9
Rijden
135
Storingen
Bij een storing in het systeem gaat hetcontrolelampje in de schakelaar "ECO OFF"knipperen en ver volgens constant branden. Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de
STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer
wil aanslaan of direct afslaat. Alle lampjes ophet instrumentenpaneel gaan dan branden. Zet in dat geval het contact af en start de auto dan
met behulp van de sleutel.
Onderhoud
Dit systeem heeft specifieke kenmerkenen maakt gebruik van een speciale accu(raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Schakel omwille van de veiligheid het Stop & Star t-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wiltuitvoeren.
Het Stop & Star t-systeem maakt gebruikvan geavanceerde technologie. Laat eventuele werkzaamheden aan dit type accu uitvoeren door het CITROËN-netwerkof door een gekwalificeerde werkplaats.
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF".
Het systeem is dan weer ingeschakeld; hetcontrolelampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding op het display weergegeven.
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra u het contactopnieuw aanzet.
Inschakelen
Rijden
136
Snelheidsbegrenzer
De bediening van de snelheidsbegrenzer is
ondergebracht in de hendel A.1. Knop voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer 2. Toets voor het verlagen van deingestelde snelheid 3.Toets voor het verhogen van de
ingestelde snelheid 4. Toets voor het in-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer
De informatie van de snelheidsbe
grenzer
wordt weergegeven op het display van hetinstrumentenpaneel.
5. Snelheidsbegrenzer A AN/UIT
6. Snelheidsbegrenzer geselecteerd
7. Ingestelde snelheid
Stuurkolomschakelaars
Weergave op het display
Het inschakelen
van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30 km/h te bedragen.
H
et uitschakelenvan de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
Door het
gaspedaal tot voorbij het zware punt in te trappen, kan de ingestelde snelheid
tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal ver volgens geleidelijk weer
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder
de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
De in
gestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact opgeslagen in hetgeheugen.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde desnelheidslimiet in acht nemen, zijnaandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.
De snelheidsbe
grenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaalgeen effect.