3
Inhoud
Schakelindicator 120
Stop & Start (Benzine of Diesel) 121
Stand e-Auto (hybride) 122
Bandenspanningscontrolesysteem 123
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene
adviezen
124
Stuurwiel met hands-on-detectiesysteem 126
Snelkoppelingen voor rijhulpsystemen 126
Verkeersbordherkenning 127
Snelheidsbegrenzer 131
Snelheidsregelaar - Specifieke adviezen 133
Snelheidsregelaar 134
Drive Assist Plus 135
Drive Assist 2.0 136
Adaptieve snelheidsregelaar 136
Lane Positioning Assist 141
Halfautomatisch veranderen van rijstrook 144
Active Safety Brake met Waarschuwing bij kans op
aanrijding en Intelligente noodremassistentie
148
Systeem voor detecteren van onoplettendheid 152
Active Lane Departure Warning 154
Dodehoekbewaking met groot bereik 157
Parkeerhulp 158
Visiopark 1 160
Visiopark 3 162
Verkeerswaarschuwing achter 164
7Praktische informatieCompatibiliteit van brandstoffen 167
Tanken 167
Tankbeveiliging (diesel) 168
Elektrische auto's - algemene aanbevelingen 169
Hybridesysteem 170
Plug-in hybride of elektrische auto's - specifieke
aanbevelingen
171
Plug-in hybridesysteem 174
De tractiebatterij opladen (plug-in hybride) 178
Laadsysteem (Elektrisch) 181
Laden van de tractiebatterij (Elektrisch) 184
Trekhaak 188
Trekhaak met afneembare kogel 188
Dakdragers 192
Sneeuwschermen 193
Sneeuwkettingen 194
Eco-stand 195
Motorkap 195
Onder de motorkap 196
Niveaus controleren 197
Controles 199
AdBlue® (BlueHDi) 201
Vrijloop 203
Onderhoudstips 204
8In geval van pechGevarendriehoek 207
Brandstoftank leeg (diesel) 207
Boordgereedschap 207
Bandenreparatieset 209
Reservewiel 212
Een lamp vervangen 215
Zekeringen 217
12V-accu 217
De auto slepen 225
9Technische gegevensTechnische gegevens motoren en
aanhangergewichten 228
Benzinemotoren 229
Dieselmotoren 230
Hybride motoren 231
Motoren van plug-in hybrides 232
Elektromotoren 235
Afmetingen 236
Identificatie 237
10 PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOTi-Connect
De eerste stappen 238
Aanpassen 241
Stuurkolomschakelaars 243
Applicaties 243
Gesproken commando's 243
Navigatie 245
Connectiviteit 246
Mirror Screen 248
Media 249
Telefoon 251
Instellingen 252
Help 253
11Registratie van autogegevens en privacy
■
Index
■
Bijlage
18
Instrumentenpaneel
Waarschuwing bij kans op aanrijding/Active
Safety Brake
Knippert.Het systeem wordt geactiveerd en remt de
auto kort af om de snelheid te verlagen.
Zie het hoofdstuk Rijden voor meer informatie.
Brandt permanent, in combinatie met een melding.
Het systeem is via het touchscreen uitgeschakeld.
Brandt permanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Voer (3) uit.
Brandt permanent, in combinatie met de melding "Drive Assist-sensor vervuild:
maak de sensor schoon, zie handleiding".
De sensor wordt afgedekt.
Zet het voertuig zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Reinig de camera aan de voorzijde.
Brandt permanent. Er is een storing in het systeem.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden
nadat de motor is uitgeschakeld en opnieuw is
gestart, zie (3).
Brandt permanent. Het systeem wordt tijdelijk
uitgeschakeld omdat de bestuurder en/of
voorpassagier (afhankelijk van de uitvoering)
zijn gedetecteerd maar de bijbehorende
veiligheidsgordel is niet vastgemaakt.
VerkeersbordherkenningPermanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Voer (3) uit.
Brandt permanent, in combinatie met de melding "Drive Assist-sensor vervuild:
maak de sensor schoon, zie handleiding".
De sensor wordt afgedekt.
Zet het voertuig zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Reinig de camera aan de voorzijde.
Active Lane Departure WarningKnippert. De auto dreigt een onderbroken
rijstrookmarkering te overschrijden zonder dat de
richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Het systeem wordt geactiveerd en corrigeert dan
de koers van de auto als het merkt dat de kans
bestaat dat een rijstrookmarkering of wegrand wordt
overschreden (afhankelijk van de uitvoering).
Zie het hoofdstuk Rijden voor meer informatie.
Brandt permanent. Het systeem is automatisch uitgeschakeld of
in de wachtstand gezet.
Brandt permanent, in combinatie met de melding "Drive Assist-sensor vervuild:
maak de sensor schoon, zie handleiding".
De sensor wordt afgedekt.
Zet het voertuig zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Reinig de camera aan de voorzijde.
Permanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Voer (3) uit.
Waarschuwing voor bestuurder via
camera (Systeem voor detecteren van
onoplettendheid)
Brandt permanent. De functie is uitgeschakeld.
Permanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Voer (3) uit.
Brandt permanent, in combinatie met de melding "Drive Assist-sensor vervuild:
maak de sensor schoon, zie handleiding".
De sensor wordt afgedekt.
Zet het voertuig zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Reinig de camera aan de voorzijde.
Stop & Start (Benzine of Diesel)Brandt permanent, in combinatie met een melding.
Het Stop & Start-systeem is handmatig
uitgeschakeld.
De volgende keer dat de auto tot stilstand komt,
wordt de motor niet afgezet.
Activeer het systeem opnieuw via het touchscreen.
Brandt permanent. Het Stop & Start-systeem is automatisch
uitgeschakeld.
126
Rijden
• Leeg symbool: de functie is verwijderd van het
tabblad Snelkoppelingen.
► Controleer de wijziging op het
Snelkoppelingen-tabblad.
► Druk op deze toets voor directe toegang tot het
tabblad Snelkoppelingen.
Meervoudige uitschakeling
Het is mogelijk om tegelijkertijd meerdere
hulpfuncties voor de bestuurder uit te schakelen.
Dat wordt in twee stappen gedaan:
– Eerst moet u alle functies selecteren die u wilt
uitschakelen.
– Daarna moet u al deze functies tegelijkertijd
uitschakelen.
De functies selecteren
► Druk op deze toets op het dashboard om
de tabbladen ADAS weer te geven.
► Selecteer het tabblad Functies.
► Druk op deze toets om de lijst van
beschikbare functies weer te geven.
► Selecteer de functies die worden uitgeschakeld
als u de toets ADAS bij elke start even ingedrukt
gedetecteerd als ze zich in de dode hoek van het
detectiebereik van de sensoren bevinden.
Bepaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
Onderhoud Reinig de bumpers, de spiegels en het
gezichtsveld van de camera's regelmatig.
Houd het uiteinde van de hogedrukspuit tijdens
het wassen van de auto op minimaal 30
cm van
de radar, sensoren en camera's.
Matten / pedaalbekledingen Het gebruik van matten of
pedaalbekledingen die niet door PEUGEOT
zijn goedgekeurd, kan de werking van de
snelheidsbegrenzer of de snelheidsregelaar
hinderen.
Voorkom dat de pedalen blijven hangen:
–
Controleer of de mat goed op zijn plaats ligt.
–
Leg nooit meerdere matten boven op elkaar
.
SnelheidseenhedenAls u in een ander land bent, controleer
dan of de eenheid van snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt gebruikt (mph of
km/h), overeenkomt met de in het land geldende
eenheid.
Zo niet, verander dan bij stilstaande auto de door
het instrumentenpaneel gebruikte eenheid van
snelheid zodat deze overeenkomt met de ter
plaatse geldende eenheid.
Neem bij twijfel contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Stuurwiel met
hands-on-detectiesysteem
(met Drive Assist 2.0)
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Het stuurwiel is voorzien van een hands-on-
detectiesysteem om te voorkomen dat de bestuurder
de aandacht verliest.
Het is verboden om het stuurwiel te bedekken of er
iets aan vast te maken.
Tijdens het manoeuvreren moet de bestuurder altijd de omgeving van de auto in
de gaten houden en de gehele manoeuvre
controleren.
De bestuurder moet altijd het gebruik van een
systeem dat deel uitmaakt van
Drive Assist
2.0
controleren.
Wanneer het Lane Positioning Assist-systeem
met Drive Assist Plus wordt gebruikt, detecteert
het systeem ook de aanwezigheid van handen.
Er kunnen storingen in de werking van het systeem optreden als:
–
Het stuurwiel is afgedekt.
–
De bestuurder dikke handschoenen
(bijvoorbeeld skihandschoenen) draagt.
Wanneer de aanwezigheid van handen op het
stuurwiel niet goed kan worden gedetecteerd,
wordt Drive Assist 2.0 niet geactiveerd of wordt
deze na een paar seconden uitgeschakeld.
Het is verboden om mechanische antidiefstalapparaten op het stuurwiel aan te
brengen. Hierdoor kan het beschadigd raken!
Snelkoppelingen voor
rijhulpsystemen
De volledige lijst met rijhulpsystemen staat op het
tabblad Functies.
De rijhulpsystemen zijn rechtstreeks toegankelijk om
ze snel in te schakelen / uit te schakelen.
Standaard zijn alle rijhulpsystemen opgeslagen op
het tabblad Snelkoppelingen (zoals
Stop & Start,
Active Lane Departure Warning).
Andere rijhulpsystemen kunnen worden toegevoegd
of van het tabblad worden verwijderd.
Dit kan via ADAS > Functies op het
touchscreen worden ingesteld.
► Druk op de toets die hoort bij het
betreffende rijhulpsysteem:
•
Gevuld symbool: de functie is toegevoegd aan
het tabblad Snelkoppelingen.
135
Rijden
6► Wanneer u op toets 2-I I> drukt, wordt de functie
tijdelijk onderbroken.
►
W
anneer u opnieuw op 2-I I>, 3 of 4-OK drukt,
wordt de snelheidsregelaar weer ingeschakeld
(groen).
De werking van de snelheidsregelaar wordt in de volgende gevallen ook tijdelijk
onderbroken:
–
W
anneer het rempedaal wordt ingetrapt.
–
Automatisch, als het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP) in werking treedt.
–
W
anneer de neutraalstand wordt geselecteerd
of de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
–
W
anneer het koppelingspedaal langer dan 5
seconden wordt ingetrapt.
–
W
anneer de elektrische parkeerrem wordt
gebruikt.
Ingestelde snelheid wijzigen
De snelheidsregelaar moet zijn ingeschakeld.
De ingestelde snelheid wijzigen uitgaande van de
huidige snelheid van de auto:
►
Om in stappen van +/- 1 km/h te verhogen/te
verlagen, beweegt u 3
herhaaldelijk kort omhoog/
omlaag.
►
Om in stappen van +/- 5
km/h te verhogen/te
verlagen, houdt u 3 omhoog/omlaag gedrukt.
Wanneer u 3 lang omhoog/omlaag gedrukt
houdt, verandert de rijsnelheid heel snel.
Stel om veiligheidsredenen een snelheid in die niet al te veel afwijkt van de actuele
rijsnelheid. Zo voorkomt u dat de auto
onverwacht gaat accelereren of vaart minderen.
Als de functie is geactiveerd, kan de waarde van de ingestelde snelheid worden gewijzigd met de
snelheid die wordt voorgesteld door de functie
Verkeersbordherkenning weergegeven op het
instrumentenpaneel:
–
W
anneer u het bord passeert:
►
Druk op
4-OK om de voorgestelde snelheid op
te slaan. Deze waarde wordt direct als de nieuw
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel
weergegeven.
–
W
anneer u het bord bent gepasseerd:
►
Druk op
4-OK. De melding "OK?" wordt
weergegeven om het verzoek tot opslaan te
bevestigen.
►
Druk opnieuw op
4-OK om de voorgestelde
snelheid op te slaan. De nieuw ingestelde waarde
voor de snelheid wordt op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Uitschakelen
► Druk op 1: de informatie over de
snelheidsregelaar wordt niet langer weergegeven.
Storing
Bij een storing worden streepjes knipperend en
vervolgens permanent weergegeven in plaats van
de ingestelde snelheid.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Drive Assist Plus
Alleen beschikbaar op uitvoeringen met automatische transmissie en de selectiehendel
(elektrisch).
Dit systeem past automatisch de snelheid aan en
corrigeert de koers van de auto, met behulp van de
Adaptieve cruise control met Stop&Go-functie in
combinatie met Lane Positioning Assist.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer
informatie over de Adaptieve snelheidsregelaar en
de Lane Positioning Assist.
Het systeem assisteert de bestuurder door
in te grijpen op de besturing, te accelereren
en te remmen binnen de natuurkundige limieten
en de mogelijkheden van de auto. Bepaalde
elementen van de infrastructuur of voertuigen in
de buurt van de auto kunnen niet goed worden
gedetecteerd of slecht worden geïnterpreteerd
door de camera en de radar. Dit kan leiden tot
onverwachtse koerswijzigingen, het uitblijven van
een stuurcorrectie en/of het onjuist regelen van
het accelereren of remmen.
Dit systeem is vooral bedoeld voor gebruik op hoofdwegen en snelwegen. Het werkt
136
Rijden
alleen bij bewegende voertuigen die in dezelfde
richting als uw auto rijden.
Het systeem selecteren of het
selecteren ongedaan maken
ASSIST
► Druk deze toets herhaaldelijk in totdat de Drive
Assist Plus-modus op het instrumentenpaneel wordt
weergegeven.
►
Na een paar seconden wordt de Drive
Assist
Plus-modus geselecteerd. De miniweergave
Rijhulpsystemen wordt op het instrumentenpaneel
weergegeven.
De kleur van de symbolen die het stuurwiel en de
zijmarkeringen vertegenwoordigen, hangt af van de
werkingsstatus van het systeem:
(grijs) Er is aan een of meerdere
werkingsvoorwaarden niet voldaan; het systeem is
gepauzeerd.
(groen) Er is aan alle werkingsvoorwaarden voldaan; het
systeem is actief.
(oranje)
Storing in het systeem.
►
Druk deze toets weer herhaaldelijk in totdat
de OFF-modus op het instrumentenpaneel wordt
weergegeven.
►
Na een paar seconden wordt de selectie van de
Drive Assist Plus-modus ongedaan gemaakt. De
miniweergave Rijhulpsystemen wordt niet langer
weergegeven.
Drive Assist 2.0
Dit systeem regelt de snelheid en corrigeert de koers
van de auto automatisch door de volgende functies
te combineren:
–
Drive
Assist Plus met Adaptieve cruise control met
Stop&Go-functie en Lane Positioning Assist.
–
Halfautomatisch veranderen van rijstrook.
–
Advies vooraf voor de ingestelde snelheid.
Raadpleeg de betreffende gedeelten voor meer
informatie over deze functies.
Of het systeem beschikbaar is, hangt af van het land
waar u rijdt.
Dit systeem dient alleen te worden gebruikt op
snelwegen en hoofdwegen.
Het systeem selecteren of het
selecteren ongedaan maken
Dit kan worden ingesteld in de app ADAS van het touchscreen.
► Selecteer het Functies-tabblad en selecteer
Drive Assist of maak de selectie hiervan ongedaan.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Adaptieve snelheidsregelaar
Raadpleeg voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van
de rij- en parkeerhulpsystemen en het
hoofdstuk Specifieke adviezen voor de
snelheidsregelaar.
Met behulp van dit systeem wordt automatisch
de door de bestuurder ingestelde snelheid
aangehouden (opgeslagen snelheid), terwijl er
voldoende afstand (ingesteld door de bestuurder)
tot de voorligger wordt gehouden. Dit systeem regelt
automatisch het accelereren en decelereren van de
auto.
Als de auto is uitgerust met een handgeschakelde
versnellingsbak, kan het systeem de snelheid van
de auto verlagen tot 30
km/h.
Met de Stop&Go-functie regelt het systeem het
remmen totdat de auto volledig tot stilstand is
gekomen en wordt de motor opnieuw gestart.
De remlichten gaan branden als de auto langzamer gaat rijden omdat het systeem
ingrijpt.
Het systeem functioneert niet wanneer het
remlicht defect is.
141
Rijden
6
– Er voegt plotseling een voertuig in tussen uw auto
en de voorligger.
De camera en/of de radar kunnen sommige voertuigen op de weg (bijvoorbeeld een
vrachtwagen) slecht waarnemen of interpreteren
en dit kan leiden tot een onjuiste inschatting van
de afstand waardoor ten onrechte wordt versneld
of geremd.
Let vooral op: – Bij de aanwezigheid van motorfietsen en
bij het invoegen van voertuigen.
–
W
anneer u een tunnel binnenrijdt of over een
brug rijdt.
Gebruik het systeem niet: – Na een klap tegen de voorruit ter hoogte
van de camera of een klap tegen de voorbumper.
–
Als een van de remlichten niet werkt.
Het systeem mag niet worden gebruikt: – Bij lange voorwerpen op dakdragers.
–
Als de auto een aanhanger trekt of wordt
gesleept.
– Als de voorkant van de auto is aangepast
(bijvoorbeeld door de montage van verstralers of
het overspuiten van de voorbumper).
–
Belemmering van de radar en/of camera.
Storing
Wanneer er zich een storing voordoet, worden in
plaats van de ingestelde snelheid streepjes (oranje)
weergegeven.
Om de storing te bevestigen, gaat dit waarschuwingslampje branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Lane Positioning Assist
Raadpleeg de algemene adviezen over
het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Het systeem herkent de rijstrookmarkeringen en
houdt de auto op de door de bestuurder gekozen
positie binnen de rijstrook.
Hiervoor gebruikt het systeem een camera die
boven aan de voorruit is geplaatst.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
hoofdwegen.
Inschakelen / uitschakelen
Het Lane Positioning Assist-systeem wordt
automatisch ingeschakeld nadat de stand Drive
Assist Plus is geselecteerd.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
de Drive Assist Plus.
De selectie wordt bevestigd door de weergave
van de symbolen op het instrumentenpaneel
die het stuurwiel en de rijstrookmarkeringen
vertegenwoordigen.
De kleur van de symbolen hangt af van de
werkingsstatus van het systeem:
(grijs) Er is aan een of meerdere
werkingsvoorwaarden niet voldaan; het systeem is
gepauzeerd.
(groen) Er is aan alle werkingsvoorwaarden voldaan;
het systeem is actief.
(oranje) Storing in het systeem.
Als de bestuurder het systeem een tijd niet meer
wil gebruiken, kan hij of zij het uitschakelen door
nogmaals op de toets ASSIST te drukken (bevestigd
wanneer de miniweergave voor Rijhulpsystemen
van het instrumentenpaneel verdwijnt).
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het afzetten van het contact.
142
Rijden
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de onderstaande tabellen worden de weergaven beschreven die behoren b\
ij de belangrijkste rijsituaties. De werkelijke volgorde van de weergave van deze
waarschuwingen kan afwijken.Schakelaars op en rondom het stuurwiel Symbolen
Aanwijzingen
ASSIST of II>
(grijs) / (grijs) Snelheidsregelaar gepauzeerd.
Drive Assist Plus uitgeschakeld.
ASSIST of OK
(groen) / (groen) Snelheidsregelaar actief.
Drive Assist Plus uitgeschakeld.
ASSIST
(groen) / (groen) Drive Assist Plus ingeschakeld.
Lane Positioning Assist werkt normaal (stuurwielcorrectie geactiveerd).
II>
(grijs) / (grijs) Drive Assist Plus onderbroken door de bestuurder.
ASSIST of OK
(groen) / (grijs) Drive Assist Plus op stand-by.
Er is niet voldaan aan alle werkingsvoorwaarden voor de Lane Positioning\
Assist.
ASSIST of II>
(grijs) / (grijs) Drive Assist Plus onderbroken.
De snelheidsregelaar en Lane Positioning Assist zijn onderbroken.
Werkingsvoorwaarden
– Adaptieve snelheidsregelaar actief.
– ESP in werkende staat.
–
ASR-systeem ingeschakeld.
–
Er wordt geen aanhanger gedetecteerd.
–
Er wordt geen noodreservewiel gebruikt.
–
De auto wordt niet blootgesteld aan een sterke
zijdelingse acceleratie.
–
Richtingaanwijzers uit bij activering van het
systeem.
Bijstelling
De bestuurder moet het stuurwiel goed
vasthouden.
Als bijstelling is geactiveerd, worden de symbolen
groen weergegeven: het systeem stuurt de auto
door middel van kleine stuurbewegingen en houdt
deze in de door de bestuurder gekozen positie op de
rijstrook. Deze positie hoeft niet het midden van de
rijstrook te zijn.
De bestuurder kan bewegingen in het stuurwiel
voelen.
De bestuurder kan de positie van de auto te allen
tijde wijzigen door aan het stuurwiel te draaien en de
positie aan te houden totdat het systeem er rekening
mee houdt. Als de gekozen positie te veel afwijkt van
het midden, kan er een automatische manoeuvre
plaatsvinden om de auto te centreren. Het systeem
past zich aan de nieuw vastgestelde positie aan.
Het systeem pauzeren /
onderbreken
De bestuurder moet meteen actie ondernemen als hij denkt dat de
verkeerssituatie of het wegoppervlak ingrijpen
vereist, door het stuurwiel te bewegen om de
werking van het systeem tijdelijk te onderbreken.
Wanneer door het intrappen van het rempedaal
het Adaptieve snelheidsregelaar-systeem wordt
onderbroken, wordt ook de werking van het
systeem onderbroken.
Als het systeem vaststelt dat de bestuurder het stuurwiel niet stevig genoeg vast houdt,
dan geeft het systeem een aantal
waarschuwingen die steeds dringender worden.
Als de bestuurder niet reageert, wordt het
systeem uitgeschakeld.
Als de werking wordt onderbroken omdat het stuurwiel langere tijd niet stevig genoeg
wordt vastgehouden, moet het systeem weer
worden ingeschakeld door opnieuw op de toets
ASSIST te drukken.
Automatisch onderbreken
Bij onderbreking van het systeem klinkt een
specifiek geluidssignaal.
–
Activering van het ESP-systeem.
–
Rijstrook onvoldoende gedetecteerd. In dit geval
kan de functie Active Lane Departure Warning de controle overnemen totdat er weer aan de
werkingsvoorwaarden van het systeem wordt
voldaan.
Onderbreking door de bestuurder
– Overschrijden van de rijstrookmarkeringen.
– T e stevig vasthouden van het stuurwiel of
dynamische stuurmanoeuvre.
–
Intrappen van het rempedaal (met een pauze
tot gevolg totdat de snelheidsregelaar weer wordt
ingeschakeld) of het gaspedaal (onderbreking
zolang het pedaal wordt ingetrapt).
–
Onderbreken van het
Adaptieve
snelheidsregelaar-systeem.
–
Uitschakelen van het
ASR-systeem.
143
Rijden
6Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de onderstaande tabellen worden de weergaven beschreven die behoren b\
ij de belangrijkste rijsituaties. De werkelijke volgorde van de weergave van deze
waarschuwingen kan afwijken.
Schakelaars op en rondom het stuurwiel Symbolen
Aanwijzingen
ASSIST of II>
(grijs) / (grijs) Snelheidsregelaar gepauzeerd.
Drive Assist Plus uitgeschakeld.
ASSIST of OK
(groen) / (groen) Snelheidsregelaar actief.
Drive Assist Plus uitgeschakeld.
ASSIST
(groen) / (groen) Drive Assist Plus ingeschakeld.
Lane Positioning Assist werkt normaal (stuurwielcorrectie geactiveerd).
II>
(grijs) / (grijs) Drive Assist Plus onderbroken door de bestuurder.
ASSIST of OK
(groen) / (grijs) Drive Assist Plus op stand-by.
Er is niet voldaan aan alle werkingsvoorwaarden voor de Lane Positioning\
Assist.
ASSIST of II>
(grijs) / (grijs) Drive Assist Plus onderbroken.
De snelheidsregelaar en Lane Positioning Assist zijn onderbroken.