Page 73 of 288

34) De prestaties van het ESC- en
het ASR-systeem mogen de
bestuurder nooit aanmoedigen
om onnodige risico's te nemen.
Uw rijstijl moet altijd aangepast
zijn aan de wegcondities, het zicht
en het verkeer. De bestuurder is
altijd verantwoordelijk voor de
verkeersveiligheid.
35) Wanneer het ABS wordt
ingeschakeld, is een trilling aan
het rempedaal voelbaar. Verlaag
de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo
zorgt het systeem voor de kortste
remweg op basis van de
wegcondities.
36) Een inrijperiode van circa 500 km
is vereist om het beste uit het
remsysteem te halen: vermijd
tijdens deze periode bruusk,
herhaaldelijk of langdurig
remmen.
37) Als het ABS-systeem ingrijpt,
dan betekent dit dat de limiet
van de grip van de banden op het
wegdek is bereikt: verlaag de
snelheid en pas deze aan de
beschikbare grip aan.
38) Het ABS kan niet de door het
wegdek geboden grip boven de
limieten van de natuurkundige
wetten laten toenemen.39) Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige
snelheid in bochten, rijden op
wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
40) De capaciteiten van het ABS
mogen nooit op onverantwoorde
en gevaarlijke wijze worden
uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van
anderen in gevaar komt.
41) Voor een goede werking van het
ABS moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk zijn, in
perfecte conditie verkeren en
vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
42) Het ASR-systeem kan niet de
door het wegdek geboden grip
boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten
toenemen.
43) Het ASR-systeem kan geen
ongelukken voorkomen,
waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip
of aquaplaning.44) De capaciteiten van het
ASR-systeem mogen nooit op
onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor
de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
45) Het HBA-systeem kan niet de
door het wegdek geboden grip
boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten
toenemen.
46) Het HBA-systeem kan geen
ongelukken voorkomen,
waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip
of aquaplaning.
47) De capaciteiten van het
HBA-systeem mogen nooit op
onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor
de veiligheid van de bestuurder,
de overige inzittenden van de auto
en andere weggebruikers in
gevaar komt.
69
Page 74 of 288

“Alfa
DNA”-SYSTEEM
(Dynamische
controle van de
auto)
Dit systeem wordt bediend met de
hendel A fig. 75 (op de tunnelconsole)
waarmee drie verschillende rijmodussen
naargelang de rijstijl en wegcondities
kunnen worden gekozen:
❒d=Dynamic(sportieve rijmodus);
❒n=Natural(modus voor rijden
onder normale omstandigheden);
❒a=All Weather(modus voor rijden
onder omstandigheden van weinig
grip, zoals regen en sneeuw).
Het systeem grijpt ook in op de
dynamische controle van de auto
(motor, sturing, VDC-systeem,
instrumentenpaneel).Wanneer de hendel A fig. 75 in de
stand “d” wordt gebracht, wordt de
“Dynamic” modus ingeschakeld en
wordt dit aangegeven door het variëren
van de felheid (knipperen) van de
verlichting het instrumentenpaneel.
RIJMODUSSEN
De hendel A beschikt over een stabiele
stand. Met andere woorden, de hendel
blijft altijd in de middelste stand.
De gekozen rijmodus wordt
aangegeven met een brandende led op
het paneel en wordt op het
herconfigureerbaar multifunctioneel
display as volgt aangegeven:
❒Dynamische modusfig. 76
(displayweergave beschikbaar voor
bepaalde versies/markten)
❒All Weather Modusfig. 77“Natural”
Wanneer de modus “Natural” is
gekozen, worden er geen meldingen en
symbolen op de display weergegeven.
ESC en ASR systemen:de
activeringsdrempels zijn ingesteld voor
comfort en veiligheid onder normale
grip- en rijomstandigheden.
"ELECTRONIC Q2" systeem:het
systeem is gekalibreerd om een
maximaal rijcomfort te verzekeren.
Stuurwielafstelling:functies ingesteld
voor comfort onder normale
gebruiksomstandigheden.
DST:standaard remregeling
gecombineerd met ABS/ESC.
Standaard regeling van zijdelingse
versnelling. Overstuurcompensatie: met
een lichte impuls op het stuurwiel
wordt de bestuurder geadviseerd om
de geschiktste manoeuvre uit te voeren.
75A0K0612
76A0K0591
77A0K0592
70
WEGWIJS IN UW AUTO
Motor:standaard respons.
Page 75 of 288

INSCHAKELING/
UITSCHAKELING
“Dynamic” MODUS
Inschakeling
Breng hendel A fig. 75 omhoog (ter
hoogte van de letter “d”) en houd hem
0,5 seconde in deze stand tot de
betreffende led brandt of tot het woord
“Dynamic” op het display verschijnt
(zie fig. 78).
Nog het loslaten keert de hendel A
terug naar de middelste stand.ESC en ASR:activeringsdrempels voor
een aangenamere, sportievere rijstijl,
waarbij stabiliteit van het voertuig wordt
verzekerd.
"ELECTRONIC Q2" systeem:het
systeem is gekalibreerd om de tractie te
verhogen bij acceleratie in bochten,
voor een maximale wendbaarheid van
het voertuig.
Stuurwielafstelling:gebruikt de
sportfunctie.
DST:standaard remregeling
gecombineerd met ABS/ESC.
Standaard regeling van zijdelingse
versnelling. Compenseert overstuur
afhankelijk van de ESC/ASR
activeringsdrempels: met een lichte
impuls op het stuurwiel wordt de
bestuurder geadviseerd de geschiktste
manoeuvre uit te voeren.Motor:snellere respons + Overboost
voor maximalisatie van het
koppelniveau (voor bepaalde
versies/markten).
RAB:voorinstelling van de remblokken
(voor en achter) gevolgd door het
snel loslaten van het gaspedaal om de
remtijd te reduceren, de remweg te
verkorten en het gevoel van het
rempedaal te verbeteren.
Wanneer de Dynamic modus wordt
ingeschakeld, verandert ook de
lichtintensiteit van het
instrumentenpaneel die eerst afneemt,
vervolgens toeneemt en tenslotte
weer terugkeert naar de vooringestelde
waarde.
Uitschakeling
Om de “Dynamic” modus uit te
schakelen en terug te keren naar
“Natural”, moet dezelfde beweging van
de hendel binnen dezelfde tijd herhaald
worden. In dit geval gaat de led van
de “Natural” modus branden en wordt
het opschrift “Natural on” op het display
weergegeven (zie fig. 79).
78A0K1510
71
BELANGRIJK Voor bepaalde
versies/markten geldt dat de
overschakeling naar de modus
“Dynamic” automatisch wordt
onderdrukt na enkele kilometers te
hebben gereden om ervoor te zorgen
dat de mechanische onderdelen van de
versnellingsbak goed stabiliseren. Als
voor deze limiet toch wordt getracht dit
systeem in te schakelen, dan verschijnt
een speciaal bericht op het display
om aan te geven dat dit verzoek niet
kan worden ingewilligd.
Page 76 of 288

INSCHAKELING/
UITSCHAKELING “All
Weather” MODUS
Inschakeling
Breng de hendel A fig. 75 omlaag (nabij
de letter “a”) en houd hem in deze
stand gedurende 0,5 seconden tot de
betreffende leds branden of tot het
opschrift “All Weather” op de display
verschijnt (zie fig. 80).ESC en ASR systemen:de
activeringsdrempels zijn ingesteld om
een maximale veiligheid bij lage
gripcondities te verzekeren. Bij
montage van sneeuwkettingen is
raadzaam om de "All Weather" modus
in te schakelen.
"ELECTRONIC Q2" systeem:het
system is uitgeschakeld.
Stuurwielafstelling:maximum
comfort.
DST:hogere remregeling
gecombineerd met ABS/ESC.
Standaard regeling van zijdelingse
versnelling. Compenseert overstuur
afhankelijk van de ESC/ASR
activeringsdrempels: met een lichte
impuls op het stuurwiel wordt de
bestuurder geadviseerd de geschiktste
manoeuvre uit te voeren.
Motor:standaard respons.
Uitschakeling
Om de “All Weather” modus uit te
schakelen en terug te keren naar de
“Natural” modus, ga op dezelfde wijze
te werk als voor de “Dynamic” modus,
maar beweeg de hendel A fig. 75
naar “a”.BELANGRIJK
❒Direct schakelen van de “Dynamic”
naar de “All Weather” modus en
omgekeerd is niet mogelijk. Om de
andere modus in te schakelen moet
eerst worden teruggekeerd naar
de “Natural” modus.
❒De rijmodus die ingeschakeld was
voordat de motor werd
uitgeschakeld, wordt gehandhaafd
als de motor weer gestart wordt.
❒Bij een storing in het systeem of een
defect van de hendel A, kunnen
geen rijmodi worden gekozen. Het
display toont dan een
waarschuwingsmelding.
79A0K1059
80A0K1511
72
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 77 of 288

START&STOP
SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
IN HET KORT
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en start de motor zodra
de bestuurder weer wil gaan rijden.
Dit verhoogt de efficiency van de
auto dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en
geluidsoverlast.
WERKING
Uitschakelmodus van de
motor
Bij stilstaande auto, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in
de vrijstand staat en het
koppelingspedaal niet is ingetrapt.
OPMERKING De motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van meer dan 10 km/h, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.Het symbool
fig. 81 verschijnt op de
display als de motor wordt afgezet.
De motor opnieuw
starten
Trap het koppelingspedaal in om de
motor opnieuw te starten.
HET SYSTEEM
HANDMATIG
INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN
Druk op de knop
op de
tunnelconsole fig. 82 om het systeem
handmatig in of uit te schakelen.Inschakeling Start&Stop
systeem
Er verschijnt een bericht op het display
wanneer het Start&Stopsysteem wordt
ingeschakeld. In deze toestand is de
led op de knop
gedoofd.
Start&Stop systeem
uitschakelen
❒Versies met multifunctionele display:
er wordt een melding getoond
wanneer het Start&Stop-systeem
wordt uitgeschakeld.
❒Versies met herconfigureerbare
multifunctionele display:het symbool
en een melding worden getoond
wanneer het Start&Stop-systeem
wordt uitgeschakeld.
De led op de knop
gaat branden
wanneer het systeem wordt
uitgeschakeld.
81A0K0163
82A0K0613
73
Page 78 of 288

OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
NIET WORDT AFGEZET
Bij ingeschakeld systeem wordt,
omwille van comforteisen,
emissieregeling en veiligheidsredenen,
de motor niet afgezet onder de
volgende omstandigheden
10):
❒nog koude motor;
❒buitengewoon lage
buitentemperatuur;
❒onvoldoende acculading;
❒bezig met regeneratie van het
roetfilter (DPF) (alleen bij
dieselmotoren);
❒bestuurdersportier niet gesloten;
❒veiligheidsgordel van de bestuurder
niet omgelegd;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij het
parkeren);
❒bij versies met dual zone
automatische klimaatregeling (voor
bepaalde versies/markten), wanneer
een comfortabele temperatuur in
het interieur moet worden bereikt of
bij ingeschakelde MAX-DEF functie;
❒tijdens de inrijperiode, als het
systeem wordt geïnitialiseerd.OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
HERSTART
Bij ingeschakeld systeem wordt, om
redenen van comfort, emissiecontrole
en veiligheid, de motor niet afgezet
onder de volgende omstandigheden:
❒onvoldoende acculading;
❒onvoldoende onderdruk in het
remsysteem (bijvoorbeeld na
meermaals intrappen van het
rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld als
bergaf wordt gereden);
❒als de motor langer dan circa 3
minuten is afgezet door het
Start&Stop-systeem;
❒bij versies met dual zone
automatische klimaatregeling (voor
bepaalde versies/markten), wanneer
een comfortabele temperatuur in
het interieur moet worden bereikt of
bij ingeschakelde MAX-DEF functie.
Wanneer een versnelling is
ingeschakeld, kan de motor alleen
automatisch worden gestart door het
koppelingspedaal helemaal in te
trappen. De start wordt aan de
bestuurder gemeld met een bericht en,
voor bepaalde versies/markten, gaat
het symbool
op de display
knipperen.Opmerkingen
Als de bestuurder het koppelingspedaal
niet intrapt, kan de motor, 3 minuten
na het afzetten, alleen m.b.v. de
contactsleutel worden gestart.
Als de motor onbedoeld is afgeslagen,
bijvoorbeeld door het koppelingspedaal
te snel los te laten met ingeschakelde
versnelling, en het Start&Stop-systeem
is actief, dan kan men de motor
herstarten door het koppelingspedaal
helemaal in te trappen of door de
versnellingspook in de vrijstand
te schakelen.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent
het bestuurdersportier of het
passagiersportier, dan kan men de
motor alleen herstarten m.b.v. de
contactsleutel.
De bestuurder wordt op de hoogte
gebracht door een geluidssignaal, het
knipperen van het symbool
op de
display en bij sommige versies
verschijnt ook een melding op de
display.
74
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 79 of 288

"ENERGY SAVING"
FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische
start van de motor, gedurende 3
minuten geen enkele handeling uitvoert,
dan schakelt het Start&Stop-systeem
de motor definitief uit om brandstof
te kunnen besparen. In dergelijke
gevallen kan men de motor alleen
herstarten m.b.v. de contactsleutel.
OPMERKING De motor kan in elk geval
draaiende worden gehouden door het
Start&Stop-systeem uit te schakelen.
ONREGELMATIGE
WERKING
Indien zich een storing voordoet, wordt
het Start&Stopsysteem uitgeschakeld.
De bestuurder wordt op de hoogte
gebracht van de storing door het
knipperende
symbool (uitvoeringen
met multifunctioneel display) of
symbool (uitvoeringen met
herconfigureerbaar multifunctioneel
display). Voor bepaalde
uitvoeringen/markten, indien aanwezig,
wordt er ook een bericht weergegeven.
Neem in dit geval contact op met het
Alfa Romeo Servicenetwerk.LANGDURIGE STILSTAND
VAN DE AUTO
Als de auto enige tijd niet gebruikt
wordt (of als de accu wordt vervangen),
moet speciale aandacht besteed
worden aan het loskoppelen van de
stroomvoorziening van de accu.
Ga als volgt te werk: koppel de stekker
A fig. 83 (door bediening van knop B)
van de accusensor C op de minklem D
van de accu los. Deze sensor mag
nooit van de accu losgemaakt worden,
behalve bij vervanging van de accu.
48)
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens een minuut voordat u de
elektrische voeding van de accu
loskoppelt en vervolgens weer aansluit.STARTEN MET
HULPACCU
Wanneer men met een hulpaccu moet
starten, mag de minkabel (–) van de
hulpaccu nooit worden aangesloten op
de minpool A fig. 84 van de accu in
de auto. Sluit de minkabel aan op een
massapunt op de motor of op de
versnellingsbak.
49)
83A0K0594
84A0K0755
85A0K0614
75
Page 80 of 288

BELANGRIJK
10) Als u de voorkeur geeft aan
klimaatcomfort, kan het
Start&Stop systeem uitgeschakeld
worden om een voordurende
werking van het aircosysteem toe
te staan.
BELANGRIJK
48) Wendt u zich voor vervanging
van de accu altijd tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk. Vervang
de accu door een exemplaar van
hetzelfde type (HEAVY DUTY)
en met identieke specificaties.49) Controleer alvorens de
motorkap te openen of de motor
is afgezet en de contactsleutel
in de stand STOP staat. Volg
de instructies op die zijn
aangegeven op het plaatje op de
voorste traverse (fig. 85). Wij
adviseren om de contactsleutel uit
het contactslot te nemen als er
andere mensen in de auto
achterblijven. Alle inzittenden
moeten uit de auto stappen nadat
de contactsleutel is uitgenomen
of naar de STOP-stand is
gedraaid. Controleer bij het
tanken of de motor is afgezet en
of de contactsleutel in de stand
STOP staat.
iTPMS (indirect Tyre
Pressure
Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
BESCHRIJVING
De auto kan uitgerust zijn met het
iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System) dat via de
wielsnelheidsensoren de toestand van
de bandenspanning controleert.
Het systeem waarschuwt de
bestuurder als een of meer banden leeg
zijn met een vast brand
waarschuwingslampje
en een
waarschuwingsbericht op het display.
Als slechts een band leeg is, kan het
systeem zijn positie aangeven: het
wordt echter aanbevolen om de
spanning van alle vier de banden te
controleren.
Deze aanduiding wordt ook
weergegeven nadat de motor wordt
afgezet en weer gestart wordt, zolang
de resetprocedure niet wordt
uitgevoerd.
76
WEGWIJS IN UW AUTO