Page 49 of 256
47
B3_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Handmatig verstelbare voorstoelen
F Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand. F
T rek de hendel omhoog of duw deze
omlaag tot de gewenste stand bereikt is.
F
B uig iets naar voren zodat u niet tegen de
rugleuning leunt.
F
D
raai aan de knop om de gewenste hoek te
verkrijgen.
Verstelling in lengterichting Hoogteverstelling van de
bestuurdersstoel*
Rugleuningverstelling
Uit veiligheidsoverwegingen mogen de stoelen uitsluitend bij stilstaande auto worden versteld.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet
wordt verhinderd door personen of hinderlijke voor werpen op de vloer achter de stoel om te
voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen
als dit het geval is. * Volgens uitvoering.
3
Comfort
Page 50 of 256

48
B3_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Controleer of het terugschuiven van de
stoel in de oorspronkelijke stand niet
wordt verhinderd.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
correct zijn opgerold zodat de
achterpassagiers gemakkelijk kunnen
instappen.
Schakelaar
stoelverwarmingToegang tot de achterbank
(3 - deurs)
F Trek deze hendel naar u toe om de
rugleuning naar voren te klappen en schuif
de stoel vooruit.
Beweeg om de stoel terug te zetten in de
oorspronkelijke stand de stoel en de rugleuning
naar achteren tot deze volledig zijn vergrendeld.
Bij draaiende motor kunnen de voorstoelen
afzonderlijk worden verwarmd.
F
D
ruk op de schakelaar.
H
et verklikkerlampje gaat branden.
F
D
ruk nogmaals op de schakelaar om de
verwarming uit te schakelen.
De temperatuur wordt automatisch geregeld.
De stoelver warming wordt ongeveer twee
minuten na het afzetten van het contact
uitgeschakeld. Zet het contact aan en druk op
de schakelaar om de stoelver warming weer in
te schakelen. Schakel de stoelver warming uit als u
denkt dat dat nodig is, want hoe lager
het stroomverbruik, hoe lager het
brandstofverbruik.
Comfort
Page 51 of 256

49
B3_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Uw auto is uitgerust met een achterbank met een eendelige vaste zitting, en afhankelijk van de uitvoering:
- e en in delen (50/50) neerklapbare rugleuning,
-
e
en eendelige neerklapbare rugleuning.
Berg de gespen van de veiligheidsgordels
achter op in de houders op de middenstijl als ze
niet worden gebruikt of voordat de rugleuning
van de achterbank (geheel of gedeeltelijk)
wordt neergeklapt. Het neerklappen geschiedt vanaf de achterzijde
van de auto met geopende achterklep.
F
Z
et de hoofdsteunen in de laagste stand.
Z
ie de rubriek "Hoofdsteunen achter".
F
T
rek aan de riem(en) A aan de achterzijde
van de rugleuning en klap de rugleuning
(geheel of gedeeltelijk) neer op de zitting.
Achterbank
Opbergen van de veiligheidsgordelsNeerklappen van de
achterbankleuning
F Klap de rugleuning omhoog en vergrendel deze in de verankering B .
F
C
ontroleer of de achterbankleuning goed
vergrendeld is.
Terugplaatsen van de
achterbankleuning
3-deurs 5-deurs
3
Comfort
Page 52 of 256
50
B3_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Hoofdsteunen achter*
De hoofdsteunen achter zijn afneembaar en
kunnen in twee standen worden gezet:
-
o
mhoog, om ze te gebruiken.
-
o
mlaag, als ze niet worden gebruikt.Trek aan de hoofdsteun om hem omhoog te zetten.Druk op de blokkeerpal A en vervolgens op de
hoofdsteun om hem omlaag te zetten.
Verwijderen:
-
k
antel de rugleuning iets naar voren,
-
z
et de hoofdsteun in de hoogste stand,
-
d
ruk op de blokkeerpal A en trek de
hoofdsteun gelijktijdig omhoog. Terugplaatsen:
-
k antel de rugleuning iets naar voren,
- s teek de pennen van de hoofdsteunen in
de openingen.
* Volgens uitvoering. Druk op de blokkeerpal A om de hoofdsteun in
de laagste stand te zetten.
Comfort
Page 53 of 256
51
B3_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Spiegels
Handmatig bedienbare
buitenspiegels
F Stel de spiegel met behulp van de hendel in de gewenste stand.
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
Verstellen
F Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren.
F
D
uw de knop B in de 4 richtingen om de
spiegel af te stellen.
F
Z
et de knop A weer in de middenstand.
De waargenomen objecten in de
buitenspiegels lijken verder af dan ze in
werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden
gehouden om de afstand ten opzichte
van achteropkomend verkeer goed in te
schatten.
Ontwasemen - ontdooien
Gebruik de knop voor het
ontwasemen - ontdooien van de
achterruit.
Raadpleeg de rubriek "Ontwasemen-ontdooien
van de achterruit".
Inklappen/uitklappen
Als de auto stilstaat, kunnen de buitenspiegels
handmatig worden ingeklapt.
De basisinstellingen blijven behouden
tijdens het uitklappen.
3
Comfort
Page 54 of 256

52
B3_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Stuurwiel verstellen
F Houd b ij stilstaande auto het stuur wiel
vast en druk gelijktijdig de hendel naar
beneden om het stuurwiel te ontgrendelen.
F
Zet het stuur wiel op de gewenste hoogte en trek
aan de hendel om het stuurwiel te vergrendelen.
Om veiligheidsredenen mag deze
handeling niet tijdens het rijden worden
uitgevoerd.
Controleer vervolgens of u vanuit uw
zitpositie een goed zicht hebt op het
instrumentenpaneel.
Binnenspiegel
De binnenspiegel kent 2 standen:
- d agstand (normaal),
-
na
chtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en nachtstand gezet
worden met behulp van het hendeltje aan de
onderzijde.
Juiste zitpositie
Stel alvorens te gaan rijden en om te profiteren
van de ergonomie van de cockpit uw zitpositie
af in de volgende volgorde:
-
d
e hoek van de rugleuning,
-
d
e hoogte van de zitting van de stoel,
-
d
e verstelling in lengterichting van de
zitting,
-
d
e hoogte van het stuur wiel.
-
d
e buitenspiegels en binnenspiegel.
Comfort
Page 55 of 256
53
B3_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Ventilatie
1. Uitstroomopeningen voorruitontwaseming.
2. Middelste ventilatierooster.
3.
Zijventilatieroosters.
4.
Ui
tstroomopeningen voor beenruimte
inzittenden voor.
5.
Ui
tstroomopeningen voor beenruimte
inzittenden achter (volgens uitvoering).
3
Comfort
Page 56 of 256

54
B3_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Gebruiksadviezen
Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan, kunt u
het passagierscompartiment kort ventileren.
Zorg voor een goede verdeling van de lucht en let erop dat het luchtinlaatrooster, de
ventilatieroosters, de luchtkanalen en de uitstroomopeningen onder de voorstoelen niet
afgedekt zijn.
Zorg ervoor dat het interieur filter, dat zich achter het dashboardkastje in de aircogroep bevindt,
in een goede staat verkeert. De filterelementen dienen periodiek te worden vervangen. Laat de
filterelementen twee keer zo vaak vervangen als de omstandigheden dit vereisen.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in
perfecte staat te houden.
Tevens adviseren wij de airconditioning regelmatig te laten controleren om een goede
werking van het systeem te waarborgen.
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in dat geval door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats controleren. De airconditioning bevat geen chloor en
is niet schadelijk voor de ozonlaag. Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt, dit is
een normaal verschijnsel.
Comfort