Page 57 of 408

55
Controle tijdens het rijden
Deze signalering wordt enkele seconden na aanzetten van het contact weergegeven.
De onderhoudsintervalindicator geeft aanhoeveel kilometer u nog ver wijderd bent van deeerstvolgende onderhoudscontrole volgens hetonderhoudsschema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsinter valindicator
op basis van twee parameters:
- het aantal af
gelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatsteonderhoudscontrole.
Onderhoudsintervalindicator
De afstand tot de eerstvolgendebeurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurendeenkele seconden de onderhoudssleutel
branden. De kilometerteller of een signaleringmidden op het instrumentenpaneel geeft de resterende kilometers tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan.Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgendeonderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display een paar seconden het volgende aan:
Enk
ele seconden na het aanzetten van hetcontact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de sleutel brandenom aan te gevendat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden
u
itgevoerd moeten worden.
Enk
ele seconden na het aanzetten van hetcontact verdwijnt de sleutel; de teller geeft weer de kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geenonderhoudsinformatie in het midden van het display.
Page 58 of 408

Enkele seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in
werking en blijft de sleutel branden
.
De factor tijd kan worden meegewogen bij de nog af te leggen kilometers, afhankelijk van de rijgewoonten van de
bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden als het inter val van twee jaar isoverschreden.
Onderhoudsintervalindicator resetten
Na elke onderhoudsbeurt moet deonderhoudsintervalindicator weer op nul gezet
worden.
Ga daarvoor als volgt te werk: ) zet het contact af, )
druk op de resetknop van de dagteller ".../000"en houd deze ingedrukt, )
zet het contact aan; de kilometerteller
be
gint terug te tellen, ) laat de knop los als het display "=0"
aangeeft en de sleutel verdwijnt.
Resetten is niet mogelijk als deonderhoudsinformatie wordt opgevraagd.
Als u na deze handeling de accuwilt loskoppelen, vergrendeldan de auto en wacht minimaal5 minuten. Het op 0 zetten van deonderhoudsintervalindicator zal anders niet worden opgeslagen.
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven. )Druk kor t op de knop voor de nulstelling
van de dagteller ".../000". De onderhoudsinformatie wordt, afhankelijk van de uitvoering, enkeleseconden weergegeven op de regel van
de kilometer totaalteller of op de middelste
displa
y van het instrumentenpaneel type 2.
De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele seconden de sleutel knipperen
om aante geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden. Voorbeeld:u hebt de afstand tot degj g
eerstvolgende onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
Page 59 of 408
Controle tijdens het rijden
Handmatige test via het centrale display van het instrumentenpaneel type 2
Met deze functie kunt u de staat van de auto controleren (status van in te stellen functies - geactiveerd/gedeactiveerd) en een logboek van storingen
opvragen.
)Druk bij een draaiende motor kor t op de
knop ".../000"
van het instrumentenpaneel om de test te starten. De vol
gende gegevens verschijnen achter
elkaar op het display in het midden van hetinstrumentenpaneel:
- motorolieniveaumeter (zie de betreffende
paragraaf),
- onderhoudsintervalindicator (zie debetreffende paragraaf),
- bandenspanningscontrole (indien
aanwezig; zie het hoofdstuk "Veiligheid"),
- actuele controlelampjes en
waarschuwingen, voor zover aanwezig (zie
de paragraaf over het controlelampje of uitrusting in kwestie),
- staat van in te stellen functies (zie
hoofdstuk "Multifonctionele displays").
Deze informatie verschijnt ook elkekeer wanneer u het contact aanzet (automatische test).
Page 60 of 408
De kilometer teller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij hetafzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en
ontgrendelen van de auto.
Kilometerteller/dagteller
Kilometerteller
Dagteller
De dagteller geeft het aantal verreden kilometers weer sinds de laatste keer dat de
bestuurder de teller op 0 heeft gezet. )
Druk bij aangezet contact op deze knopen houd deze ingedrukt tot de dagteller op0 staat.
De kilometer teller
geeft de totale kilometerstand van de auto aan.
Page 61 of 408

59Controle tijdens het rijden
Lichtsterkteregeling
U kunt de lichtsterkte van dedashboardverlichting handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving. De
lichtsterkteregeling werkt alleen als de
verlichtin
g van de auto is ingeschakeld, in denachtstand.
Actief
) Druk op de knop Aom de lichtsterkte te
veranderen. ) Laat de knop los als de verlichting dezwakste stand heeft bereikt en druk de knop opnieuw in om de verlichting weer feller te maken. of )
Laat de knop los als de verlichting desterkste stand heeft bereikt en druk de knop opnieuw in om de verlichting weer zwakker te maken. )
Laat de knop los zodra de gewenstelichtsterkte is bereikt.
Het controlelamp
je en het
lichtsterkteniveau worden tijdenshet instellen in het midden op het instrumentenpaneel aangegeven; er zijn 16 verschillende lichtsterkteniveaus beschikbaar.
U kunt de lichtsterkte ook regelen door het knopje B links op het stuur te verdraaien: ) omhoog; de verlichting wordt zwakker, )
omlaag; de verlichting wordt feller.
Uitgeschakeld
De lichtsterkteregeling werkt niet als de
verlichting van deichtsterkteregeling De
lichtsterkteregeling werkt niet als de verlichtingvan de auto uitgeschakeld is of in de dagstandstaat (dagrijverlichting ingeschakeld).
Page 62 of 408

Met dit systeem kan de verlichting van bepaalde
displays worden uitgeschakeld voor een rustiger
beeld tijdens nachtelijke ritten. Op het instrumentenpaneel blijft de rijsnelheid,
de weergave van de gekozen versnelling van
de EGS-versnellingsbak of automatische
versnellingsbak en de informatie van de snelheidsregelaar/-begrenzer (indien
ingeschakeld) verlicht; dat geldt ook voor de
waarschuwing "minimumbrandstofniveau",
indien van toepassing.
De black-panelfunctie wordt uitgeschakeld als er een waarschuwingsmelding wordt doorgegeven en bij het wijzigen van functies of instellingen.
Black-panelfunctie
(donker scherm)
Inschakelen
)
Druk, als de verlichting brandt, op dezeknop om de black-panelfunctie in te schakelen. )
Druk nogmaals op de knop om de
dashboardverlichting weer volledig in teschakelen.
U kunt op het instrumentenpaneel de kleur van
de meters (toets A ) afzonderlijk van de displays A(toets B ) instellen.
U kunt kiezen uit 5 verschillende kleurstellingen
t
ussen wit en blauw. )Druk de desbetreffende toets een paar
keer achter elkaar in tot de gewenste kleur is bereikt.
Kleuren van
instrumentenpaneel instellen
Page 63 of 408

61Controle tijdens het rijden
Geluiden instellen
Via dit menu kunt u de weergave van geluideninstellen. Er zijn 4 verschillende settings die
zijn ingedeeld naar aard en omstandigheden(waarschuwingen, bevestigingen, weigeringen,
richtingaanwijzers, vergeten verlichting, "sleutel
in slot" enz.
).
Bij een instrumentenpaneel met kleurinstelling - type 2
)
Druk op het draaiknopje om naar hethoofdmenu te gaan. )
Selecteer "Geluidkeuze" en bevestig uw
keuze. ) Selecteer de door u gewenste setting en
bevestig uw keuze. ) Sla de wijzigingen op met "OK".
Voer deze handelingen omwille van de veiligheid alleen uit als de auto helemaal stilstaat.
Deze handelingen zijn omwille van de veiligheid alleen mogelijk als de auto helemaal stilstaat.
Bij een instrumentenpaneel met kleurinstelling - type 1
)
Druk op de toets "MENU"
om naar het
hoofdmenu te gaan. ) Selecteer het menu "Persoonlijke
instellingen - Configuratie" en bevestig uwkeuze. ) Selecteer "Geluidkeuze" en bevestig uw keuze. )
Selecteer de door u gewenste setting en bevestig uw keuze. )
Sla de wijzigingen op met "OK".
Page 64 of 408
002
Multifunctionele displays