Page 177 of 408
175
Veiligheid
Automatisch inschakelen
van de alarmkni
pperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit. )U kunt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Claxon
Systeem om uw medeweggebruikers met een
geluidssignaal te waarschuwen voor direct
gevaar. ) Druk op het middelste gedeelte van het
stuur met bedieningstoetsen.
Beperk het gebruik van de claxon tot de volgende gevallen: - direct gevaar,- inhalen van een fietser of
voetganger, - naderen van een onoverzichtelijkesituatie.
Urgence-oproep of
Assistance-oproep
Hiermee kunt u een noodoproep of
hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de
desbetreffende CITROËN-helpdesk.
Raadplee
g het hoofdstuk "Audio en
datacommunicatie" voor meer informatie over
het gebruik van deze voorziening.
Page 178 of 408

Controlesysteem bandenspanning
Dit systeem zorgt voor een automatische enpermanente controle van de bandenspanningtijdens het rijden. Elk ventiel is voorzien van een sensor, die een waarschuwingssignaal uitzendt als de
bandenspanning te laag is (snelheid hoger dan
20 km/h).
Lekke band
Het bandenspanningscontrolesysteem isniet meer dan een hulpmiddel, hetgeeninhoudt dat de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder nietdoor het systeem kunnen worden vervangen.
Te l age bandenspanning
Dit pictogram verschijnt op het
instrumentenpaneel en/of er
verschijnt een melding op het display,
in combinatie met een geluidssignaal,
om aan te geven welke band(en) het betreft.
Het verklikkerlampje STOPen/of
dit verklikkerlampje gaat/gaan
branden op het instrumentenpaneel
in combinatie met een geluidssignaalen een melding op het display die
aangeeft welke band(en) het betreft.
)Stop onmiddellijk, maar vermijd abruptemanoeuvres met het stuur en de remmen. )Repareer of ver vang de beschadigde
band (lekke band of veel te lage
bandenspanning) en laat de
bandenspanning zo snel mogelijk controleren.
) Controleer zo snel mogelijk debandenspanning.
Dit dient te worden uitgevoerd bij koude
banden.
Page 179 of 408

177Veiligheid
Sensor(en) niet gedetecteerd of defect
Er verschijnt een melding op het display in combinatie met een geluidssignaal, om aan te
geven van welk(e) wiel(en) de bandenspanningniet meer gecontroleerd wordt of om aan te geven dat er een storing in het systeem zit.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de defectesensor(en) te vervangen.
Alle reparaties aan een wiel dat met dit systeem is uitgerust en het ver vangen van een band moeten wordenuitgevoerd door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. Wanneer bij het ver wisselen een wiel isgemonteerd dat niet door uw auto wordtgedetecteerd (voorbeeld: montage van winterbanden), dient het systeemdoor het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats opnieuw geïnitialiseerd te worden.
Ondanks dit systeem moet debandenspanning (zie de paragraaf "Identificatie") nog regelmatig wordengecontroleerd. De bandenspanning
heeft een belangrijke invloed op hetweggedrag van de auto en de slijtage van de banden, vooral onder zwarerijomstandigheden (zware lading, hoge rijsnelheden). De bandenspanning dient minimaaléén keer per maand gecontroleerdte worden, bij koude banden. Denk eraan ook de bandenspanning van het reservewiel te controleren.
Het bandenspanningscontrolesysteemkan tijdelijk worden verstoorddoor radiogolven in hetzelfde frequentiegebied.
Deze melding wordt ook weergegeven als één van de wielen niet op de auto aanwezig is (bij reparatie) of als er éénof meerdere wielen zonder sensor op de auto worden gemonteerd. Als uw auto is uitgerust met eenreservewiel, is deze niet voorzien van een sensor.
Page 180 of 408

Hulpsystemen bij het remmen
Uw auto is voorzien van drie systemen die uhelpen om de auto in een noodsituatie veilig totstilstand te brengen:
- het antiblokkeersysteem (ABS),
- de elektronische remdrukre
gelaar (EBD),
- Brake Assist System (BAS).
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukre
gelaar
Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid vanuw auto, vooral op een slecht of glad wegdek.
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatischin werking zodra een van de wielen dreigt te blokkeren.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat
merkbaar aan het trillen van het rempedaal;
dit is de normale werkin
g.
Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los.
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaatbranden in combinatie met de controlelampjes STOPen ABS, een geluidssignaal en een melding op het display,duidt dit op een storing in de elektronische
remdrukregelaar. Door deze storing zou u
ti
jdens het remmen de controle over uw auto
kunnen verliezen.
Stop op een veilige plaats.
Zorg er bij ver vanging van de wielen (banden en velgen) voor dat er wielen worden gemonteerd die aan de voorschriften van de constructeur voldoen.
Als dit waarschuwingslampje gaatbranden in combinatie met een geluidssignaal en een melding ophet display, duidt dit op een storing in het
antiblokkeersysteem. Door deze storing zou u
ti
jdens het remmen de controle over uw auto
kunnen verliezen.
Raadplee
g in beide gevallen het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 181 of 408

179Veiligheid
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de
benodigde bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit van het remmen wordt
vergroot.
Trap het rempedaal bij een noodstopzeer krachtig in en laat het pedaal niet
los.
Stabiliteitscontrolesystemen (ESP)
Antislipregeling
(ASR) en dynamische
stabiliteitscontrole
(ESC)
De antislipregeling verbetert de tractie van de wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven wielen en op het motorkoppel. De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via de remmen van één of meer wielen en via het
motorkoppel om de auto (binnen de grenzen
van de natuurkundige wetmatigheden) weer in
de juiste koers te brengen.
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting.
In dat
geval gaat dit controlelampje ophet instrumentenpaneel knipperen.
Intelligente Tractiecontrole
("Snow motion")
Deze auto is uitgerust met een systeem dat
zorgt voor extra tractie op besneeuwde wegen: intelligente tractiecontrole .
Deze functie signaleert situaties met weiniggrip, zoals wegrijden en voortbewegen van
de auto in verse en diepe sneeuw of over
platgereden sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de intelligente tractiecontrolehet doorslippen
van de voor wielen om voor een optimale
grip te zorgen. Zo wordt de aandrijving en debestuurbaarheid verbeterd.
Onder gladde omstandigheden is hetraadzaam te rijden op winterbanden.
Page 182 of 408

Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...) kan het nuttig zijn deze systemen even uit teschakelen. U kunt dan de wielen laten spinnen
zodat u weer verder kunt rijden.
) Druk op de toets "ESP OFF", die
zich vlak bij het stuur wiel bevindt.
Opnieuw inschakelen
Deze systemen worden automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf 50 km/h. ) Druk nogmaals op de toets "ESP OFF"om de systemen handmatig weer in te schakelen.
Storing
De stabiliteitscontrolesystemen zorgenvoor meer veiligheid tijdens het rijden.De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of het te hard rijden.
De goede werking van de systemenwordt verzekerd, mits de voorschriftenvan de constructeur worden nageleefd op het gebied van:
- de wielen (banden en velgen),
- de remcomponenten,
- de elektronische componenten,
- de montage en reparaties.
Laat de systemen na een aanrijdingcontroleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
.
Als dit verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, duidt
dit op een storing in deze systemen.
Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het is raadzaam om deze systemen zodra het
mogelijk is weer in te schakelen.
Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel en het verklikkerlampje van de toets branden, zijn
deze s
ystemen uitgeschakeld.
Page 183 of 408

Veiligheid
Veiligheidsgor dels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en eenspankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extrabescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen depyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.
Omdoen
)Trek aan de gordel en steek de gesp in degordelsluiting. )Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
)Druk op de rode knop van de gordelsluiting. )Houd de gordel vast ter wijl deze zich oprolt.
Controlelampje veiligheidsgordel losgemaakt/niet vastgemaakt(op instrumentenpaneel)
Als het contact wordt aangezet,gaat dit controlelampje branden
om aan te geven dat de bestuurder en/of voorpassagier zijn gordel nog niet heeft
vastgemaakt.
Als de snelheid hoger is dan 20 km/h, knipper t
het controlelampje gedurende 2 minuten incombinatie met een steeds sterker wordend geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft hetcontrolelampje branden zolang de bestuurder en/of voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt.
Hoogteverstelling
) Knijp de knop Ain en schuif deze omlaag
om het bevestigingspunt lager te plaatsen. ) Schuif de knop Aomhoog om hetbevestigingspunt hoger te plaatsen.
Page 184 of 408