuten nadat de contactsleutel naar
STOP is gedraaid ingeschakeld
worden.
Beweeg, voor inschakeling van deze
functie, de hendel minstens een halve
seconde omhoog (onstabiele stand).Elke keer dat de functie correct
ingeschakeld wordt, bewegen de
wisserbladen om de goede ontvangst
van het commando aan te geven.
Dit commando kan maximaal drie keer
herhaald worden. Daarna wordt de
functie uitgeschakeld.
Als de sleutel na gebruik van deze
functie teruggebracht wordt in de stand
MAR en de wisserbladen zich niet in
de stopstand bevinden, worden ze
uitsluitend in de stopstand van de 1e
snelheid gebracht als een commando
met die hendel wordt gegeven (door de
hendel in de onstabiele stand te
brengen) of wanneer sneller dan 5 km/h
wordt gereden.Uitschakeling van de functie
De functie wordt uitgeschakeld als:
❒twee minuten zijn verstreken sinds de
contactsleutel naar STOP is
gedraaid;
❒de contactsleutel naar MAR wordt
gedraaid en de wisserbladen zich
in de stopstand bevinden;
❒hij 3 keer ingeschakeld is.
Wisserblad achterruit
vervangen
Ga als volgt te werk:
❒til de afdekking A fig. 192 op, draai
de moer B los en verwijder de
wisserarm C;
❒plaats de nieuwe wisserarm op
correcte wijze, draai de moer B
volledig vast en breng de afdekking A
omlaag.
191A0K0557
192A0K0533
229
Page 234 of 288

RUITENSPROEIERS
Ruitensproeier
De sproeiers van de voorruit zijn niet
verstelbaar fig. 193.
Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir zit
(zie paragraaf “Controle van
vloeistofniveaus” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de
sproeikoppen niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een speld om ze vrij te
maken.Achterruitsproeier
De sproeier bevindt zich boven de
achterruit fig. 194.
De sproeiers van de achterruit zijn niet
verstelbaar.
KOPLAMPSPROEIERS
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bevinden zich in de voorbumper
fig. 195.De koplampsproeiers worden
ingeschakeld wanneer bij brandend
dimlicht en/of grootlicht de
ruitensproeiers worden ingeschakeld.
Controleer regelmatig de conditie en de
aanwezigheid van vuil in de
koplampsproeiers.
BELANGRIJK
154) Rijden met versleten
wisserbladen is bijzonder
gevaarlijk, doordat het zicht onder
slechte weersomstandigheden
wordt beperkt.
BELANGRIJK
37) Schakel de ruitenwissers niet
met van de ruit opgeheven
wisserbladen in.
193A0K0139
194A0K0102
195A0K0534
230
ONDERHOUD EN ZORG
Page 235 of 288

CARROSSERIE
BESCHERMING TEGEN
ATMOSFERISCHE
INVLOEDEN
Op de auto zijn de beste
technologische oplossingen toegepast
om de carrosserie tegen roest te
beschermen.
Deze omvatten:
❒lakproducten en lakspuitsystemen
die de auto de benodigde weerstand
tegen roest en schurende elementen
verschaffen
❒toepassing van verzinkte (of
voorbehandelde) plaatdelen met een
hoge corrosiebestendigheid;
❒het aanbrengen van
kunststofmaterialen met een
beschermende functie op de meest
blootgestelde delen: onderzijde
portieren, binnenzijde spatborden,
randen enz.;
❒toepassing van "open" holle ruimtes
om te voorkomen dat
condensvorming en vochtophoping
roest van binnenuit bevorderen;
❒toepassing van speciale
beschermlagen op slijtagevoelige
delen (bv. achterklep, portieren, etc.).CARROSSERIEGARANTIE
De auto bezit een garantie tegen
doorroesten, veroorzaakt door corrosie,
van alle originele structuur- of
carrosseriedelen. Voor de algemene
voorwaarden van deze garantie wordt
verwezen naar het garantieboekje.
TIPS VOOR HET BEHOUD
VAN DE CARROSSERIE
Lakwerk
6)38)
Werk beschadigingen van de laklaag,
zoals krassen en schuurplekken,
onmiddellijk bij om roestvorming te
voorkomen.
Het normale onderhoud van de lak
beperkt zich tot het wassen van de
auto: de frequentie is afhankelijk van
het gebruik van de auto en van de
omgeving. Zo is het bijvoorbeeld
raadzaam de auto vaker te wassen in
gebieden met sterke
luchtverontreiniging of bij het rijden over
wegen met strooizout.
Bij sommige versies kan de auto op
aanvraag worden uitgerust met een
exclusieve matte lak die, om intact te
blijven, speciale zorg vereist: zie
hetgeen beschreven in de
waarschuwing.
39)
Volg onderstaande aanwijzingen om de
auto correct te wassen:
❒verwijder de antenne van het dak als
de auto in een wastunnel wordt
gewassen;
❒als voor het wassen van de auto
hogedrukreinigers worden gebruikt,
houd dan een afstand van minimaal
40 cm t.o.v. de carrosserie aan
om beschadiging of aantasting te
voorkomen. Onthoud dat stagnerend
water op lange termijn de auto kan
beschadigen.
❒maak de carrosserie eerst nat met
een waterstraal onder lage druk;
❒was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing
en spoel de spons regelmatig uit;
❒spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Droog de minder zichtbare delen (bijv.
randen van portieren, motorkap,
koplampranden) zorgvuldig, aangezien
in deze zones water makkelijker kan
stagneren. Was de auto nooit als hij in
de zon heeft gestaan of als de
motorkap nog warm is: de glans van de
lak kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen moeten
op dezelfde wijze als de rest van de
auto gewassen worden.
231
Page 236 of 288

BELANGRIJK
Parkeer de auto zo min mogelijk onder
bomen: de hars die uit de bomen
druppelt, maakt de lak mat en vergroot
de kans op roestvorming.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat
hierin bijzonder agressieve zuren
aanwezig zijn.
Ruiten
Gebruik specifieke
schoonmaakmiddelen en schone,
zachte doeken om krassen en
beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Veeg het
binnenoppervlak van de achterruit
voorzichtig met een doek af, en volg
hierbij de richting van de elektrische
weerstandsdraden om de
achterruitverwarming niet te
beschadigen.
Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die
in water met een specifiek
autowasmiddel is gedrenkt.BELANGRIJK Gebruik nooit
aromatische stoffen (bijv. benzine) of
ketonen (bijv. aceton) om de plastic
lampglazen van de koplampen te
reinigen.
BELANGRIJK Als de auto met een
hogedrukreiniger wordt gewassen,
moet de straal op minstens 20 cm van
de koplampen worden gehouden.
Motorruimte
Spuit de motorruimte na het
winterseizoen zorgvuldig uit: hierbij mag
de waterstraal niet rechtstreeks op de
elektronische regeleenheden of op
de motoren van de ruitenwissers
worden gericht. Laat deze
werkzaamheden uitvoeren door een
gespecialiseerd bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van
de motorruimte moet de contactsleutel
in de stand STOP staan en de motor
koud zijn. Controleer na het reinigen of
de verschillende beschermingen (bijv.
rubberen doppen en kappen) niet
verwijderd of beschadigd zijn.
BELANGRIJK
6) Schoonmaakmiddelen
veroorzaken waterverontreiniging.
Was daarom de auto op een
plaats waar het afvalwater direct
wordt opgevangen en gezuiverd.
BELANGRIJK
38) Om de esthetische
eigenschappen van de lak te
behouden, mogen er geen
schuur- en/of polijstproducten
voor het reinigen van de auto
worden gebruikt.
232
ONDERHOUD EN ZORG
Page 237 of 288

39) Niet wassen met rollen en/of
borstels in autowasstraten.
Gebruik voor het wassen van de
auto, uitsluitend met de hand,
pH-neutrale reinigingsmiddelen;
droog af met een vochtige zeem.
Schuur- en/of polijstmiddelen
mogen niet gebruikt worden om
de auto schoon te maken.
Vogelpoep moet zo snel en zo
goed mogelijk verwijderd worden,
omdat hierin bijzonder agressieve
zuren aanwezig zijn. Vermijd
(indien mogelijk) om de auto
onder bomen te parkeren;
verwijder plantaardige harsen
onmiddellijk omdat deze, als deze
drogen, alleen verwijderd kunnen
worden met schuur- en/of
polijstmiddelen die ten zeerste
afgeraden zijn omdat ze de
karakteristieke matheid van de lak
kunnen aantasten. Gebruik geen
onverdunde
ruitensproeiervloeistof om de
voorruit en achterruit te reinigen;
verdun dit met minstens 50%
water. Gebruik alleen onverdunde
ruitensproeiervloeistof wanneer
de buitentemperaturen dit
vereisen,INTERIEUR
155) 156) 157)
Controleer regelmatig of het interieur
schoon is, ook onder de matten, om
roesten van het plaatwerk te
voorkomen.
STOELEN EN STOFFEN
BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel of
een stofzuiger. Gebruik een vochtige
borstel voor velours bekleding. Reinig
de stoelen met een spons bevochtigd
in een oplossing van water en neutrale
zeep.
LEDEREN STOELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Verwijder het droge vuil met een
zeemleren lap of een iets vochtige
doek, zonder al te veel druk uit te
oefenen. Dep vloeistoffen of vetvlekken
op met een absorberende, droge
doek zonder hierbij te wrijven. Reinig
vervolgens met een zachte doek of een
zeemleren lap bevochtigd met water
en neutrale zeep. Als de vlek nog niet
verwijderd is, gebruik dan een speciaal
reinigingsmiddel en volgt de
aanwijzingen strikt op.BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol.
Controleer of de gebruikte
reinigingsproducten geen alcohol of
alcoholderivaten, zelfs niet in kleine
hoeveelheden bevatten.
KUNSTSTOF EN
GECOATE
INTERIEURDELEN
Reinig kunststof interieurdelen met een
vochtige doek (bij voorkeur een
microvezeldoek) en een oplossing van
water en een neutraal, niet-schurend
reinigingsmiddel. Gebruik voor het
reinigen van olieachtige of hardnekkige
vlekken speciale producten zonder
oplosmiddelen die het originele
voorkomen en de kleur van de
interieurdelen niet veranderen.
Verwijder stof met een microvezeldoek,
eventueel bevochtigd met water. Het
gebruik van papieren doekjes wordt
afgeraden, aangezien deze resten
achterlaten.
40)
233
Page 238 of 288

LEDEREN
INTERIEURDELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Gebruik uitsluitend water en neutrale
zeep om deze delen schoon te maken.
Gebruik nooit alcohol of producten
op basis van alcohol. Controleer
alvorens een specifiek product voor
interieurreiniging te gebruiken, of het
geen alcohol en/of stoffen op basis van
alcohol bevat.
BELANGRIJK
155) Gebruik nooit ontvlambare
producten zoals petroleum of
wasbenzine voor het reinigen van
het interieur van de auto. De
elektrostatische lading die door
het wrijven tijdens het reinigen
ontstaat, kan brand veroorzaken.
156) Bewaar geen spuitbussen in de
auto: ontploffingsgevaar.
Spuitbussen mogen niet
blootgesteld worden aan
temperaturen boven 50°C.
Wanneer de auto in de zon staat,
kan de binnentemperatuur deze
waarde ruim overschrijden.157) Er mogen geen obstakels op de
vloer onder de pedalen liggen;
verzeker u ervan dat de matten
altijd plat liggen en niet in
aanraking komen met de pedalen.
BELANGRIJK
40) Gebruik nooit alcohol, benzine
en afgeleide producten om het
dashboard en het glas van het
instrumentenpaneel te reinigen.
234
ONDERHOUD EN ZORG
Page 239 of 288

TECHNISCHE GEGEVENS
Alles dat u nuttig kunt vinden om te
begrijpen hoe uw auto is gemaakt en
hoe hij werkt is in dit hoofdstuk vermeld
en wordt toegelicht met gegevens,
tabellen en grafieken. Voor de
liefhebbers en de monteurs, maar ook
gewoon voor degenen die elk detail van
hun auto willen kennen.IDENTIFICATIEGEGEVENS..............236
MOTORCODES -
CARROSSERIEVERSIES .................238
MOTOR ..........................................241
BRANDSTOFTOEVOER ..................246
TRANSMISSIE ................................247
REMMEN ........................................248
WIELOPHANGING ..........................249
STUURINRICHTING ........................250
WIELEN ..........................................251
AFMETINGEN .................................256
PRESTATIES ...................................257
GEWICHTEN...................................258
VULINHOUDEN...............................261
VLOEISTOFFEN EN
SMEERMIDDELEN ..........................264
BRANDSTOFVERBRUIK .................268
CO2-EMISSIE .................................270
RICHTLIJNEN VOOR DE
BEHANDELING VAN HET
VOERTUIG AAN HET EINDE VAN
DE LEVENSDUUR ..........................271
235
Page 240 of 288

IDENTIFICATIE
De identificatiegegevens van de auto
zijn:
❒Typeplaatje met
identificatiegegevens;
❒Chassisnummer;
❒Identificatieplaatje carrosserielak;
❒Motorcode.
TYPEPLAATJE MET
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Dit plaatje is aangebracht in de
motorruimte, op de voorste traverse en
bevat de volgende gegevens fig. 196:
BNummer typegoedkeuring.
CIdentificatiecode autotype
DChassisnummer.
EMax. toelaatbaar gewicht van
volgeladen auto
FMax. toelaatbaar gewicht van
volgeladen auto met aanhangwagen.
GMax. toelaatbaar gewicht op vooras
HMax. toelaatbaar gewicht op
achteras.
IMotortype.
LCode van carrosserieversie.
MNummer voor onderdelen.
NCorrecte waarde van de
absorptiecoëfficiënt van de
rookgassen (voor dieselmotoren)
CHASSISNUMMER
Dit bevindt zich op de bodemplaat aan
passagierszijde, nabij de
passagiersstoel.
Open de klep A fig. 197 om toegang te
krijgen.Dit nummer bevat de volgende
gegevens:
❒identificatiecode autotype (ZAR
940000);
❒chassisnummer.
IDENTIFICATIEPLAATJE
CARROSSERIELAK
Dit plaatje is aangebracht onder de
motorkap en bevat de volgende
gegevens fig. 198:
ALakfabrikant.
BKleurnaam.
CFiat kleurcode.
DKleurcode voor overspuiten en
bijwerken.
196A0K0024
197A0K0750
198A0K0025
236
TECHNISCHE GEGEVENS
GEGEVENS