Page 129 of 280

127
Rijden
6• Leeg symbool: de functie is verwijderd van het
tabblad Snelkoppelingen.
►
Controleer de wijziging op het
Snelkoppelingen-tabblad.
► Druk op deze toets voor directe toegang tot het
tabblad Snelkoppelingen.
Meervoudige uitschakeling
Het is mogelijk om tegelijkertijd meerdere
hulpfuncties voor de bestuurder uit te schakelen.
Dat wordt in twee stappen gedaan:
–
Eerst moet u alle functies selecteren die u wilt
uitschakelen.
–
Daarna moet u al deze functies tegelijkertijd
uitschakelen.
De functies selecteren
► Druk op deze toets op het dashboard om
de tabbladen ADAS weer te geven.
►
Selecteer het tabblad
Functies.
► Druk op deze toets om de lijst van
beschikbare functies weer te geven.
►
Selecteer de functies die worden uitgeschakeld
als u de toets ADAS bij elke start even ingedrukt
houdt (bijvoorbeeld Stop-start, Rijstrookassistent,
Automatisch remsysteem (Active Safety Brake)).
► Druk op deze toets om terug te keren
naar de vorige pagina.
Het systeem slaat op welke functies u wilt
uitschakelen.
Deze functies uitschakelen
► Houd deze toets op het
dashboard ingedrukt.
Alle eerder geselecteerde functies worden
uitgeschakeld totdat de auto weer wordt gestart (dit
wordt met een geluidssignaal bevestigd).
Verkeersbordherkenning
Raadpleeg voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van
de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem geeft de ter plaatse geldende
maximumsnelheid weer op het instrumentenpaneel
met behulp van: –
Door de camera gedetecteerde verkeersborden
met een snelheidslimiet.
–
Informatie over snelheidslimieten op basis van de
kaartgegevens van het navigatiesysteem.
–
Informatie over snelheidslimieten van verbonden
diensten.
–
Door de camera gedetecteerde borden die een erf
aangeven.
Bord gedetecteerd Voorgestelde
snelheid (berekend)
Begin erfzone Voorbeeld:
Zonder PEUGEOT
i-Connect Advanced 20
km/h of 10
mph (afhankelijk van de voor het
instrumentenpaneel gebruikte eenheid) Met PEUGEOT
i-Connect Advanced Weergave van de
snelheid die geldt in
het land waar u zich bevindt.
–
Bepaalde verkeersborden met aanvullende
informatie die door de camera worden gedetecteerd.
Page 130 of 280

128
Rijden
Het systeem is bedoeld voor het detecteren van
borden die aan de regels van het Verdrag van
Wenen voor verkeersborden voldoen.
Bepaalde snelheidslimieten, zoals voor vrachtwagens, worden niet weergegeven.
De op het instrumentenpaneel weergegeven
snelheidslimiet wordt bijgewerkt wanneer u een
snelheidslimietbord voor auto's (lichte voertuigen)
passeert.
Informatie op het
instrumentenpaneel
1. Weergave van de gedetecteerde snelheidslimiet
of
2. Weergave van het einde van de snelheidslimiet
Het systeem is actief, maar detecteert geen
snelheidslimiet.
Gedetecteerd
verkeersbord
met aanvullende informatie Weergave van de
snelheid die bij
het verkeersbord met aanvullende informatie hoort
Snelheidslimiet bij regen
Voorbeelden:
Als de
ruitenwisserschakelaar in de stand "interval" of "automatisch
wissen" staat (zodat de regensensor is geactiveerd):110
km/h
(bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet bij
het trekken van een aanhanger
Als er een
goedgekeurde
trekhaak op de auto is gemonteerd:
90
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet voor
een bepaalde afstand Voorbeeld:
70 km/h (bijvoorbeeld)
Gedetecteerd verkeersbord
met aanvullende informatie Weergave van de
snelheid die bij
het verkeersbord met aanvullende informatie hoort
Snelheidslimiet voor auto's waarvan het
maximaal toelaatbare voertuiggewicht
lager dan 3,5 ton is
90 km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet bij
sneeuw
Voorbeeld:
Als de
buitentemperatuur lager dan 3 °C is:
30
km/h (bijvoorbeeld) met een
"sneeuwvlok"-symbool
Snelheidslimiet op
bepaalde tijden van de dag
Voorbeeld:
30 km/h (bijvoorbeeld) met een
"klok"-symbool
Voor de juiste informatie over snelheidslimieten wordt de huidige positie
van de auto via de telematica-eenheid verzonden
en meteen na verwerking gedetecteerd.
De positie van de auto kan nu niet worden
gevolgd.
De privacy-instellingen van de verbonden
diensten hebben hier geen impact op.
Kaarten van het geïntegreerde navigatiesysteem moeten regelmatig
worden bijgewerkt zodat het systeem de juiste
informatie over snelheidslimieten kan geven.
De eenheid voor de snelheidslimieten (km/h of mph) hangt af van het land waarin u rijdt.
Houd hier rekening mee om te voorkomen dat u
de snelheidslimiet overschrijdt.
Het systeem kan in een ander land alleen goed
werken als de eenheid van de snelheid die
voor het instrumentenpaneel wordt gebruikt
overeenkomt met die van het land waar u rijdt.
Het land kan alleen worden geselecteerd
bij audiosystemen zonder geïntegreerd
navigatiesysteem.
De verkeersbordherkenning is een rijhulpsysteem; het kan zijn dat het systeem
niet altijd de juiste snelheidslimiet weergeeft.
De snelheidslimietborden langs of boven de weg
hebben altijd prioriteit boven de door het systeem
weergegeven snelheidslimieten.
Page 131 of 280

129
Rijden
6Het systeem is bedoeld voor het detecteren van
borden die aan de regels van het Verdrag van
Wenen voor verkeersborden voldoen.
Bepaalde snelheidslimieten, zoals voor vrachtwagens, worden niet weergegeven.
De op het instrumentenpaneel weergegeven
snelheidslimiet wordt bijgewerkt wanneer u een
snelheidslimietbord voor auto's (lichte voertuigen)
passeert.
Informatie op het
instrumentenpaneel
1. Weergave van de gedetecteerde snelheidslimiet
of
2. Weergave van het einde van de snelheidslimiet
Het systeem is actief, maar detecteert geen
snelheidslimiet.
Zodra er informatie over de snelheidslimiet wordt
ontvangen, geeft het systeem de waarde weer in
combinatie met een geluidssignaal.
Bij een voorgestelde maximumsnelheid wordt de
snelheid bij het overschrijden van die snelheid
weergegeven en knippert dan 3 seconden.
Als de auto nog steeds harder dan die snelheid blijft
rijden, wordt de snelheid weergegeven en knippert
dan 8 seconden, samen met een geluidssignaal.
Werkingslimieten
Het systeem houdt geen rekening met lagere
snelheidslimieten die in de volgende gevallen van
kracht kunnen zijn:
–
Luchtvervuiling.
–
T
rekken van een aanhanger.
–
Rijden met een noodreservewiel of
sneeuwkettingen.
–
Rijden met een band die met de
bandenreparatieset is gerepareerd.
–
Beginnende bestuurders.
Het systeem geeft de snelheidslimiet mogelijk niet
weer wanneer binnen een vooraf ingestelde tijd
geen bord met snelheidslimiet wordt gedetecteerd,
en in de volgende gevallen:
–
V
erkeersborden die niet aan de norm voldoen.
–
V
erkeersborden die afgeschermd, beschadigd of
vervormd zijn.
Instellingen
Uitschakelen / inschakelen
Standaard wordt het geluid voor een waarschuwing
bij overtoeren automatisch ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
U kunt de waarschuwing voor overtoeren en het geluid voor een gewijzigde
snelheidslimiet inschakelen / uitschakelen.
of
Directe toegang tot de Snelkoppelingen voor
rijhulpsystemen.
Het systeem kan niet worden uitgeschakeld. Het geluid voor een gewijzigde
snelheidslimiet wordt opgeslagen bij het afzetten
van het contact.
Wanneer het geluid voor overtoeren wordt uitgeschakeld, gaat dit waarschuwingslampje
enkele seconden op het instrumentenpaneel
branden.
Land selecteren
De lijst met gedetecteerde verkeersborden kan
worden bijgewerkt door een specifiek land te
selecteren.
Page 132 of 280

130
Rijden
Zonder advies vooraf voor de ingestelde
snelheid
Zonder advies vooraf voor de ingestelde
snelheid
4.Huidige ingestelde snelheid
5. Vraag voor opslaan snelheid
6. Huidige gedetecteerde snelheidslimiet
7. Volgende gedetecteerde snelheidslimiet
Werkingsvoorwaarden
– In aanmerking komende wegen: wegen met
gescheiden rijbanen die verboden zijn voor
voetgangers en fietsers.
– Drive Assist 2.0 ingeschakeld.
– Rijsnelheid tussen 0 en 180 km/h.
– Stuurwiel wordt correct vastgehouden door de
bestuurder.
► In ADAS op het touchscreen selecteert u
Functies> Verkeersborden> Land instellen.
►
Selecteer het gewenste land in de lijst
Land
selecteren.
Het huidige land wordt onder de functienaam op het scherm met instellingen
weergegeven.
Het geselecteerde land wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Dit waarschuwingslampje gaat op het instrumentenpaneel branden met de melding
" Drive Assist-sensor vervuild: maak de sensor
schoon, zie handleiding" als de sensor wordt
afgedekt.
Dit is normaal; u hoeft hiervoor geen contact op te
nemen met een werkplaats.
Stop de auto in dat geval en controleer of de camera
aan de voorzijde met vuil, modder, zand, sneeuw, ijs
of iets anders is afgedekt waardoor de sensor niet
goed werkt.
Het systeem werkt weer normaal als het
detectiegebied is gereinigd.
Adviezen voor de ingestelde snelheid
De bestuurder kan de snelheid die wordt
weergegeven door het Verkeersbordherkenning-
systeem selecteren als ingestelde snelheid voor de
snelheidsbegrenzer, snelheidsregelaar of adaptieve
snelheidsregelaar met de toets OK.
Als er regen wordt gedetecteerd, stelt het systeem
een snelheid voor aan de bestuurder die lager
ligt dan de afgelezen snelheid of de snelheid uit
de kaartgegevens; deze snelheid is beter op de
weersomstandigheden afgestemd (op de snelweg is
de voorgestelde snelheid bijvoorbeeld 110 km/h in
plaats van 130 km/h).
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer
informatie over de snelheidsbegrenzer,
snelheidsregelaar of Adaptieve
snelheidsregelaar.
Adviezen vooraf voor de ingestelde snelheid
Wanneer Drive Assist 2.0 is ingeschakeld, detecteert
het systeem het volgende bord met snelheidslimiet,
geeft het op de achtergrond weer en stelt deze
nieuwe snelheid als ingestelde snelheid voor.
Wanneer deze is opgeslagen:
–
Als de ingestelde snelheid lager is dan de vorige
snelheid, gaat de auto langzamer rijden om met
deze nieuwe snelheid te rijden wanneer het bord
wordt bereikt.
–
Als de ingestelde snelheid hoger is dan de vorige
snelheid, gaat de auto sneller rijden om met deze nieuwe snelheid te rijden wanneer het bord wordt
gepasseerd.
Schakelaars op en rondom het stuurwiel
1. Selecteren van de snelheidsbegrenzer
2. Selecteren van de snelheidsregelaar
3. Opslaan van de ingestelde snelheid
Informatie op het instrumentenpaneel
Page 133 of 280

131
Rijden
6
Zonder advies vooraf voor de ingestelde
snelheid
Zonder advies vooraf voor de ingestelde
snelheid
4.Huidige ingestelde snelheid
5. Vraag voor opslaan snelheid
6. Huidige gedetecteerde snelheidslimiet
7. Volgende gedetecteerde snelheidslimiet
Werkingsvoorwaarden
– In aanmerking komende wegen: wegen met
gescheiden rijbanen die verboden zijn voor
voetgangers en fietsers.
–
Drive
Assist 2.0 ingeschakeld.
–
Rijsnelheid tussen 0 en 180 km/h.
–
Stuurwiel wordt correct vastgehouden door de
bestuurder.
Opslaan van de snelheid opslaan
► Schakel de snelheidsbegrenzer 1-LIMIT of
snelheidsregelaar 2 in.
De informatie gerelateerd aan de
snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar wordt
weergegeven.
Wanneer een nieuwe snelheidslimiet wordt
gedetecteerd, geeft het systeem de waarde weer
en knippert "OK?" om te vragen of dit als de nieuwe
snelheid moet worden ingesteld.
Bij een verschil van minder dan 5 km/h
tussen de ingestelde snelheid en de door de
Verkeersbordherkenning weergegeven snelheid
wordt het symbool "OK?" niet weergegeven.
Afhankelijk van de omstandigheden kunnen
verschillende snelheden worden weergegeven.
►
Druk op
3-OK om de nieuwe ingestelde snelheid
te bevestigen.
Het display keert terug naar de vorige weergave.
Uitgebreide
verkeersbordherkenning
Raadpleeg voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van
de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit aanvullende systeem herkent deze
verkeersborden en toont ze op het
instrumentenpaneel.
Wanneer u een dergelijk bord nadert, wordt het
betreffende symbool op het instrumentenpaneel
weergegeven.
De geselecteerde weergavemodus moet "Rijden"
zijn.
De borden langs of boven de weg hebben altijd prioriteit boven de door het systeem
weergegeven borden.
De borden moeten voldoen aan de regels van
het Verdrag van Wenen voor verkeersborden.
Inschakelen / uitschakelen
Dit kan worden ingesteld in de app ADAS van het touchscreen.
Snelheidsbegrenzer
Raadpleeg voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van
de rij- en parkeerhulpsystemen voor meer
informatie.
Dit systeem voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde snelheid overschrijdt.
De snelheidsbegrenzer moet handmatig worden
ingeschakeld.
De minimale snelheid die ingesteld kan worden is
30
km/h.
Page 134 of 280

132
Rijden
► Druk opnieuw op 4-OK om de voorgestelde
snelheid op te slaan. De nieuw ingestelde waarde
voor de snelheid wordt op het instrumentenpaneel
weergegeven.
De ingestelde snelheid tijdelijk
overschrijden
► Druk het gaspedaal volledig in.
De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk uitgeschakeld
en de weergegeven ingestelde snelheid knippert.
► Laat het gaspedaal los om weer terug te keren
naar een snelheid lager dan de ingestelde snelheid.
Wanneer de snelheid niet door handelingen van de
bestuurder wordt overschreden (zoals bij rijden op
een steile helling), klinkt direct een geluidssignaal.
Bij een steile afdaling of bij het krachtig indrukken van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Gebruik indien nodig de remmen om de
rijsnelheid van de auto te verlagen.
Wanneer de rijsnelheid van de auto is gedaald tot
de ingestelde snelheid, werkt de snelheidsbegrenzer
weer; de ingestelde snelheid wordt dan weer zonder
te knipperen weergegeven.
Uitschakelen
► Druk op 1-LIMIT: de informatie over de
snelheidsbegrenzer wordt niet langer weergegeven.
De ingestelde snelheid blijft na het afzetten van het
contact opgeslagen in het geheugen.
Stuurkolomschakelaars
1. Selectie snelheidsbegrenzer
2. Laatst opgeslagen snelheid snelheidsbegrenzer
inschakelen/onderbreken
3. Ingestelde snelheid verhogen/verlagen
4. Laatst opgeslagen snelheid snelheidsbegrenzer
inschakelen
Gebruiken van de door de functie
Verkeersbordherkenning voorgestelde snelheid
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de functie Verkeersbordherkenning.
Informatie op het
instrumentenpaneel
5. Indicatie snelheidsbegrenzer geselecteerd
6. Indicatie snelheidsbegrenzer ingeschakeld
(groen) / onderbroken (grijs)
7. Ingestelde snelheid
8. Snelheid voorgesteld door de functie
Verkeersbordherkenning (afhankelijk van de
uitvoering)
Inschakelen / onderbreken
► Druk op 1-LIMIT om de snelheidsbegrenzer te
selecteren; de functie wordt onderbroken (grijs).
►
Als de ingestelde snelheidslimiet (de recentste in
het systeem opgeslagen snelheid) geschikt is, druk
dan op
2-I I> of 4-OK om de snelheidsbegrenzer in
te schakelen (groen).
► Druk weer op 2-I I> om de werking van de functie
tijdelijk te onderbreken.
Als de ingestelde snelheid langere tijd lager dan de rijsnelheid blijft, klinkt er een
waarschuwingssignaal.
Instellen van de
snelheidslimiet
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de
snelheidsbegrenzer in te schakelen.
De ingestelde snelheid wijzigen uitgaande van de
huidige snelheid van de auto:
►
Om in stappen van +/- 1 km/h te verhogen/te
verlagen, beweegt u 3
herhaaldelijk kort omhoog/
omlaag.
►
Om in stappen van +/- 5
km/h te verhogen/te
verlagen, houdt u 3 omhoog/omlaag gedrukt.
Als de functie is geactiveerd, kan de waarde van de snelheidslimiet worden gewijzigd met de
snelheid die wordt voorgesteld door de functie
Verkeersbordherkenning weergegeven op het
instrumentenpaneel:
–
W
anneer u het bord passeert:
►
Druk op
4-OK om de voorgestelde snelheid op
te slaan. Deze waarde wordt direct als de nieuw
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel
weergegeven.
–
W
anneer u het bord bent gepasseerd:
►
Druk op
4-OK. De melding "OK?" wordt
weergegeven om het verzoek tot opslaan te
bevestigen.
Page 135 of 280

133
Rijden
6► Druk opnieuw op 4-OK om de voorgestelde
snelheid op te slaan. De nieuw ingestelde waarde
voor de snelheid wordt op het instrumentenpaneel
weergegeven.
De ingestelde snelheid tijdelijk
overschrijden
► Druk het gaspedaal volledig in.
De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk uitgeschakeld
en de weergegeven ingestelde snelheid knippert.
►
Laat het gaspedaal los om weer terug te keren
naar een snelheid lager dan de ingestelde snelheid.
Wanneer de snelheid niet door handelingen van de
bestuurder wordt overschreden (zoals bij rijden op
een steile helling), klinkt direct een geluidssignaal.
Bij een steile afdaling of bij het krachtig indrukken van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Gebruik indien nodig de remmen om de
rijsnelheid van de auto te verlagen.
Wanneer de rijsnelheid van de auto is gedaald tot
de ingestelde snelheid, werkt de snelheidsbegrenzer
weer; de ingestelde snelheid wordt dan weer zonder
te knipperen weergegeven.
Uitschakelen
► Druk op 1-LIMIT: de informatie over de
snelheidsbegrenzer wordt niet langer weergegeven.
Storing
Bij een storing worden streepjes knipperend en
vervolgens permanent weergegeven in plaats van
de ingestelde snelheid.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Snelheidsregelaar -
Specifieke adviezen
De snelheidsregelaar garandeert niet dat de wettelijke maximumsnelheid wordt
nageleefd en dat een veilige afstand tussen
voertuigen wordt aangehouden. De bestuurder
blijft verantwoordelijk voor zijn/haar rijgedrag.
Gebruik voor ieders veiligheid de
snelheidsregelaar alleen als de verkeerssituatie
het toelaat dat met een constante snelheid
gereden kan worden en dat een veilige afstand
kan worden bewaard.
Blijf alert wanneer de snelheidsregelaar is
ingeschakeld.Wanneer u een van de toetsen
voor het wijzigen van de ingestelde snelheid
ingedrukt houdt, kan de rijsnelheid plotseling
veranderen.
Op een steile afdaling kan de snelheidsregelaar
niet voorkomen dat de auto de ingestelde
snelheid overschrijdt. Rem indien nodig om de
rijsnelheid te verlagen.
Op een steile helling of bij het trekken van
een zware aanhanger kan het voorkomen dat
de ingestelde snelheid niet wordt gehaald of
vastgehouden.
Hoger dan de ingestelde snelheid U kunt tijdelijk harder rijden dan de
ingestelde snelheid door op het gaspedaal
te drukken (de geprogrammeerde snelheid
knippert).
Laat het gaspedaal los om terug te keren naar de
ingestelde snelheid (wanneer deze snelheid weer
wordt bereikt, stopt de weergave van de snelheid
met knipperen).
Werkingslimieten Gebruik het systeem nooit in de volgende
situaties:
–
In een stedelijk gebied met overstekende
voetgangers.
–
In druk verkeer (behalve uitvoeringen met de
functie Stop & Go).
–
Op bochtige of steile wegen.
–
Op gladde of overstroomde wegen.
–
Bij slechte weersomstandigheden.
–
W
anneer het zicht voor de bestuurder slecht is.
–
Bij rijden op een racecircuit.
–
Op een testbank.
–
Bij het gebruik van een noodreservewiel.
–
Bij het gebruik van sneeuwkettingen of
sneeuwsokken.
Page 136 of 280

134
Rijden
► Wanneer u op toets 2-I I> drukt, wordt de functie
tijdelijk onderbroken.
► Wanneer u opnieuw op 2-I I>, 3 of 4-OK drukt,
wordt de snelheidsregelaar weer ingeschakeld
(groen).
De werking van de snelheidsregelaar wordt in de volgende gevallen ook tijdelijk
onderbroken:
– Wanneer het rempedaal wordt ingetrapt.
– Automatisch, als het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP) in werking treedt.
– Wanneer de neutraalstand wordt geselecteerd
of de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
– Wanneer het koppelingspedaal langer dan 5
seconden wordt ingetrapt.
– Wanneer de elektrische parkeerrem wordt
gebruikt.
Ingestelde snelheid wijzigen
De snelheidsregelaar moet zijn ingeschakeld.
De ingestelde snelheid wijzigen uitgaande van de
huidige snelheid van de auto:
► Om in stappen van +/- 1 km/h te verhogen/te
verlagen, beweegt u 3 herhaaldelijk kort omhoog/
omlaag.
► Om in stappen van +/- 5 km/h te verhogen/te
verlagen, houdt u 3 omhoog/omlaag gedrukt.
Wanneer u 3 lang omhoog/omlaag gedrukt
houdt, verandert de rijsnelheid heel snel.
Snelheidsregelaar
Raadpleeg voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van
de rij- en parkeerhulpsystemen en het
hoofdstuk Specifieke adviezen voor de
snelheidsregelaar.
Met behulp van dit systeem kan de bestuurder met een ingestelde constante
snelheid rijden zonder het gaspedaal te gebruiken.
De snelheidsregelaar moet handmatig worden
ingeschakeld.
De auto moet met een snelheid van ten minste
40
km/h rijden.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnelling die is ingeschakeld.
Bij een auto met een automatische transmissie moet
stand D
zijn geselecteerd of minimaal de tweede
versnelling in stand M zijn ingeschakeld.
Bij een keuzeschakelaar moet stand
D of B zijn
geselecteerd.
Bij een auto met de functie Stop & Start blijft de snelheidsregelaar na het schakelen
actief, ongeacht het type versnellingsbak.
Na het afzetten van het contact worden alle ingestelde snelheden gewist.
Stuurkolomschakelaars
1. Selectie snelheidsregelaar
2. Laatst opgeslagen snelheid snelheidsregelaar
inschakelen/onderbreken
3. Ingestelde snelheid verhogen/verlagen (als
snelheidsregelaar is ingeschakeld)
Inschakelen van de snelheidsregelaar
met de laatst opgeslagen snelheid (als
snelheidsregelaar is uitgeschakeld)
4. Inschakelen van de snelheidsregelaar met de
laatst opgeslagen snelheid
Gebruiken van de door het
Verkeersbordherkenning weergegeven snelheid.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de functie Verkeersbordherkenning.
Informatie op het
instrumentenpaneel
5. Indicatie snelheidsregelaar geselecteerd
6. Indicatie snelheidsregelaar ingeschakeld (groen)
/ onderbroken (grijs)
7. Ingestelde snelheid
8. Snelheid voorgesteld door de
Verkeersbordherkenning functie
(afhankelijk van
de uitvoering)
Inschakelen / onderbreken
► Druk op toets 1 om de snelheidsregelaar te
selecteren; de functie werkt nog niet (grijs).
►
Beweeg
3 omhoog / omlaag of druk op 4-OK
om de snelheidsregelaar in te schakelen en een
ingestelde snelheid op te slaan zodra de auto de
gewenste snelheid heeft bereikt (groen).