Page 17 of 290
.Eerste kennismaking
15
Digitaal translucide
instrumentenpaneel
Rij drukschakelaars
Ga indien nodig tanken of vul olie bij.
A.Als het contact wordt aangezet, wordt het brandstofniveau weergegeven op hetdigitale instrumentenpaneel. B.Als het contact wordt aangezet, moet de motorolieniveaumeter enkele seconden demelding "OIL OK"weergeven. Het branden van een lamp
je geeft de staat vande desbetreffende functie aan. A.Uitschakeling ESP/ASR.
Als het contact wordt aangezet, gaan de oranjeen rode waarschuwingslampjes branden.
Bij draaiende motor moeten deze lampjes
allemaal snel uitgaan, behalve het lampje C(frontairbag aan passagierszijde ingeschakeld) dat na ongeveer een minuut uitgaat.
Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er
lampjes blijven branden.
Controlelampjes
Controle tijdens het rijden
2223
117
141
73
134
B.
Uitschakeling parkeerhulp achter.
C.
Centrale vergrendeling.
D.Uitschakeling Stop & Start-systeem.
Page 18 of 290

Eerste kennismaking
16
Frontair bag voorpassagier
Elektrische
kinderbeveiliging
1.
Steek de sleutel in de schakelaar. 2.
Selecteer de stand:
"OFF"
(uitschakelen) wanneer een kinderzitje"met de rug in de rijrichting" is bevestigd,
"ON"
(inschakelen) wanneer een passagier
op de voorstoel zit of een kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" is bevestigd. 3. Ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen. Het branden van het lamp
je A
geeft aan dat de elektrische kinderbeveiliging is geactiveerd.A.
Waarschuwingslampje autogordels voor en/of
achter niet vastgemaakt of weer losgemaakt. B. Waarschuwingslampje autogordel linksvoor. C.
Waarschuwingslampje autogordel rechtsvoor.D.Waarschuwingslampje autogordel
rechtsachter.E. Waarschuwingslampje autogordelmiddenachter.F.
Waarschuwingslampje autogordel linksachter.
G.Controlelampje uitschakeling frontairbagaan passagierszijde. H.Controlelampje frontairbag aan
passagierszijde actief.
Autogordels en frontairbag
aan passagierszijde
Veiligheid voor de inzittenden
123
118, 119
113
Page 19 of 290
.Eerste kennismaking
17
Rijden
Deze versnellingsbak met zes versnellingen biedt u de keuze tussen het comfort van automatisch
schakelen en het plezier van handmatig schakelen.
1.Selectiehendel.2. Flipper "-".3.
Flipper "+".
De ingeschakelde versnelling of degeselecteerde rijstand wordt weergegeven ophet display van het instrumentenpaneel. N.Neutral (Neutraalstand). R.
Reverse (Achteruitversnelling). 1 t/m 6.
Ingeschakelde versnellingen. AUTO.
Automatische stand.
)
Zet de selectiehendel in de stand N
en trap het rempedaal tijdens het starten van de
motor stevig in. ) Selecteer de automatische stand (stand A
) Aof de handmatige stand (stand M ) met de selectiehendel 1
,
of
schakel de achteruitversnelling in door de selectiehendel 1
in de stand Rte plaatsen. )
Zet de handrem vrij. )
Laat het rempedaal geleidelijk los en geef
ver volgens gas.
EGS6-versnellingsbak Weergave op het
instrumentenpaneel
Wegrijden
128
Page 20 of 290

Eerste kennismaking
18
Rijden
Overgang naar de STOP-stand van de motor
- als de selectiehendel in de stand Aof Mstaat en het rempedaal wordt losgelaten,
- of als het rempedaal is losgelaten en deselectiehendel van de stand N
in de standAof Mwordt gezet,
- of als de achteruitversnelling wordtingeschakeld.
Stop & Start-systeem
Bij een auto voorzien van eenEGS-versnellingsbak
gaat hetcontrolelampje "ECO" op het
instrumentenpaneel branden en
wordt de motor automatisch af
gezet:
- als de ri
jsnelheid lager is dan 8 km/h
terwijl het rempedaal wordt ingetrapt of de selectiehendel in de stand N wordt gezet.
Overgang naar de START-stand
van de motor
Bij een auto voorzien van een EGS-versnellingsbakgaat het controlelampje "ECO
" uit en wordt demotor automatisch weer gestart:
In bepaalde bi
jzondere gevallen kan de STOP-
stand niet beschikbaar zijn; het controlelampje "ECO" knipper t dan enkele seconden en gaat
ver volgens uit. In bepaalde bijzondere gevallen wordt de
START-stand automatisch geactiveerd; het controlelampje "ECO" knipper t dan enkeleseconden en gaat vervolgens uit.
Uitschakelen / Inschakelen
U kunt het systeem op elk gewenst momentuitschakelen door op de schakelaar "ECO
OFF" te drukken; het controlelampje van de
toets
gaat branden.
Zet het contact altijd met de sleutel af alvorens te tanken of handelingen onder
de motorkap uit te voeren.
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld als de motor met de sleutel wordt gestart.
13313 4
134, 135
Page 21 of 290
.Eerste kennismaking
19
Snelheidsbegrenzer "LIMIT"
Weergave op het
instrumentenpaneel
1.
Selecteren/deactiveren van desnelheidsbegrenzer.2.Verlagen van de ingestelde snelheid. 3.Verhogen van de ingestelde snelheid. 4.
Snelheidsbegrenzer aan/uit.
Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is
ingeschakeld, verschijnen de instellingen van het systeem op het instrumentenpaneel. 1
.Selecteren/deactiveren van de snelheidsregelaar.2. Instellen van een snelheid / Ver lagen vande ingestelde snelheid.3.
Instellen van een snelheid / Ver hogen van
de ingestelde snelheid.
4. Snelheidsregeling uit / Her vatten snelheidsregeling.
Snelheidsregelaar
"CRUI
SE"
Het instellen van een snelheid en het activeren
van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij een wagensnelheid hoger dan 40 km/h, vanaf de vierde versnelling bij een handgeschakelde
versnellingsbak. Het instellen van de snelheid is alleen mo
gelijk
bij draaiende motor. Snelheidsre
gelaar
Snelheidsbegrenzer
Rijden
136
138
Page 22 of 290

20
Eco-rijden
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijddan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in enschakel bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling. Volgde aanwijzingen van de schakelindicator (indien aanwezig) die op het instrumentenpaneel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een automatische versnellingsbak of een EGS-versnellingsbak, laat de selectiehendel dan in de stand Drive "D"of Auto "A"
(afhankelijk van het type versnellingsbak) staan en trap hetgaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor inplaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en deCO2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische
voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog isopgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens deairconditioning in te schakelen. Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend. Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt(behalve bij auto's met een automatische airconditioning). Schakel de achterruitverwarming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd. Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur
(DVD-speler, MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Page 23 of 290

.
21
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarstevoor werpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever eendakkoffer. Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd udaarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde. Controleer de bandenspanning met name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het reser vewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter en luchtfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikantvoorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert.
Page 24 of 290

Controle tijdens het rijden
22
Iinstrumentenpaneel benzine - diesel
Het instrumentenpaneel, het multifunctionele display en de controle- en waarschuwingslampjes geven informatie over de werking van de auto.
1.Toerenteller.Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min). 2.
Gedeelte van de toerenteller dat aangeeft
wanneer u moet opschakelen.
3.Snelheidsbegrenzerr
of
Snelheidsregelaar.(km/h of mph) 4.Controlelampje elektrische
kinderbeveiliging.Gaat bij het inschakelen van de
elektrische kinderbeveiliging (blokkering
van de ruitbediening achter en vande binnenportiergrepen van de achterportieren) enkele seconden branden
om het inschakelen te bevestigen.
Digitaal lichtdoorlatend instrumentenpaneel
Dit display geeft waarschuwings- en
informatiemeldingen weer.
Multifunctioneel display
Gedeelte controle- en
waarschuwingslampjes
Dit gedeelte bevat de controle- en
waarschuwingslampjes die informatie geven
over de werking van de auto.
Resetknop
Met deze knop kunt u de geselecteerdefunctie op 0 zetten (dagteller of
onderhoudsintervalindicator).
Regelknop dashboardverlichting
Met deze knop kunt u de lichtsterkte van de
dashboardverlichting regelen. 5
.Brandstofniveaumeter. Geeft de resterende hoeveelheid brandstof
in de tank aan.
6. Snelheidsmeter. Geeft de wagensnelheid aan (km/h of
mph
).7.Dagteller. (km of miles) 8.Onderhoudsintervalindicator. (km of miles), ver volgens,Kilometerteller. (km of miles) 9.Motorolieniveaumeter.
Raadpleeg voor meer informatie over de werking en de weergave van een bepaalde functie de desbetreffendeparagraaf.