Page 217 of 280

215
In geval van pech
8
► Draai de slotbout met de wielsleutel (5) en de
dop (2 ) vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel (5 ) vast.
►
Bevestig de doppen op de wielbouten
(afhankelijk van de uitrusting).
►
Berg het gereedschap op.
Na het verwisselen van een wiel
Het wiel met de lekke band kan niet op de plek van
het reservewiel worden opgeborgen. Leg het in de
bagageruimte.
Met niet-standaard of ruimtebesparend reservewiel
Schakel bepaalde rijhulpsystemen uit (Active
Safety Brake, Adaptieve snelheidsregelaar enz.).
Overschrijd de maximaal toegestane snelheid
van 80 km/h of de maximale afstand van 80 km
niet.
Het is niet toegestaan om met meerdere
reservewielen van dit type op de auto
gemonteerd te rijden.
De wielvelg van het vervangen wiel mag niet
worden teruggeplaatst.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat het aantrekkoppel van de bouten van het
reservewiel en de bandenspanning nakijken.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie kan
de monteur u vertellen of de band kan worden
gerepareerd of moet worden vervangen.
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden (zoals een lage temperatuur of vocht) kan er
een laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten ontstaan; dit
verdwijnt als de lampen enkele minuten branden.
De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag:
–
Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
– Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
–
W
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd
de straal dan nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen ervan gericht,
om beschadiging van de vernislaag en de
afdichtrubbers te voorkomen.
Koplampen en andere
verlichting met ledlampen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de betreffende
typen (kop)lampen:
–
Koplampen met ledtechnologie.
–
Peugeot Matrix LED
Technology 2.0-koplampen.
–
Afzonderlijke lampen voor de dagrijverlichting /
parkeerlichten / richtingaanwijzers.
–
Zijrichtingaanwijzers.
–
V
erlichting zijkant.
–
Achterlichten met Full LED-technologie.
–
Achterlichten met ledtechnologie.
–
Remlichten.
–
Derde remlicht.
–
Kentekenplaatverlichting.
Vervanging van dit type gloeilampNeem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Raak koplampen met led- of Full LED-
technologie niet aan - elektrocutiegevaar!
Page 218 of 280
216
In geval van pech
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel van ledlampen. U kunt daarbij ernstig oogletsel
oplopen!
Verlichting vóór
Uitvoering met ledkoplampen
1. Grootlicht
2. Dimlicht
3. Richtingaanwijzers
4. Dagrijverlichting/Parkeerlichten
Uitvoering met Peugeot Matrix LED
Technology 2.0-koplampen
1.Dimlicht / grootlicht met functie Matrix Beam
2. Dimlicht / grootlicht 3.
Dagrijverlichting / parkeerlichten /
richtingaanwijzers
Achterlichten
Uitvoering met led-achterlichten
Uitvoering met Full LED 3D-lampen
Page 219 of 280

217
In geval van pech
81.Richtingaanwijzers (led)
2. Remlichten / parkeerlichten (led)
3. Parkeerlichten (led)
4. Mistlampen (P21W)
5. Achteruitrijlichten (W16W)
Achteruitrijlichten / mistlampen
Deze gloeilampen kunnen via de buitenkant van de
achterbumper worden vervangen.
►
V
erwijder de bevestigingsschroef of -schroeven
uit de toegangsklep onder de bumper met een
Torx-schroevendraaier.
►
Maak de toegangsklep los.
►
Draai de gloeilamphouder een kwartslag en
verwijder deze.
►
V
oor de mistlamp: draai de gloeilamp een kwart
slag en vervang deze.
►
V
oor het achteruitrijlicht: trek de gloeilamp eruit
en vervang deze.
Raak de uitlaat niet aan als u de gloeilamp kort na het uitschakelen van het contact
vervangt - kans op brandwonden!
Zekeringen
Een zekering vervangen Laat alle werkzaamheden alleen door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats uitvoeren
Wanneer een zekering door een derde partij
wordt vervangen, kan er een ernstige storing in
de auto ontstaan.
Montage van elektrische accessoires Bij het ontwerp van het elektrische systeem
van uw auto is al rekening gehouden met de
montage van zowel de standaarduitrusting als
eventuele opties.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit storingen veroorzaakt
door het repareren van de auto of het oplossen
van storingen die zijn ontstaan door de montage
van accessoires die niet door PEUGEOT zijn
geleverd of aanbevolen, of die niet zijn
gemonteerd in overeenstemming met de
aanbevelingen. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
uitrusting meer dan 10 milliampère bedraagt.
12V-accu('s)
Loodstartaccu's
Deze accu's bevatten schadelijke stoffen
(zwavelzuur en lood).
Ze moeten conform de regelgeving worden
afgevoerd en mogen nooit samen met
huishoudelijk afval worden weggegooid.
Lever gebruikte accu's in bij een aangewezen
inzamelpunt.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u handelingen aan de accu uitvoert.
Voer handelingen aan de accu uitsluitend uit in
een goed geventileerde ruimte, ver van open
vuur of vonken veroorzakende bronnen, om elk
risico van brand of explosie uit te sluiten.
Was na afloop uw handen.
Elektronische regeleenheden / koplampen met ledtechnologie
Sluit de minkabel nooit aan op het metalen
deel van elektronische regeleenheden of op de
achterzijde van de koplampen.
Kans op defecte elektronische regeleenheden
en/of koplampen!
Sluit deze aan op een extern aardingspunt dat
speciaal hiervoor is bedoeld.
Page 220 of 280

218
In geval van pech
Bevroren accuProbeer nooit om een bevroren accu te
laden - Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
dan door een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats controleren op
beschadigingen van de inwendige delen en op
scheuren in de behuizing (kans op lekkage van
giftig en corrosief zuur).
Automatische transmissie Probeer de motor nooit te starten door de
auto aan te duwen.
Elektrische auto's
Lege 12V-accu De motor kan niet meer worden gestart
en de tractiebatterij kan niet meer worden
opgeladen.
Voorzorgsmaatregelen bij werkzaamheden aan de 12V-accu
Selecteer stand P , zet het contact af, en
controleer of het instrumentenpaneel is
uitgeschakeld en het voertuig niet wordt
opgeladen.
Een ander voertuig met startkabels starten
Gebruik de 12V-accu niet om een ander voertuig
met startkabels te starten of de accu van een
ander voertuig op te laden.
Symbolen
Geen vonken of open vuur, niet roken.
Bescherm altijd uw ogen. Explosieve gassen
kunnen blindheid en letsel veroorzaken.
Houd de accu van de auto buiten het bereik van kinderen.
De accu van de auto bevat zwavelzuur, wat blindheid of ernstige brandwonden kan
veroorzaken.
Zie de handleiding voor meer informatie.
Vlak bij de accu kunnen explosieve gassen
aanwezig zijn.
Voor uitvoeringen met
benzine- of dieselmotor
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor
het starten van de motor met behulp van startkabels
of voor het laden van een lege accu.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Voor toegang tot de pluspool (+):
► Ontgrendel de motorkap door de
ontgrendelhendel in het interieur en vervolgens de
veiligheidshaak van de motorkap te bedienen.
►
Open de motorkap.
Pluspool (+)
met snelsluiting.
Minpool (-).
De minpool van de accu is niet bereikbaar en
daarom bevindt er zich vlak bij de accu een
afzonderlijk massapunt.
Starten van de motor met een hulpaccu
en startkabels
Als de accu van uw auto leeg is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu (externe accu of
de accu van een andere auto) en startkabels of met
een startbooster.
Start de motor nooit als er een acculader is aangesloten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V of hoger.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12
V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de lege accu heeft.
Page 221 of 280

219
In geval van pech
8De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers (zoals
audiosysteem, ruitenwissers en verlichting) van
beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor (zoals
ventilator en riemen) bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+)
omhoog, wanneer uw auto hiermee is uitgerust.
►
Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de
lege accu (A ) (bij het gebogen metalen gedeelte) en
vervolgens op de pluspool (+) van de hulpaccu (B )
of de startbooster.
►
Sluit het ene uiteinde van de groene of zwarte
kabel aan op de minpool (-) van de hulpaccu (B ) of
de startbooster (of op een massapunt van de auto
met de hulpaccu).
►
Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte
kabel aan op het massapunt C .
►
Start de motor van de auto met de hulpaccu en
laat deze enkele minuten draaien.
► Start de auto met de lege accu en laat de motor
draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het contact af
en wacht even voordat u een nieuwe poging doet.
►
W
acht totdat de motor stationair draait.
►
Maak de startkabels vervolgens
in omgekeerde
volgorde los.
►
Breng het kunststof kapje aan op de pluspool (+),
als uw auto hiermee is uitgerust.
►
Laat de motor minimaal 30 minuten draaien,
terwijl de auto stilstaat, om de accu voldoende op
te laden.
Wanneer u meteen gaat rijden zonder dat de auto voldoende is opgeladen, kunnen
sommige functies mogelijk niet goed werken
(zoals Stop & Start).
Laden met behulp van een acculader
Voor een optimale levensduur van de accu is het
noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de accu
voldoende is opgeladen.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn om
de accu op te laden:
–
Als de auto vooral voor korte ritten wordt gebruikt.
–
Als de auto meerdere weken niet wordt gebruikt.
Neem contact op met een PEUGEOT
-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u de accu van uw auto zelf gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden losgekoppeld.
►
Zet het contact af.
►
Schakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).
► Schakel lader B uit voordat u de kabels op de
accu aansluit om gevaarlijke vonken te voorkomen.
►
Controleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.
►
Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+)
omhoog, wanneer uw auto hiermee is uitgerust.
►
Sluit de kabels van lader
B als volgt aan:
•
de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van
accu A.
•
de zwarte minkabel (-) op massapunt
C van de
auto.
►
Zet na afloop van het laden eerst acculader
B uit
voordat u de kabels loskoppelt van accu A .
Page 222 of 280

220
In geval van pech
Als deze sticker is aangebracht, mag er uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt.
Anders kunnen elektrische onderdelen
onherstelbaar beschadigd raken.
24V
12V
De accu loskoppelen / weer aansluiten
We raden u aan om de accu los te koppelen als de
auto langere tijd niet wordt gebruikt, zodat de accu
voldoende lading behoudt om de motor te starten.
Voer de volgende handelingen uit voordat u de accu
loskoppelt:
►
Sluit alle te openen carrosseriedelen (portieren /
deuren, achterklep, ruiten, dak).
►
Schakel alle stroomverbruikende voorzieningen
uit (zoals audiosysteem, ruitenwissers en lampen).
►
Zet het contact uit en wacht 4 minuten.
Als u bij de accu bent, hoeft u alleen de klem van de
pluspool (+) los te halen.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
► Afhankelijk van de uitrusting tilt u het plastic kapje
van de pluspool (+) op.
►
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de
accupoolklem B te ontgrendelen.
►
Beweeg de accupoolklem
B omhoog om hem te
verwijderen.
Weer aansluiten van de plusklem (+)
► Trek de hendel (A ) zo ver mogelijk omhoog.
► Plaats de geopende accupoolklem ( B) op de
pluspool (+).
►
Druk de accupoolklem (
B) volledig omlaag.
►
Beweeg de hendel (
A) omlaag om de
accupoolklem (B ) vast te zetten.
►
Afhankelijk van de uitrusting duwt u het plastic
kapje terug op de pluspool (+).
Forceer de hendel niet wanneer u erop drukt; als de klem niet goed is geplaatst, kan
deze niet worden vergrendeld. Voer de procedure
nogmaals uit.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste keer starten van de motor na het aansluiten van
de accukabels, werkt het Stop & Start-systeem
mogelijk niet.
Het systeem werkt dan pas weer als de auto
langere tijd heeft stilgestaan; hoe lang dat is,
is afhankelijk van de buitentemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal 8 uur).
Voor hybride uitvoeringen
Procedure voor het starten van de motor met behulp
van startkabels of voor het laden van een lege accu
(12
V of 48 V).
►
T
oegang tot de 12V-accu.
Raadpleeg het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over Toegang tot de accu.
►
Koppel waar nodig de 12V
-accu los en weer aan.
Page 223 of 280

221
In geval van pech
8Raadpleeg het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over Het loskoppelen en aansluiten van
de accu.
►
Als u de 12V
-accu weer hebt aangesloten,
moet u de automatische resetprocedures van de
elektronische systemen en een handmatige reset
van andere systemen uitvoeren.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over Na opnieuw aansluiten.
Starten van de motor met een hulpaccu
en startkabels
Het hybridesysteem start de auto, maar er is
een spanning van 12 V nodig. Er zijn
diverse redenen waarom de auto niet kan worden
gestart.
Als de 12V-accu leeg is, kan de 12 V door een
reservebatterij (extern of van een ander voertuig) en
startkabels worden geleverd of met behulp van een
startbooster of een acculader.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V of
hoger .
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12
V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de lege accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers (zoals
audiosysteem, ruitenwissers en verlichting) van
beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor (zoals
ventilator en riemen) bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+)
omhoog, wanneer uw auto hiermee is uitgerust.
►
Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de
lege accu (A ) (bij het gebogen metalen gedeelte) en
vervolgens op de pluspool (+) van de hulpaccu (B )
of de startbooster.
►
Sluit het ene uiteinde van de groene of zwarte
kabel aan op de minpool (-) van de hulpaccu (B ) of
de startbooster (of op een massapunt van de auto
met de hulpaccu).
►
Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte
kabel aan op het massapunt C .
►
Start de motor van de auto met de hulpaccu en
laat deze enkele minuten draaien.
►
Start de auto met de lege accu en laat de motor
draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het contact af
en wacht even voordat u een nieuwe poging doet.
► Wacht totdat de motor stationair draait.
► Maak de startkabels vervolgens in omgekeerde
volgorde los.
►
Breng het kunststof kapje aan op de pluspool (+),
als uw auto hiermee is uitgerust.
►
Laat de motor minimaal 30 minuten draaien,
terwijl de auto stilstaat, om de accu voldoende op
te laden.
Wanneer u meteen gaat rijden zonder dat de accu voldoende is opgeladen, kunnen
sommige functies mogelijk niet goed werken
(zoals de stand e-Auto).
De 12V-acu met behulp van een
acculader laden
Voor een optimale levensduur van de accu is het
noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de accu
voldoende is opgeladen.
Soms kan het nodig zijn om de accu op te laden
(bijvoorbeeld als de auto enkele weken niet zal
worden gebruikt)
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Het hybridesysteem is via de DC/ DC-omvormer op het 12V-netwerk
aangesloten. Elke handeling kan de werking van
het systeem beïnvloeden.
Als u de accu van uw auto zelf gaat opladen,
gebruik dan uitsluitend een lader die geschikt is
voor loodaccu's en die een nominale spanning
van 12
V heeft.
Page 224 of 280

222
In geval van pech
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden losgekoppeld.
►
Zet het contact af.
►
Schakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).
► Schakel lader B uit voordat u de kabels op de
accu aansluit om gevaarlijke vonken te voorkomen.
►
Controleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.
►
Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+)
omhoog, wanneer uw auto hiermee is uitgerust.
►
Sluit de kabels van lader
B als volgt aan:
•
de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van
accu A.
•
de zwarte minkabel (-) op massapunt
C van de
auto.
►
Zet na afloop van het laden eerst acculader
B uit
voordat u de kabels loskoppelt van accu A .
De 48V-accu laden met behulp van een
12V-acculader
Als het starten niet lukt, raadpleeg dan de paragraaf
“Starten met een andere accu" en volg de
aanbevolen procedure.
In geval van storing, vooral na langdurige stilstand,
kan de 48 V-accu ontladen zijn en moet hij worden
opgeladen.
Probeer het hybridesysteem niet rechtstreeks op te laden.
Het hybridesysteem wordt via de DC/
DC-omzetter aangesloten op het 12 V-netwerk.
Elke ingreep kan het algehele functioneren van
het systeem beïnvloeden.
Gebruik alleen een specifieke 12 V-acculader die 13,5 V kan aanhouden met
een hoge spanning van 40-50 A (ca. 600
W).
Als u de accu van uw auto zelf gaat opladen,
gebruik dan uitsluitend een lader die geschikt is
voor loodaccu's en die een nominale spanning
van 12
V heeft.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V of hoger.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden losgekoppeld.
►
Zet het contact af. ►
Schakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).
► Schakel lader B uit voordat u de kabels op
de 12 V-accu aansluit om gevaarlijke vonken te
voorkomen.
►
Controleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.
►
Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+)
omhoog, wanneer uw auto hiermee is uitgerust.
►
Sluit de kabels van lader
B als volgt aan:
•
de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van de
accu A,
•
de zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van
de auto.
►
Open het bestuurdersportier om de auto te
activeren (of zet het contact aan zonder het
rempedaal in te trappen).
Het hybridesysteem begint na 1 minuut automatisch
de 48 V-accu op te laden bij een 12 V-voeding hoger
dan 13,5 V. De door de acculader geleverde stroom
moet ongeveer 30-50 A zijn.
Wanneer het juiste energieniveau in de 48 V-accu
is bereikt, stopt het hybridesysteem automatisch