Page 5 of 290

.
Inhoudsopgave
Richtingaanwijzers 114
Alarmknipperlichten 114
Claxon 114
Urgence-oproep of Assistance-oproep 115
Hulpsystemen bij het remmen 115
Stabiliteitscontrolesystemen 117
Veiligheidsgordels 118
Airbags 122
Veiligheid
Parkeerrem 126
Handgeschakelde 6-versnellingsbak 126
Opschakelindicator 127
EGS 6 -versnellingsbak 128
Hill Start Assist 132
Stop & Start-systeem 133
Snelheidsbegrenzer 136
Snelheidsregelaar 138
Parkeerhulp achter 140
Achteruitrijcamera 142
Rijden
Urgence-oproep of Assistance-oproep 199
eMyWay 201
Autoradio 255
Audio en datacommunicatie
Tr e f w o o r d e n r e g i s t e r
Motorkap 144
Brandstoftank leeg (diesel) 145
Benzinemotoren 146
Dieselmotoren 147
Niveaus controleren 148
Controles 150
Onderhoud
Bandenreparatieset 152
Wiel ver wisselen 157
Lampen vervangen 164
Zekeringen vervangen 173
Accu 180
Eco-modus 182
Wisserbladen vervangen 183
Slepen van uw auto 184
Trekken van een aanhanger 186
Allesdragers monteren 187
Accessoires 188
Sneeuwkettingen 190
Praktische informatieTechnische gegevens
Benzinemotoren 191
Gewichten (benzine) 192
Motor met LPG-installatie 193
Gewichten LPG 194
Dieselmotoren 195
Gewichten (diesel) 196
Afmetingen 197
Identificatie 198
Page 10 of 290
Eerste kennismaking
8
1. Schakelaar snelheidsregelaar/-begrenzer.2.
Hendel stuurwielverstelling. 3.
Schakelaar verlichting enrichtingaanwijzers. 4.
Instrumentenpaneel.5.
Airbag bestuurder. Claxon.
6.Versnellingshendel.
7
. Hendel motorkapontgrendeling.8.Schakelaars buitenspiegels.
Schakelaars ruitbediening.
Schakelaar blokkering ruitbediening achter
en binnenhandgrepen achterportieren.9. Zekeringkast.10.Handmatige koplampverstelling. 11.
Zijruitontwaseming. 12.Voor r uitont waseming.
Cockpit
Page 11 of 290
.Eerste kennismaking
9
1. Contact-/stuurslot. 2.Stuurkolomschakelaar autoradio. 3.Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/boordcomputer.4.
Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
5. Opbergvak.
Parfumeur.
6
.Zonnesensor.
7. Airbag aan passagierszijde.8.Verstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster. 9. Uitschakeling airbag aan passagierszijde.10.Dashboardkastje. 11.
Schakelaar elektronischstabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
Schakelaar parkeerhulp.
Schakelaar centrale vergrendeling.
Schakelaar alarmknipperlichten.
Schakelaar Stop & Star t-s
ysteem. 12. Bedieningspaneel ver warming/airconditioning. 13.Autoradio.14 .Urgence- of Assistance-oproep.15.12V- aansluiting (max. 100 W) 16.
USB-aansluiting / Jack-aansluiting. 17.Bekerhouder.
18.Schakelaars stoelverwarming. 19.
Handrem.
Cockpit
Page 17 of 290
.Eerste kennismaking
15
Digitaal translucide
instrumentenpaneel
Rij drukschakelaars
Ga indien nodig tanken of vul olie bij.
A.Als het contact wordt aangezet, wordt het brandstofniveau weergegeven op hetdigitale instrumentenpaneel. B.Als het contact wordt aangezet, moet de motorolieniveaumeter enkele seconden demelding "OIL OK"weergeven. Het branden van een lamp
je geeft de staat vande desbetreffende functie aan. A.Uitschakeling ESP/ASR.
Als het contact wordt aangezet, gaan de oranjeen rode waarschuwingslampjes branden.
Bij draaiende motor moeten deze lampjes
allemaal snel uitgaan, behalve het lampje C(frontairbag aan passagierszijde ingeschakeld) dat na ongeveer een minuut uitgaat.
Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er
lampjes blijven branden.
Controlelampjes
Controle tijdens het rijden
2223
117
141
73
134
B.
Uitschakeling parkeerhulp achter.
C.
Centrale vergrendeling.
D.Uitschakeling Stop & Start-systeem.
Page 18 of 290

Eerste kennismaking
16
Frontair bag voorpassagier
Elektrische
kinderbeveiliging
1.
Steek de sleutel in de schakelaar. 2.
Selecteer de stand:
"OFF"
(uitschakelen) wanneer een kinderzitje"met de rug in de rijrichting" is bevestigd,
"ON"
(inschakelen) wanneer een passagier
op de voorstoel zit of een kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" is bevestigd. 3. Ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen. Het branden van het lamp
je A
geeft aan dat de elektrische kinderbeveiliging is geactiveerd.A.
Waarschuwingslampje autogordels voor en/of
achter niet vastgemaakt of weer losgemaakt. B. Waarschuwingslampje autogordel linksvoor. C.
Waarschuwingslampje autogordel rechtsvoor.D.Waarschuwingslampje autogordel
rechtsachter.E. Waarschuwingslampje autogordelmiddenachter.F.
Waarschuwingslampje autogordel linksachter.
G.Controlelampje uitschakeling frontairbagaan passagierszijde. H.Controlelampje frontairbag aan
passagierszijde actief.
Autogordels en frontairbag
aan passagierszijde
Veiligheid voor de inzittenden
123
118, 119
113
Page 27 of 290
1
Controle tijdens het rijden
25
permanent.De schakelaar in het dashboard aan passagierszijde staat in de stand "ON".De passagiersairbag is ingeschakeld.
Plaats in dit geval geen kinderzitje
met de "rug in de rijrichting".
Zet de schakelaar in de stand "OFF" om depassagiersairbag uit te schakelen.U kunt nu een kinderzitje plaatsen met de "rug in de
rijrichting".
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Elektrische
kinderbeveiliging
tijdelijkDe elektrische kinderbeveiliging is
actief. Elk
e keer als u deze functie inschakelt en het contact
aanzet, wor
dt dit enkele seconden weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie het hoofdstuk "Veilig
vervoeren van kinderen".
Page 28 of 290

Controle tijdens het rijden
26
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Passagiersairbagpermanent.De schakelaar aan passagierszijde in het dashboardkastje staat in de stand
" OFF
".
De frontairba
g aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
In dit
geval kunt u een kinderzitje met
de "rug in de rijrichting" plaatsen.
Zet de schakelaar in de stand " ON" om de frontairbagaan passagierszijde in te schakelen. Bevestig in ditgeval op deze zitplaats geen kinderzitje met de "rug in
de rijrichting".
ESP/ASR
permanent. De toets midden op het dashboard
wordt ingedrukt. Het bijbehorende
controlelampje gaat branden.
De functie ESP/ASR wordt
uitgeschakeld.
ESP: dynamische stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling. Druk op de toets om de functie ESP/ASR in te
schakelen. Het controlelampje dooft.
De functie ESP/ASR wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestar t.
Wanneer het systeem is uitgeschakeld wordt het
automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden
hoger dan ongeveer 50 km/h.
Page 32 of 290

Controle tijdens het rijden
30
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Airbagstijdelijk.Het lampje brandt gedurende enkele seconden en dooft als het contact
wordt aangezet.
Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als dit niet het geval is.
permanent. Er is een storin
g in een van de airbags of de pyrotechnische gordelspanners.Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk o
f een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheidsgordel
vóór niet
vastgemaakt /
losgemaakt
permanent, en knippert
vervolgens in combinatie
met een in volume
toenemend geluidssignaal. De bestuurder en/of de voorpassagier heeft zijn veiligheidsgordel niet
vastgemaakt of losgemaakt. Trek aan de gordel en klik de gesp vast in de gesp-
houder.
Veiligheidsgordel
achter niet
vastgemaakt /
losgemaakt
permanent, en knippert
vervolgens in combinatie
met een in volume
toenemend geluidssignaal.
Eén of meerdere achterpassagiers
hebben de veiligheidsgordel niet
vastgemaakt of losgemaakt.
Stuurbekrachtigingpermanent. Er is een storing met betrekking totde stuurbekrachtiging. Rijd voorzichtig en met lage snelheid.
Laat het systeem nakijken door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Een of meer
portier
e
n
geopend
permanent, bij een
snelheid lager dan 10 km/h.
Een portier of de achterklep is niet
goed gesloten. Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.
permanent in combinatie
met een geluidssignaal,
bij een snelheid hoger
dan 10 km/h.