Veiligheid
6
Storing
Controleer na werkzaamheden aan
het systeem altijd de spanning van
de vier banden en reset het systeem
ver volgens.
Extra controlelampjes
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Bandenspanning
te laag
permanent,
in combinatie
met een
geluidssignaal
en een
melding. De bandenspanning
van een of meerdere
wielen is te laag. Controleer zo snel mogelijk
de bandenspanning.
De controle dient bij voorkeur
bij koude banden te worden
uitgevoerd.
Elke keer nadat u een of
meer banden op spanning
hebt gebracht en na het
ver wisselen van een of meer
wielen, moet u het systeem
resetten.
Raadpleeg voor meer
informatie de rubriek
"Detectie te lage
bandenspanning"
+
knippert en
brandt vervolgens
permanent, in
combinatie met het
verklikkerlampje
Service.
Er zit een storing
in de functie: de
bandenspanning
wordt niet meer
gecontroleerd. Controleer zo snel mogelijk
de bandenspanning.
Laat het systeem controleren
door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde
werkplaats. Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en ver volgens
blijft branden in combinatie met het lampje
"ser vice", wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
10
Onderhoud
7
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd
via de motorolieniveaumeter op
het instrumentenpaneel (volgens
uitvoering) of met de oliepeilstok.
De controle van het motorolieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
horizontale ondergrond staat en de motor
ten minste 30 minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
CITROËN adviseert u om elke 5000 km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie
bij te vullen.
Controle met de oliepeilstok
Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor" of
"Dieselmotor" om te zien waar de oliepeilstok
zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
)
Trek aan het gekleurde uiteinde om de
oliepeilstok volledig uit de schacht te
trekken.
)
Veeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
A
= MA XI
B
= MINI
Als u ziet dat het oliepeil boven het merkteken A
of onder het merkteken B
ligt, star t de motor
dan niet
.
- Als het oliepeil boven het merkteken MAXI
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
- Als het oliepeil lager is dan het merkteken
MINI
, vul dan altijd motorolie bij.
Olie verversen
Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje
voor het verversingsinterval voor uw auto.
Om een verminderde betrouwbaarheid van de
motor en de emissieregeling te voorkomen, is
het gebruik van additieven in de motorolie niet
toegestaan.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het
dashboard bij het aanzetten van het contact na
30 minuten de juiste waarde aangeven.
Motorolie bijvullen
Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor" of
"Dieselmotor" om te zien waar de olievuldop
zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
)
Draai de dop van de vulopening.
)
Giet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
)
Wacht enkele minuten en controleer
ver volgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
)
Vul indien nodig nog olie bij.
)
Draai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ververst of
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
)
Steek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek hem er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A
en B
ligt.