Page 129 of 256

127
B3_nl_Chap08_securite-enfants_ed01-2014
Uw auto voldoet aan de meest recente
ISOFIX-normen.
De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn uitgerust
met de voorgeschreven ISOFIX-bevestigingen:
ISOFIX-bevestigingen
Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingen: -
é
én bevestiging B achter de stoel, To p
Te t h e r genoemd, voor de bevestiging van
de bovenste riem. D e plaats hiervan wordt aangegeven met
een merkteken.
Aan de Top Tether kan de bovenste
bevestigingsriem (indien aanwezig) van een
kinderzitje worden vastgemaakt. Bij een
frontale aanrijding beperkt dit systeem het naar
voren kantelen van het kinderzitje.
De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een
veilige, degelijke en snelle montage van het
kinderzitje in uw auto.
Houd u nauwgezet aan de
montagevoorschriften die in de handleiding
van het kinderzitje zijn vermeld.
Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kan
het kind bij een aanrijding ernstig letsel
oplopen.
De ISOFIX-kinderzitjes zijn voorzien van twee
sloten die aan de twee bevestigingen A kunnen
worden verankerd.
Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien
van een bovenste bevestigingsriem die kan
worden vastgemaakt aan de bevestiging B .Kinderzitje vastmaken aan de Top Tether:
-
v
er wijder de hoofdsteun en berg hem op
alvorens het kinderzitje op deze zitplaats
te bevestigen (plaats de hoofdsteun terug
zodra het kinderzitje is verwijderd),
-
v
oer de riem van het kinderzitje over
de rugleuning van de zitplaats, tussen
de openingen voor de pennen van de
hoofdsteun door,
-
b
evestig de aansluiting van de bovenste
bevestigingsriem aan de bevestiging B ,
-
t
rek de bovenste bevestigingsriem strak.
Raadpleeg het overzicht voor de bevestiging
van ISOFIX-kinderzitjes in uw auto, waarin
staat vermeld welke kinderzitjes voor welke
zitplaatsen geschikt zijn.
-
t
wee bevestigingen A , die zich tussen de
rugleuning en de zitting van de zitplaats
bevinden, aangegeven met een merkteken,
8
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Page 130 of 256

128
B3_nl_Chap08_securite-enfants_ed01-2014
ISOFIX-kinderzitjes aanbevolen door PEUGEOT en
gehomologeerd voor uw auto
"Baby P2C Mini" met ISOFIX-basis (lengtecategorie: E)
Groep 0+: vanaf de geboor te tot 13 kg
Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIX-basis, die wordt bevestigd aan de ringen A .
De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust. Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het zitje zonder basis gebruikt.
"Baby P2C Midi" met ISOFIX-basis (lengtecategorie: D, C, A, B, B1 )
Groep 1: 9
tot 18 kg
Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIX-basis, die wordt bevestigd aan de ringen A .
De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust. Dit zitje kan ook met het gezicht in de rijrichting worden geplaatst.Dit zitje kan niet worden bevestigd met een veiligheidsgordel.
We adviseren u het zitje voor kinderen tot 3
jaar met de rug in de rijrichting te plaatsen.
Volg bij het plaatsen van de kinderzitjes de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het zitje.
De basis ISOFIX BABY P2C moet zo zijn geplaatst dat op de ISOFIX-bevestigingen de nummers 3, 4
en 5 zichtbaar zijn. En bij de steun
moeten 6
gaten zichtbaar zijn.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Page 131 of 256
129
B3_nl_Chap08_securite-enfants_ed01-2014
"RÖMER Baby- Safe Plus" met basis "Baby- Safe Plus ISOFIX" (lengtecategorie: E)
Groep 0+: vanaf de geboor te tot 13 kg
Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIX-basis, die wordt bevestigd aan de ringen A .
De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het zitje zonder basis met de driepuntsgordel op de zitplaats van de auto bevestigd.
Volg bij het plaatsen van de kinderzitjes de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het zitje.
8
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Page 132 of 256
130
B3_nl_Chap08_securite-enfants_ed01-2014
Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingspunten.
In dat geval moet het zitje met de driepuntsveiligheidsgordel op de stoel van de auto worden bevestigd.
Stel de voorstoel zo af dat de voeten van het kind de rugleuning niet kunnen raken."RÖMER Duo Plus ISOFIX" (lengtecategorie: B1
)
Groep 1: van 9 tot 18 kg
Dit zitje wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
Het wordt verankerd aan de ringen A en, met de bovenste riem, aan de ring B , de Top Tether.
Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand. We raden u aan de ligstand te gebruiken.
Volg bij het plaatsen van de kinderzitjes de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het zitje.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Page 133 of 256

131
B3_nl_Chap08_securite-enfants_ed01-2014
Overzicht voor de plaatsing van ISOFIX-kinderzitjes
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de
auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met de letters A tot
en met G.
IUF :
Zitplaats geschikt voor de bevestiging van
een universeel ISOFIX-kinderzitje met het
gezicht in de rijrichting en een bovenste riem.
IL- SU : Zitplaats geschikt voor de bevestiging van
een semi-universeel ISOFIX kinderzitje:
-
r
ug in de rijrichting voorzien van een
bovenste riem of een steun,
-
gezicht in de rijrichting voorzien van een steun,- een reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun. Gewicht van het kind
/ leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot ongeveer 6
maanden
Tot 10 kg
(groep 0) Tot 13 kg
(groep 0+)
Tot ongeveer 1 jaar
Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van ongeveer 1 tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg"rug in de rijrichting"
"rug in de rijrichting""gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1
Voorpassagiersstoel Geen ISOFIX
Achterstoelen XIL- SU
(2) I L- SU (1) IL- SU
(2) IL- SU
(1) IUF
IL- SU
Ver wijder de hoofdsteun en berg
hem op alvorens een kinderzitje met
een rugleuning te bevestigen op een
passagiersstoel. Plaats de hoofdsteun
terug zodra het kinderzitje is verwijderd.
Raadpleeg voor het bevestigen van
de bovenste riem de rubriek "ISOFIX-
bevestigingen".
(1)
:
D
e voorstoel moet vanaf de voorste stand
9
standen naar achteren worden gezet.
(2) :
D
e voorstoel moet vanaf de voorste stand
4
standen naar achteren worden gezet.
8
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Page 134 of 256

132
B3_nl_Chap08_securite-enfants_ed01-2014
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje
brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij
een aanrijding.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of
gesp van de veiligheidsgordel onder het
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het
zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het
tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten,
worden vastgemaakt waarbij de speling ten
opzichte van het lichaam van het kind zoveel
mogelijk moet worden beperkt .
Zorg er bij het bevestigen van het
kinderzitje met de veiligheidsgordel voor
dat de veiligheidsgordel correct tegen het
kinderzitje is gespannen en dat de gordel het
kinderzitje stevig op zijn plaats houdt. Schuif
de passagiersstoel, wanneer deze versteld
kan worden, indien nodig naar voren.
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende
ruimte tussen de voorstoel en:
-
h
et kinderzitje "met de rug in de
rijrichting",
-
d
e voeten van het kind in het kinderzitje
"met het gezicht in de rijrichting".
Schuif daartoe de voorstoel naar voren en
zet de rugleuning ervan, indien nodig, meer
rechtop.
Adviezen met betrekking tot kinderzitjes
Het bovenste gedeelte van de
veiligheidsgordel moet over de schouder van
het kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
PEUGEOT beveelt aan een zitverhoger met
rugleuning te gebruiken voorzien van een
gordelgeleider ter hoogte van de schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
-
g
een kinderen zonder toezicht achter in
een auto,
-
n
ooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn
en de auto in de zon staat,
-
d
e sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
Gebruik de kindersloten om te voorkomen
dat de achterportieren per ongeluk geopend
worden.
Zorg er voor dat de achterportierruiten niet
verder dan voor 1/3
deel geopend worden.
Plaats zonneschermen om jonge kinderen
tegen de zon te beschermen.
De regelgeving met betrekking tot
het vervoer van kinderen op de
voorpassagiersstoel verschilt per land.
Raadpleeg de in uw land geldende regels.
Schakel de passagiersairbag vóór uit zodra
een kinderzitje "met de rug in de rijrichting"
op de voorstoel wordt geplaatst. Het kind
kan anders bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken. Voor een optimale bevestiging van het
kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting"
is het noodzakelijk dat de afstand tussen de
rugleuning van het kinderzitje en de rugleuning
van de stoel van de auto zo klein mogelijk is.
Voordat u een kinderzitje met rugleuning
op een passagiersstoel plaatst, moet u
de hoofdsteun van de desbetreffende
passagiersstoel verwijderen.
Zorg ervoor dat de hoofdsteun goed
is opgeborgen of vastgemaakt om te
voorkomen dat de hoofdsteun bij plotseling
remmen een gevaarlijk projectiel wordt.
Vergeet niet de hoofdsteun weer aan te brengen
nadat u het kinderzitje weer hebt verwijderd.
Plaatsen van een
zitverhoger
Kinderen voorin
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Page 135 of 256
133
B3_nl_Chap08_securite-enfants_ed01-2014
Kinderslot
De achterportieren zijn voorzien van een
kinderslot om het openen van binnenuit te
verhinderen.
De knop bevindt zich op de zijkant van beide
achterportieren.
F
Z
et de knop omlaag.
Controleer voor het aanzetten van het contact
altijd de stand van het kinderslot.
Dit systeem werkt onafhankelijk van de centrale
vergrendeling.
8
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Page 136 of 256

134
B3_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2014
Brandstoftank
Te laag brandstofniveauBrandstof tanken
Als het brandstofniveau te laag is,
gaat dit verklikkerlampje branden en
gaat het laatste blokje knipperen in
combinatie met een geluidssignaal.
De resterende hoeveelheid brandstof
bedraagt nog ongeveer 5
liter.
U kunt, afhankelijk van de rijomstandigheden
en de motoruitvoering, minder dan 50
km met
de resterende hoeveelheid brandstof rijden.
Als het blokje sneller begint te knipperen
bedraagt de resterende hoeveelheid nog
ongeveer 3
liter .
Veilig brandstof tanken:
F
Z
et altijd de motor en het contact af
(contact in de stand "LOCK" of de
modus "OFF") .
F
T
rek aan de knop die zich aan
bestuurderszijde aan de onderzijde
van het dashboard bevindt om de
brandstoftankklep te ontgrendelen.
F
O
pen de brandstoftankklep.
Als de auto is gestrand met
een lege brandstoftank, kan
op het instrumentenpaneel het
waarschuwingslampje emissieregeling
gaan branden. Na enkele malen starten
gaat het lampje automatisch weer uit. Het tanken dient te geschieden met afgezette
motor
en afgezet contact (contact in de stand
" LOCK " of de modus " OFF").
De inhoud van de brandstoftank bedraagt ongeveer 35
liter.
Voor een juiste weergave van de
brandstofmeter moet minimaal 5 liter brandstof
worden getankt.
Op een label aan de binnenzijde van de
brandstoftankklep staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Bij het openen van de brandstoftankdop kan
een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit
is normaal en komt doordat de afdichting van
het brandstofcircuit een onderdruk veroorzaakt.
Praktische informatie