7
B3_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2014
Cockpit
1. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers
2.
S
tuur wieltoetsen van de autoradio of het
touchscreen
3.
S
chakelflippers van de
ETG-versnellingsbak
4.
S
chakelaar van de snelheidsbegrenzer
5.
S
chakelaar ruitenwissers/-sproeiers
6.
S
chakelaars ruitbediening
7.
H
endel motorkapontgrendeling
8.
O
ntgrendelingsschakelaar tankklep
9.
U
itschakeltoets Stop & Start-systeem
H
oogteverstelling koplampen
10.
Buitenspiegelverstelling 11. U
itschakeltoets ESP/ TRC
12 . H endel stuurwielverstelling.
13.
A
irbag bestuurder
Claxon
14 .
Zijventilatieroosters
15.
I
nstrumentenpaneel
16.
Plafonnier
Sc
hakelaar openen elektrisch bedienbaar
vouwdak
17.
P
assagiersairbag vóór
18.
Dashboardkastje/
U
itschakelen passagiersairbag vóór/
R
esetten bandenspanningscontrole
19.
Ra
dio, Touchscreen of open opbergvak20. ST
ART/STOP-knop
21. A larmknipperlichten
22.
B
edieningspaneel handbediende of
automatische airconditioning
23.
A
UX-ingangen voor het aansluiten
van een extern apparaat
24.
Versnellingshendel
25.
B
ekerhouders en opbergvakken
26.
Handrem
2 7.
Bekerhouder
.
Overzicht
15
B3_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2014
Handrempermanent, in
combinatie met een
geluidssignaal. De handrem is aangetrokken of niet
goed vrijgezet.
Zet de handrem vrij zodat het verklikkerlampje uitgaat;
trap het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de handrem.
Controlelampje
StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Airbag vóór aan
passagierszijde
permanent op het display
van de verklikkerlampjes
voor de veiligheidsgordels
en de airbag vóór aan
passagierszijde.De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand " ON". De airbag vóór aan passagierszijde is ingeschakeld.
Bevestig in dat geval geen kinderzitje met de rug in de
rijrichting op deze plaats.
Stop & Star t
(e-V Ti 68- motor) permanent.
Het Stop & Start-systeem heeft de motor
in de STOP-stand gezet (verkeerslicht,
stopbord, opstopping, enz.).Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch
gestart als u wilt wegrijden.
Keyless entr y
and star t -
systeem permanent.
Er wordt aan alle voor waarden voor
het starten van de motor voldaan. Raadpleeg voor meer informatie de rubriek "Starten
en afzetten van de motor met het Keyless entry and
start-systeem".
knippert langzaam. Het contact staat in de stand "ACC".
De accessoires (autoradio,
12V-aansluiting...) kunnen worden
gebruikt.
1
Controle tijdens het rijden
17
B3_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2014
Airbag vóór aan
passagierszijdepermanent, op het
pictogrammendisplay
van de veiligheidsgordels
en de airbag vóór aan
passagierszijde.De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand "OFF". De airbag vóór aan passagierszijde is uitgeschakeld.
U kunt een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de
voorpassagiersstoel plaatsen, behalve in het geval van
een storing in het airbagsysteem (aangegeven door het
branden van het waarschuwingslampje Airbags).
Antispinregeling
(TRC) permanent.
Er is kort op de toets gedrukt.
De antispinregeling (TRC) is
uitgeschakeld. Druk op de toets om het systeem in te schakelen. Het
verklikkerlampje dooft.
De functie TRC wordt automatisch ingeschakeld als
de motor wordt gestart.
Na uitschakelen van het systeem wordt het
automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden
hoger dan ongeveer 50
km/h.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie.
Dynamische
stabiliteitscontrole
( CSC )permanent. Er is bij stilstaande auto langer dan
3 seconden op de toets gedrukt.
De antispinregeling (TRC) en
dynamische stabiliteitscontrole (CSC)
zijn uitgeschakeld. Druk op de toets om deze systemen in te schakelen.
Het CSC-systeem wordt automatisch ingeschakeld als
de motor wordt gestart.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie.
Controlelampje
StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Controlelampjes uitgeschakelde functies
De volgende lampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal.
1
Controle tijdens het rijden
26
Boordcomputer
De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...).
Weergave van de informatie
F Druk herhaaldelijk op een van deze toetsen om de verschillende standen van de
boordcomputer weer te geven:
-
D
e totale kilometerstand.
-
H
et traject "A" .
-
H
et traject "B" .
-
D
e tijd per traject van het Stop & Start-
syste e m*.
-
D
e totale tijd van het Stop & Start-
syste e m*.
-
D
e buitentemperatuur*.
-
H
et actuele brandstofverbruik.
-
H
et gemiddelde brandstofverbruik.
-
D
e actieradius.
-
D
e gemiddelde snelheid.
-
D
e dimmer van de dashboardverlichting.
Traject op nul zetten
F Druk een van de twee toetsen langer dan 2 seconden in zodra het gewenste traject
wordt aangegeven.
De trajecten "A" en "B" zijn onafhankelijk en
hebben dezelfde eigenschappen.
Traject "A" kan bijvoorbeeld gebruikt worden
voor een dagelijks verbruik en traject "B" voor
een maandelijks verbruik.
* Volgens uitvoering.
Dimmer dashboardverlichting
Met deze functie kunt u handmatig de
lichtsterkte van de dashboardverlichting
aanpassen aan de lichtsterkte van de omgeving.
Deze functie werkt uitsluitend als de
parkeerlichten branden.
F
H
oud zodra het menu "Dimmer
dashboardverlichting" wordt weergegeven
een van de toetsen ingedrukt voor toegang
tot de instellingen.
F
D
ruk vervolgens een van de twee toetsen
herhaaldelijk in om de lichtsterkte sterker
of zwakker te maken tot de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
D
e weergave op het display knippert om de
gekozen lichtsterkte te tonen.
Controle tijdens het rijden
54
B3_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Gebruiksadviezen
Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan, kunt u
het passagierscompartiment kort ventileren.
Zorg voor een goede verdeling van de lucht en let erop dat het luchtinlaatrooster, de
ventilatieroosters, de luchtkanalen en de uitstroomopeningen onder de voorstoelen niet
afgedekt zijn.
Zorg ervoor dat het interieur filter, dat zich achter het dashboardkastje in de aircogroep bevindt,
in een goede staat verkeert. De filterelementen dienen periodiek te worden vervangen. Laat de
filterelementen twee keer zo vaak vervangen als de omstandigheden dit vereisen.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in
perfecte staat te houden.
Tevens adviseren wij de airconditioning regelmatig te laten controleren om een goede
werking van het systeem te waarborgen.
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in dat geval door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats controleren. De airconditioning bevat geen chloor en
is niet schadelijk voor de ozonlaag. Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt, dit is
een normaal verschijnsel.
Comfort
65
B3_nl_Chap04_amenagements_ed01-2014
Dashboardkastje
Zonneklep
De zonneklep kan zowel omlaag als naar opzij
worden geklapt om u te beschermen tegen
zonlicht.
De zonnekleppen zijn voorzien van een make-
upspiegel met klep en een kaarthouder. In het dashboardkastje kan de
boorddocumentatie enz. worden opgeborgen.
F
T
rek de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Het dashboardkastje bevat de schakelaar
voor het uitschakelen van de airbag aan
passagierszijde A en de toets voor het resetten
van de bandenspanningscontrole B (volgens
uitvoering).
Aan de zijkant bevindt zich een ruimte C waarin
een fles water kan worden opgeborgen (max.
1
liter).F
T il, wanneer u een accessoire van
12
V (maximaal vermogen: 120 W) wilt
aansluiten, het deksel op en sluit een
geschikte adapter aan.
12V-aansluiting
Neem het maximale vermogen
van de aansluiting in acht (kans op
beschadiging van uw accessoire).
4
Indelingen
105
B3_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Het resetten van het systeem moet gebeuren
bij aangezet contact (contact in de stand " ON"
of de modus " ON") en stilstaande auto.
F
O
pen het dashboardkastje.
F
D
ruk op de resetknop.
De nieuw opgeslagen drukwaarden
worden door het systeem beschouwd als
referentiewaarden.
Resetten
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met
de bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist
is.
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
Er is een sticker op de middenstijl aan de
bestuurderszijde aangebracht om u hierop
attent te maken. F
Als dit verklikkerlampje driemaal
knippert op het instrumentenpaneel,
wordt het resetten uitgevoerd.
F Wacht enkele minuten alvorens het contact af te zetten (contact in de stand " ACC" of
" LOCK ", of de modus " OFF").
7
Veiligheid
114
B3_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Uitschakelen airbag vóór aan
passagierszijde
Alleen de airbag vóór aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld.
F
Z
et het contact af en steek de sleutel in
de schakelaar voor het uitschakelen van de
airbag aan passagierszijde.
F
D
raai deze in de stand "OFF" .
F
V
er wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
Bij het aanzetten van het contact
brandt dit waarschuwingslampje
in het display met de
waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordels en de airbag
vóór aan passagierszijde. Het
blijft branden zolang de airbag is
uitgeschakeld. Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag vóór aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Opnieuw inschakelen airbag vóór
aan passagierszijde
Als u het met de rug in de rijrichting geplaatste
kinderzitje hebt verwijderd, zet dan met
afgezet contact
de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de
veiligheid van uw voorpassagier te garanderen.
Airbags vóór
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A) , in de lengterichting
van de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd. De airbags vóór beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Bij het aanzetten van het contact
gaat dit waarschuwingslampje
in het display met de
waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordels en de airbag
vóór aan passagierszijde branden.
Dit waarschuwingslampje blijft
branden zolang de airbag vóór aan
passagierszijde is ingeschakeld.
Veiligheid