Page 9 of 256

7
B3_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2014
Cockpit
1. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers
2.
S
tuur wieltoetsen van de autoradio of het
touchscreen
3.
S
chakelflippers van de
ETG-versnellingsbak
4.
S
chakelaar van de snelheidsbegrenzer
5.
S
chakelaar ruitenwissers/-sproeiers
6.
S
chakelaars ruitbediening
7.
H
endel motorkapontgrendeling
8.
O
ntgrendelingsschakelaar tankklep
9.
U
itschakeltoets Stop & Start-systeem
H
oogteverstelling koplampen
10.
Buitenspiegelverstelling 11. U
itschakeltoets ESP/ TRC
12 . H endel stuurwielverstelling.
13.
A
irbag bestuurder
Claxon
14 .
Zijventilatieroosters
15.
I
nstrumentenpaneel
16.
Plafonnier
Sc
hakelaar openen elektrisch bedienbaar
vouwdak
17.
P
assagiersairbag vóór
18.
Dashboardkastje/
U
itschakelen passagiersairbag vóór/
R
esetten bandenspanningscontrole
19.
Ra
dio, Touchscreen of open opbergvak20. ST
ART/STOP-knop
21. A larmknipperlichten
22.
B
edieningspaneel handbediende of
automatische airconditioning
23.
A
UX-ingangen voor het aansluiten
van een extern apparaat
24.
Versnellingshendel
25.
B
ekerhouders en opbergvakken
26.
Handrem
2 7.
Bekerhouder
.
Overzicht
Page 10 of 256

8
B3_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2014
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan
rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij
het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een ETG -versnellingsbak, gebruik dan
bij voorkeur de automatische stand (Easy) en trap het gaspedaal niet
bruusk of diep in.
Gebruik op slimme wijze de elektrische
voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is
opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de
ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging
kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak,
zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is
bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de ontwaseming uit zodra deze
niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op
als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-
speler, MP3 -speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het
elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
De schakelindicator adviseert u de versnelling in te schakelen die
het best geschikt is voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies zo snel mogelijk op.
Bij auto's met ETG -versnellingsbak wordt de schakelindicator
uitsluitend in de handmatige stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk
in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de
CO
2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Eco-rijden
Page 11 of 256

9
B3_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2014
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste
voor werpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, enz.)
van uw auto. Voor het vervoeren van bagage op het dak verdient een
dakkoffer de voorkeur.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door
zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u
daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de
portiersponning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
-
v
oor een lange rit,
-
b
ij de wisseling van de seizoenen,
-
a
ls de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen
van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter,
luchtfilter en interieurfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het
in het garantie- en onderhoudsboekje voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000
km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.
.
Eco-rijden
Page 12 of 256
10
Instrumentenpaneel
1. Snelheidsmeter (km/h of mph).
2. Centraal display.
R
aadpleeg voor meer informatie de
desbetreffende rubriek.
3.
Schakelindicator. 4. B
edieningsknop display. W
eergave van informatie in oplopende
volgorde.
5.
B
edieningsknop display.
W
eergave van informatie in aflopende
volgorde. Het motortoerental wordt aangegeven door
middel van oranje verlichte segmenten.
Als het maximumtoerental wordt overschreden,
worden de segmenten rood weergegeven om
aan te geven dat u op moet schakelen.
Toerenteller*
* Volgens uitvoering.
Controle tijdens het rijden
Page 13 of 256

11
B3_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2014
Centraal display
De weergegeven informatie is afhankelijk van de motoruitvoering en het type versnellingsbak van uw auto.
Centraal display van de
uitvoering met e-VTi 68-motor en
handgeschakelde versnellingsbakCentraal display van de
uitvoering met VTi 68-motor
en ETG-versnellingsbakCentraal display van de
uitvoering met VTi 82-motor en
handgeschakelde versnellingsbak
1. Buitentemperatuur. D
eze knippert bij kans op gladheid.
2.
I
nformatie over de auto met:
-
K
ilometerteller en dagteller.
R
aadpleeg de desbetreffende rubriek.
-
I
nformatie van de boordcomputer.
R
aadpleeg de desbetreffende rubriek.
-
In
formatie van de snelheidsbegrenzer.
R
aadpleeg de desbetreffende rubriek.
3.
Brandstofniveaumeter. 1. S
tand van de selectiehendel en
ingeschakelde versnelling.
2.
I
nformatie over de auto met:
-
K
ilometerteller en dagteller.
R
aadpleeg de desbetreffende rubriek.
-
I
nformatie van de boordcomputer.
R
aadpleeg de desbetreffende rubriek.
-
In
formatie van de snelheidsbegrenzer.
R
aadpleeg de desbetreffende rubriek.
3.
Brandstofniveaumeter.1. In
formatie van de snelheidsbegrenzer. R
aadpleeg de desbetreffende rubriek.
2.
I
nformatie over de auto met:
-
K
ilometerteller en dagteller.
R
aadpleeg de desbetreffende rubriek.
-
I
nformatie van de boordcomputer.
R
aadpleeg de desbetreffende rubriek.
3.
Brandstofniveaumeter.
1
Controle tijdens het rijden
Page 14 of 256
12
Display verklikkerlampjes
veiligheidsgordels en
airbag voorpassagier
A. Verklikkerlampje niet-vastgemaakte veiligheidsgordel links achter.
B.
V
erklikkerlampje niet-vastgemaakte
veiligheidsgordel rechts achter.
C.
V
erklikkerlampje uitschakeling airbag
voorpassagier.
D.
V
erklikkerlampje inschakeling airbag
voorpassagier.
Het verklikkerlampje C of D blijft
branden, afhankelijk van de status
van de airbag voor de voorpassagier
(uitgeschakeld of ingeschakeld).
Controle tijdens het rijden
Page 15 of 256

13
B3_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2014
Verklikkerlampjes
Sommige verklikkerlampjes kunnen
zowel gaan branden als gaan
knipperen.
Aan de manier van oplichten in
combinatie met de werkingsfase van de
auto valt af te lezen of er sprake is van
een normale situatie of een storing.
Raadpleeg de volgende tabellen voor
meer informatie.
De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder
in het geval van een storing (waarschuwingslampje).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
bepaalde waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel enkele seconden branden.
Zodra de motor wordt gestar t, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Als een lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal.
Verklikkerlampjes kunnen permanent branden
of knipperen.
1
Controle tijdens het rijden
Page 16 of 256

14
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
Richtingaanwijzer
linksknippert, met
geluidssignaal.Als u de lichtschakelaar omlaag
beweegt.
Richtingaanwijzer
rechtsknippert, met
geluidssignaal.Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Parkeerlicht of
dimlicht permanent.
Het parkeerlicht of het dimlicht is
ingeschakeld.
Grootlicht permanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen
naar dimlicht.
Controlelampje
StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
Het lampje kan branden in combinatie met een geluidssignaal.
Mistachterlicht permanent. Het mistachterlicht is ingeschakeld
met de ring van de lichtschakelaar. Draai de ring van de lichtschakelaar naar achteren om
het mistachterlicht uit te schakelen.
Mistlampen vóór
permanent. De mistlampen vóór (volgens
uitvoering) zijn ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
Let op
: bij als accessoire gemonteerde mistlampen
kan de bediening anders zijn.
Controle tijdens het rijden