Page 185 of 280

183
Praktische informatie
7Normaal laden, Mode 2
Normaal stopcontact
(normaal opladen - wisselstroom (AC))
Mode 2 met een gewoon stopcontact: maximale laadstroom 8 A.
Mode 2 met een Green'Up-stopcontact: maximale laadstroom 16 A.
W
anneer u dit soort stopcontact wilt laten
installeren, neem dan contact op met een professioneel installateur.
Specifieke kabel voor opladen via een normaal stopcontact - Mode 2 (AC)
Identificatielabel (C ) op de laadaansluiting (zijde
auto).
Specifieke kabel voor opladen via een normaal stopcontact (Mode 2)
Zorg dat de kabel niet beschadigd raakt.
Een beschadigde kabel mag u niet meer
gebruiken. Neem in dat geval contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om de kabel te laten vervangen.
Versneld opladen, Mode 3
Snellader (afhankelijk van de uitvoering) (versneld opladen - éénfase- of driefasen- wisselstroom (AC))
Met mode 3 en een snellader: maximale laadstroom 32 A.
Met mode 3 en een snellader (Wallbox): maximale laadstroom 32 A.
Page 186 of 280

184
Praktische informatie
Laadkabel, Mode 3 (AC)
Identificatielabels (C) op de laadaansluiting (zijde
auto) en op de stekker (zijde lader).
Snellader Demonteer of wijzig de lader niet;
elektrocutie- en/of brandgevaar!
Zie de gebruikershandleiding van de fabrikant
van de lader voor de bedieningsinstructies.
Snelladen, Mode 4
Openbare snellader
(snelladen - gelijkstroom (DC))
Laadkabel, Mode 4 (DC)
(geïntegreerd in de openbare snellader)
Identificatielabel (K ) op de laadaansluiting (zijde
auto).
Gebruik alleen openbare snelladers waarvan de kabel maximaal 30 meter lang is.
Laden van de tractiebatterij
(Elektrisch)
Werkingsprincipe
Zie voor meer informatie de algemene aanbevelingen inzake elektrische auto's
en de specifieke aanbevelingen inzake plug-in
hybride- of elektrische auto's.
Laad de auto op door deze op een stopcontact (een
normaal stopcontact of een aansluiting voor versneld
opladen) of op een openbare snellader (snelladen)
aan te sluiten.
Om de tractiebatterij volledig op te laden moet u de
gewenste laadprocedure zonder onderbrekingen
volgen tot de procedure automatisch wordt
beëindigd. Het laden kan meteen worden uitgevoerd
of op een later tijdstip (behalve bij een openbare
snellader, Mode 4).
U kunt het laden via een normaal stopcontact of
het versneld opladen op elk moment stoppen door
de auto te ontgrendelen en de laadstekker los te
koppelen. Zie voor het snelladen de openbare
snellader.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de laadweergaven op het instrumentenpaneel
en het touchscreen.
Page 187 of 280

185
Praktische informatie
7U kunt de voortgang van het laden ook in de gaten houden met de MYPEUGEOT
APP-app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand bedienbare
aanvullende functies.
Uit veiligheidsoverwegingen start de motor niet als de laadkabel is aangesloten op de
laadaansluiting van de auto. Er wordt een
waarschuwing op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Koelen van de tractiebatterij De ventilator in de motorruimte gaat tijdens
het laden aan om de geïntegreerde lader en de
tractiebatterij te koelen.
Laag laadniveau / Rijden Wanneer de auto rijdt terwijl het laadniveau
van de tractiebatterij te laag is, kan de auto
stilvallen, met ongevallen of ernstig letsel tot
gevolg. Zorg er ALTIJD voor dat de tractiebatterij
voldoende is opgeladen.
Laag laadniveau / Parkeren Als de buitentemperatuur lager dan 0
graden is, raden wij u aan om de auto niet enkele
uren met een laag laadniveau (minder dan 20%)
buiten te parkeren.
Auto langer dan 1 maand in opslag Wanneer de auto langere tijd niet wordt
gebruikt (langer dan 4 weken) zonder de
mogelijkheid om op te laden bij het starten, zorgt
de zelfontlading dat de auto niet kan worden
gestart als het laadniveau van de tractiebatterij
laag of zeer laag is, vooral bij temperaturen onder
nul. Zorgt er ALTIJD voor dat de tractiebatterij
20% tot 40% is opgeladen als u de auto enkele
weken niet gaat gebruiken.
Sluit de laadkabel niet aan.
Zorg dat de auto altijd gestald staat bij een
temperatuur tussen -10 °C en 30 °C (wanneer u
de auto op een plek met extreme temperaturen
stalt, kan de tractiebatterij beschadigd raken).
Koppel de kabel los van de plusklem (+) van de
12V-accu in de motorruimte.
Sluit ongeveer elke 3 maanden een
12V-acculader aan op de plus- (+) en
minklemmen (-) van de 12V-accu om deze accu
op te laden en de accu op bedrijfsspanning te
houden.
Zie het hoofdstuk 12V-accu('s) voor de
procedure voor het loskoppelen van accu's.
Voorzorgsmaatregelen
Voor laden via een normaal stopcontact
of versneld laden
Voorafgaand aan het laden
Afhankelijk van de situatie:
► Laat een elektricien controleren of de
elektrische installatie voldoet aan de geldende
normen en geschikt is voor het opladen van de
auto.
►
Laat een voor de auto geschikt specifiek
stopcontact of een voor de auto geschikte lader
voor versneld laden (wallbox) monteren door een
professionele elektricien.
Gebruik bij voorkeur de laadkabel die als
accessoire verkrijgbaar is.
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Tijdens het laden Als de auto wordt ontgrendeld terwijl de auto
wordt opgeladen, dan stopt het laden.
As de portieren of achterklep niet worden
geopend en de laadstekker niet wordt verwijderd,
wordt de auto na 30 seconden weer vergrendeld
en wordt het laden voortgezet.
Voer nooit werkzaamheden uit onder de
motorkap:
–
Sommige gebieden blijven zeer heet, tot zelfs
één uur nadat het laden is beëindigd - kans op
brandwonden!
–
De ventilator kan op elk moment inschakelen -
kans op snijwonden of verstikking!
Na het laden Controleer of de laadklep is gesloten.
Page 188 of 280

186
Praktische informatie
Laat de kabel na het laden niet in het stopcontact
zitten - kans op kortsluiting of elektrocutie als de
kabel nat wordt of in water terechtkomt!
Voor snelladen
Voorafgaand aan het ladenControleer of het openbare snellaadstation
en de laadkabel geschikt zijn voor uw auto.
Bij buitentemperaturen lager dan:
–
0 °C: het laden kan langer duren.
–
-20 °C: laden is mogelijk, maar het kan nog
langer duren (de accu moet eerst worden
opgewarmd).
Na het laden Controleer of de laadklep is gesloten.
Geprogrammeerd laden
Standaard is de starttijd voor geprogrammeerd laden
ingesteld op rond middernacht.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau kan deze tijd
worden aangepast.
Instellingen
► Kies het tabblad Opladen in de app
Energie op het touchscreen.
►
Stel de begintijd voor het laden in.
►
Druk op
OK.
De instelling wordt in het systeem opgeslagen.
U kunt het geprogrammeerd laden ook instellen met een smartphone, via de
MYPEUGEOT APP-app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de op afstand bedienbare aanvullende
functies.
Inschakelen
Geprogrammeerd laden is alleen mogelijk met Mode 2 en 3.
►
Na het instellen van het geprogrammeerd laden
sluit u uw auto aan op de gewenste laadapparatuur.
► Vergrendel de auto.
► Druk binnen een minuut op deze toets in de klep
om het systeem te activeren (bevestigd door een
blauw controlelampje voor het laden).
Laadprocedure
Verbinding
► Controleer of de transmissie in stand P staat
voordat u begint met laden, anders is het laden niet
mogelijk.
►
Open de laadklep door op de drukknop te
drukken en controleer of er geen vuil aanwezig is op
de laadstekker.
Opladen via een normaal stopcontact, Mode 2
► Sluit de laadkabel aan de kant van de
regeleenheid aan op een normaal stopcontact.
Tijdens het aansluiten gaan alle controlelampjes op
de regeleenheid branden. Vervolgens blijft alleen het
groene controlelampje
POWER branden.
►
V
erwijder de beschermkap van de laadstekker.
►
Steek de laadstekker in de laadaansluiting.
Als het laden start, gaan de groene controlelampjes
CHARGE in de klep en daarna op de regeleenheid
knipperen.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of alle
aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om
te bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Wanneer het laden is voltooid en de laadkabel nog is aangesloten, wordt het
laadniveau op het instrumentenpaneel ongeveer
Page 189 of 280

187
Praktische informatie
720 seconden weergegeven wanneer het
bestuurdersportier wordt geopend.
Versneld opladen, Mode 3
► Volg de gebruikersinstructies van de snellader
(wallbox).
►
V
erwijder de beschermkap van de laadstekker.
►
Steek de laadstekker in de laadaansluiting.
Het laden is gestart als het controlelampje voor het
laden in de klep groen knippert.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of de
kabel goed is aangesloten.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om
te bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Snelladen, Mode 4
► Afhankelijk van de uitvoering verwijdert u het
kapje van het onderste deel van de stekker.
► Volg de gebruiksinstructies van de openbare
snellader en sluit de kabel van de openbare
snellader aan op de aansluiting van de auto.
Als het laden start, gaat het groene controlelampje
voor het laden in de klep knipperen.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of de
kabel goed is aangesloten.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om
te bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Loskoppelen
Voordat u de laadstekker loskoppelt van de
laadaansluiting:
►
Als de auto is ontgrendeld, moet u deze
vergrendelen en vervolgens ontgrendelen.
►
Als de auto is vergrendeld, moet u deze
ontgrendelen.
Het rode controlelampje in de klep gaat uit om aan
te geven dat de laadstekker is ontgrendeld.
►
In Mode 2 en 3 moet u de laadstekker binnen
30
seconden verwijderen.
Het controlelampje voor het laden gaat wit branden.
Druk met de selectieve ontgrendeling van de portieren geactiveerd twee keer op de
ontgrendelknop om de laadstekker los te
koppelen.
Wanneer het laden is voltooid, gaat het groene controlelampje voor het laden in de
klep na ongeveer 2 minuten uit.
Opladen via een normaal stopcontact, Mode 2
Als het laden is beëindigd, gaan het groene
controlelampje CHARGE op de regeleenheid en
het groene controlelampje voor het laden in de klep
permanent branden.
►
Plaats de beschermkap terug op de laadstekker
en sluit de laadklep.
►
Haal de laadkabel aan de zijde van de
regeleenheid uit het stopcontact.
Versneld opladen, Mode 3
Als het laden is voltooid, wordt dit aangegeven
door de laadregeleenheid en door het permanent
branden van het groene controlelampje in de klep.
►
Hang de laadstekker aan de wallbox en sluit de
laadklep.
Snelladen, Mode 4
Als het laden is voltooid, wordt dit aangegeven door
de lader en door het permanent branden van het
groene controlelampje in de klep.
► U kunt het laden ook onderbreken door
op deze toets in de klep te drukken (alleen bij
Mode 4).
►
Hang de laadstekker aan de lader
.
►
Afhankelijk van de uitvoering moet u de
beschermkap terug op het onderste gedeelte
plaatsen en de laadklep sluiten.
Page 190 of 280

188
Praktische informatie
Wanneer de laadstekker wordt losgekoppeld, verschijnt er een melding op
het instrumentenpaneel dat het laden is voltooid,
ook al was de laadstekker losgekoppeld voordat
de auto volledig is opgeladen.
Trekhaak
Verdeling van de lading
► V erdeel het gewicht in de aanhanger gelijkmatig,
plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de
as en probeer de maximaal toegestane kogeldruk
zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze te
overschrijden.
Op grotere hoogte boven de zeespiegel neemt de
luchtdichtheid af waardoor de prestaties van de
motor afnemen. Trek daarom voor elke 1000 m
hoogte 10% van het maximale aanhangergewicht af.
Gebruik een trekhaak en de betreffende bedrading die door PEUGEOT zijn
goedgekeurd. Laat de trekhaak door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats monteren.
Als de trekhaak niet door een PEUGEOT-dealer
wordt gemonteerd, moet de montage altijd
volgens de voorschriften van de fabrikant worden
uitgevoerd.
Belangrijk: als de auto met een elektrisch
bedienbare achterklep en de functie Handsfree
toegang achterklep is uitgerust en voorzien
van een trekhaak die niet door een PEUGEOT-
dealer is gemonteerd, dan is het van essentieel
belang dat u naar een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats gaat om het
detectiesysteem opnieuw te laten kalibreren -
kans op storing in de functie Handsfree toegang
achterklep.
Sommige rij- of parkeerhulpfuncties worden
automatisch uitgeschakeld wanneer er een
goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het rijden met een aanhanger en
de functie Aanhangerstabiliteitscontrole.
Houd u aan het maximale aanhangergewicht dat op het
kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in het deel Technische
gegevens van dit boekje wordt vermeld.
Wanneer u accessoires aan de trekhaak bevestigt (zoals een fietsendrager of
bagageplateau):
–
Houd u aan de maximaal toegestane
kogeldruk.
–
V
ervoer niet meer dan 4 gewone fietsen of 2
elektrische fietsen.
Wanneer u fietsen op een fietsendrager op een
trekhaak laadt, plaats dan de zwaarste fietsen
het dichtst bij de auto.
Houd u aan de ter plaatse geldende regelgeving.
Auto met elektrisch bedienbare achterklep met handsfree-functie
(Handsfree toegang achterklep)
Om te voorkomen dat de elektrisch bedienbare
achterklep ongewenst opengaat bij het gebruik
van de trekhaak:
–
Schakel deze functie van tevoren uit in de
configuratietoepassing van de auto.
–
Of verwijder de elektronische sleutel uit de
detectiezone als de achterklep is gesloten is.
Elektrische voertuigen Een elektrische auto kan met een trekhaak
worden uitgerust.
Het is echter niet mogelijk om een
aanhangwagen of caravan te trekken.
De trekhaak mag alleen worden gebruikt voor
een fietsendrager.
Trekhaak met afneembare kogel
Overzicht
Deze door de fabrikant geleverde trekhaak kan
zonder gereedschap worden gemonteerd en
verwijderd.
Page 191 of 280

189
Praktische informatie
7
1.Bevestigingssteun
2. Beschermdop
3. Aansluiting
4. Veiligheidsoog
5. Afneembare kogel
6. Draaiknop voor vergrendeling / ontgrendeling
7. Slot met sleutel
8. Label voor het noteren van belangrijke
referenties
A. Vergrendelde stand (groene markering staat
tegenover witte markering); de draaiknop maakt
contact met de kogel (geen speling).
B. Ontgrendelde stand (rode markering staat tegenover witte markering); de draaiknop
maakt geen contact met de kogel (speling van
ongeveer 5
mm).
Zie het betreffende deel voor meer informatie over veilig gebruik van de
trekhaak.
Vóór elk gebruik Controleer of de kogel goed is vergrendeld.
Doe dit door het volgende te controleren:
–
het groene merkteken op de draaiknop valt
samen met het witte merkteken op de kogel;
–
de draaiknop maakt contact met de kogel
(stand A);
–
het slot is vergrendeld en de sleutel is
verwijderd; de draaiknop kan niet meer worden
bediend;
–
de kogel mag absoluut niet in de
bevestigingssteun kunnen bewegen: duw en trek
eraan om dit te controleren.
Als de kogel niet is vergrendeld, kan de
aanhanger loskomen. Kans op een ongeval!
Tijdens het gebruik Ontgrendel nooit het systeem terwijl
een aanhanger is aangekoppeld of een
bagageplateau op de trekhaakkogel is
gemonteerd.
Overschrijd nooit het maximaal toelaatbare
treingewicht van de auto.
Neem altijd de maximaal toegestane belasting
op de trekhaak in acht; als deze belasting wordt
overschreden, kan de trekhaak losraken van de
auto - kans op een ongeval!
Controleer voordat u gaat rijden de afstelling van
de koplampen en controleer of de verlichting van
de aanhanger correct functioneert.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de hoogteverstelling van de
koplampen.
Na het gebruik Wanneer u zonder aanhanger of
bagageplateau rijdt, verwijder dan de
trekhaakkogel en plaats de beschermdop op
de steun, zodat de kentekenplaat en/of de
verlichting goed zichtbaar zijn. De aansluiting
moet omhoog worden gezet om schade aan de
uitrusting onder het rijden te voorkomen.
Page 192 of 280

190
Praktische informatie
Monteren van de kogel
► Verwijder onder de achterbumper de
beschermdop (2) van de steun (1 ).
►
Steek het uiteinde van de trekhaakkogel (
5) in de
steun (1 ) en beweeg deze omhoog; de kogel wordt
automatisch vergrendeld.
► De draaiknop ( 6) draait een kwart slag linksom;
houd uw handen uit de buurt van de knop!
► Controleer of het mechanisme correct is
vergrendeld en het groene merkteken van de
draaiknop samenvalt met het witte merkteken van
de trekhaakkogel (stand A ).
►
V
ergrendel het slot (7 ) met de sleutel.
►
V
erwijder de sleutel. De sleutel kan niet worden
verwijderd als het slot is ontgrendeld.
►
Beweeg het kapje omlaag om het slot te
beschermen.
► Verwijder de beschermkap van de trekhaakkogel.
► Maak de aanhanger vast aan de trekhaakkogel.
►
Maak de kabel van de aanhanger vast aan het
veiligheidsoog (4 ) van de steun.
►
Beweeg de aansluiting (
3) omlaag om deze in de
gewenste stand te zetten.
►
Steek de stekker van de aanhanger in
de aansluiting en draai de stekker een kwart
omwenteling om hem op de aansluiting (3 ) van de
steun aan te sluiten.