Page 49 of 244

47
Ergonomie en comfort
3verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en in de hoge stand staan.
De hoofdsteun van de middelste zitplaats en
de hoofdsteunen van de buitenste zitplaatsen
zijn niet uitwisselbaar.
De rugleuningen
neerklappen
Verplaats de rugleuningen uitsluitend bij
stilstaande auto.
Eerste handelingen:
►
Zet de hoofdsteunen omlaag.
►
Schuif waar nodig de voorstoelen naar voren.
►
Controleer of er geen persoon of voorwerp
(zoals kleding of bagage) in de buurt is en u de
rugleuningen ongehinderd kunt neerklappen.
► Druk de handgreep ( 1 ) voor het ontgrendelen
van de rugleuning in.
► Beweeg de rugleuning ( 2 ) naar voren tot hij
plat ligt.
Wanneer de rugleuning is ontgrendeld, is
de rode indicator zichtbaar in de
handgreep.
De rugleuningen in de
oorspronkelijke stand
terugzetten
Controleer eerst of de buitenste
veiligheidsgordels goed verticaal langs
de vergrendelingsogen van de rugleuningen
zijn geplaatst.
► Zet de rugleuning ( 2 ) rechtop en druk hem
stevig aan zodat hij wordt vergrendeld.
►
Controleer of de rode indicator van de
handgreep 1
niet meer zichtbaar is.
► Controleer of de buitenste veiligheidsgordels
niet klem zitten.
Let op: als de rugleuning niet goed is
vergrendeld, komt de veiligheid van de
passagiers bij een noodstop of een aanrijding
in gevaar.
Voorwerpen in de bagageruimte kunnen naar
voren worden geslingerd - kans op ernstig
letsel!
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van
buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder
de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.
Bedieningselementen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de
bedieningselementen toegankelijk via het menu
Airconditioning
van het touchscreen of zijn ze
bij elkaar geplaatst op het bedieningspaneel van
de middenconsole.
Page 50 of 244

48
Ergonomie en comfort
Luchtverdeling
1.Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de voorruit
2. Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters
5. Ventilatieroosters voetenruimte bestuurder en
voorpassagier
6. Ventilatieroosters voetenruimte
achterpassagiers
7. Verstelbare en afsluitbare ventilatieroosters
Advies
Het ventilatie- en
airconditioningssysteem gebruiken
►
Let erop dat de uitstroomopening onder
de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters,
overige uitstroomopeningen
en ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven voor een gelijkmatige verdeling van de
lucht naar het interieur.
►
Dek de zonnesensor op het
dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in goede staat te houden.
►
Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en neem contact op met een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
W
anneer er een zware lading op een steile
helling bij een hoge buitentemperatuur wordt
gesleept, kan de airconditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld, zodat de motor meer
vermogen heeft en meer sleepkracht biedt.
Rijd niet te lang met de ventilatie
uitgeschakeld of terwijl de
luchtrecirculatie in het interieur langere tijd is
ingeschakeld. Kans op beslaan en
verslechtering van de luchtkwaliteit!
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, is het raadzaam
om het interieur even te ventileren.
Zorg ervoor dat de luchttoevoer hoog genoeg
is ingesteld, zodat de lucht in het interieur
goed wordt ververst.
Bij condensvorming door gebruik van de
airconditioning kan er water onder uit de
auto lekken. Dit is volkomen normaal.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
W
e raden aan om een samengesteld
interieurfilter te gebruiken. Het speciale
actieve additief biedt bescherming tegen
vervuilende gassen en onaangename geuren.
►
V
oor een juiste werking van het
airconditioningssysteem moet u het laten
controleren volgens de aanbevelingen in het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel het Stop & Start-systeem tijdelijk
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
ECO-rijstand
Wanneer deze stand wordt geselecteerd,
neemt het stroomverbruik af, maar wordt
de werking van de verwarmings- en
airconditioningssystemen beperkt, hoewel
deze systemen niet worden uitgeschakeld.
Handbediende
airconditioning
1. Temperatuurregeling
Airconditioning aan/uit
2. Regeling luchtopbrengst
Systeem uitschakelen
3. Regeling luchtverdeling
4. Recirculatie van interieurlucht
5. Achterruitverwarming
De airconditioning werkt alleen als de motor
draait.
Page 51 of 244

49
Ergonomie en comfort
3Schakel het Stop & Start-systeem tijdelijk
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het
Stop &
Start
-systeem.
ECO-rijstand
Wanneer deze stand wordt geselecteerd,
neemt het stroomverbruik af, maar wordt
de werking van de verwarmings- en
airconditioningssystemen beperkt, hoewel
deze systemen niet worden uitgeschakeld.
Handbediende
airconditioning
1. Temperatuurregeling
Airconditioning aan/uit
2. Regeling luchtopbrengst
Systeem uitschakelen
3. Regeling luchtverdeling
4. Recirculatie van interieurlucht
5. Achterruitverwarming
De airconditioning werkt alleen als de motor
draait.
Temperatuurregeling
► Draai de knop 1 van blauw (koel) naar rood
(warm).
Regeling van de
luchtopbrengst
► Draai aan de draaiknop 2 om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand
minimaal staat (systeem uitgeschakeld),
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld. Door de rijwind stroomt er nog wel
wat lucht in de auto.
Regeling luchtverdeling
Voorruit en zijruiten
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters
Voetenruimte
►
Druk op een van de toetsen 3
om de
verdeling van de luchtstroom in het interieur aan
te passen.
Wanneer het lampje in de toets brandt,
wordt er lucht in de aangegeven richting
geblazen. U kunt de volgende toetsen tegelijk
indrukken: –
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters + voetenruimte.
–
V
oorruit en zijruiten + voetenruimten.
Airconditioning aan / uit
De airconditioning werkt in elk jaargetijde
efficiënt, maar alleen als de ruiten zijn gesloten.
Met dit systeem kunt u het volgende:
–
In de zomer de temperatuur in de auto
verlagen.
–
In de winter beslagen ruiten bij temperaturen
hoger dan 3 °C sneller ontwasemen.
►
Druk op de draaiknop ( 1
) om de
airconditioning in of uit te schakelen.
Wanneer het systeem is ingeschakeld, gaat het
controlelampje branden.
De airconditioning werkt niet als de
aanjager is uitgeschakeld.
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd
inschakelen om de lucht sneller af te koelen.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan
van de ruiten).
Systeem uitschakelen
► Druk op draaiknop 2 ; alle controlelampjes
van het systeem gaan uit.
Alle functies van het airconditioningssysteem zijn
nu uitgeschakeld.
Page 52 of 244

50
Ergonomie en comfort
De temperatuur wordt niet meer geregeld. Door
de rijwind stroomt er nog wel wat lucht in de
auto.
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
Bij dit systeem wordt het airconditioningssysteem
automatisch ingeschakeld en worden de
temperatuur, luchtstroom en luchtverdeling in het
interieur automatisch geregeld.
Om dit systeem in te stellen, gebruikt u de
centraal geplaatste bedieningselementen of
drukt u op de toets in het menu Airconditioning
van het touchscreen om de pagina met
bedieningselementen weer te geven.
Centraal geplaatste bedieningselementen
Touchscreen
1. Regeling temperatuur links
Airconditioning aan/uit (centrale
bedieningselementen)
2. Regeling temperatuur rechts
Maximale airconditioning (centrale
bedieningselementen)
3. Regeling luchtopbrengst
Automatisch comfortprogramma (centrale
bedieningselementen)
4. Recirculatie van interieurlucht
5. Automatisch programma Zicht
6. Achterruitverwarming 7.
Toegang tot het menu Airconditioning
8. Regeling luchtverdeling
9. Airconditioning aan/uit
10. Automatisch comfortprogramma
11 . Centrale regeling / gescheiden regeling
12. Toegang tot de secundaire pagina
13. Voorverwarming/voorkoeling airco
(afhankelijk van de uitvoering)
14. Selecteren van instellingen voor het
automatische comfortprogramma
(Langzaam/Normaal/Snel).
Dit systeem werkt bij draaiende motor maar
toegang tot de aanjager en bedieningsfuncties
blijft mogelijk bij ingeschakeld contact.
Temperatuurregeling
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk en naar eigen wens
instellen.
De weergegeven waarde heeft betrekking op
een bepaald comfortniveau en niet op een
exacte temperatuur.
►
Draai aan knop 1
of 2 of druk op een van de
toetsen 1 of 2 op het touchscreen om de waarde
te verhogen (rood) of verlagen (blauw).
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan 3°C te
laten bedragen.
Automatisch comfortprogramma
Deze automatisch stand zorgt voor optimale
regeling van de temperatuur, luchtopbrengst en
luchtverdeling in het interieur, op basis van het
geselecteerde comfortniveau.
► Druk op draaiknop 3 van de centrale
bedieningselementen of op toets 10 op het
touchscreen om de automatische stand van het
airconditioningssysteem in of uit te schakelen.
Het lampje in de toets gaat branden als het
airconditioningssysteem automatisch werkt.
U kunt de intensiteit van het automatische
comfortprogramma wijzigen door met de toets
OPTIES een van de beschikbare instellingen te
kiezen:
– Soft: voor een aangename en stille werking
door de luchtopbrengst te beperken.
– Normal: voor het beste compromis tussen een
comfortabele temperatuur en een stille werking
(standaardinstelling).
– Fast: voor een stevige en doeltreffende
luchttoevoer.
Om de huidige instelling te wijzigen (aangegeven
door het desbetreffende lampje) drukt u
meerdere keren op toets 14 tot de gewenste
instelling wordt weergegeven.
Gebruik de instellingen " Normal" en "Fast" om
het comfort te waarborgen van de passagiers
achterin.
Deze instelling kan uitsluitend samen met de
automatische stand worden gebruikt. Maar
Page 53 of 244

51
Ergonomie en comfort
3Automatisch comfortprogramma
Deze automatisch stand zorgt voor optimale
regeling van de temperatuur, luchtopbrengst en
luchtverdeling in het interieur, op basis van het
geselecteerde comfortniveau.
►
Druk op draaiknop 3
van de centrale
bedieningselementen of op toets 10 op het
touchscreen om de automatische stand van het
airconditioningssysteem in of uit te schakelen.
Het lampje in de toets gaat branden als het
airconditioningssysteem automatisch werkt.
U kunt de intensiteit van het automatische
comfortprogramma wijzigen door met de toets
OPTIES
een van de beschikbare instellingen te
kiezen:
–
Soft
: voor een aangename en stille werking
door de luchtopbrengst te beperken.
–
Normal
: voor het beste compromis tussen een
comfortabele temperatuur en een stille werking
(standaardinstelling).
–
Fast
: voor een stevige en doeltreffende
luchttoevoer.
Om de huidige instelling te wijzigen (aangegeven
door het desbetreffende lampje) drukt u
meerdere keren op toets 14 tot de gewenste
instelling wordt weergegeven.
Gebruik de instellingen " Normal" en "Fast" om
het comfort te waarborgen van de passagiers
achterin.
Deze instelling kan uitsluitend samen met de
automatische stand worden gebruikt. Maar
wanneer de stand AUTO wordt uitgeschakeld,
blijft het lampje voor de geselecteerde instelling
branden.
Als de instelling wordt gewijzigd terwijl de stand
AUTO is uitgeschakeld, wordt de stand AUTO
hierdoor niet ingeschakeld.
De luchtstroom neemt geleidelijk toe
totdat de gewenste comfortwaarde is
bereikt, om de toevoer van koude lucht in de
auto bij koud weer en een koude motor te
beperken.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde comfortwaarde, heeft het geen
zin om de ingestelde waarde te wijzigen
om de gewenste temperatuur sneller
te bereiken. Het systeem corrigeert het
temperatuurverschil automatisch en zo snel
mogelijk.
Handmatig instellen
U kunt een of meerdere van deze functies
handmatig aanpassen, terwijl het systeem de
andere functies automatisch blijft regelen:
–
Luchtstroom.
–
Luchtverdeling.
Het controlelampje in de toets " AUTO" gaat uit
als een van de instellingen wordt gewijzigd.
►
Druk nog een keer op knop 3
of toets 10
op het touchscreen om het automatische
comfortprogramma weer in te schakelen.
De luchtstroom aanpassen
► Draai aan de knop 3 of druk op een van
de toetsen 3 op het touchscreen om de
luchtopbrengst te verhogen of verlagen.
Het symbool van de luchtstroom (een ventilator)
wordt opgevuld overeenkomstig de gevraagde
hoeveelheid.
Als de luchtstroom tot een minimum is beperkt,
stopt de ventilatie.
Naast de ventilator wordt OFF weergegeven.
Regeling luchtverdeling
► Druk op toetsen 8 op het touchscreen om de
verdeling van de luchtstroom in het interieur aan
te passen.
Voorruit en zijruiten
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters
Voetenruimte
Wanneer het lampje in de toets brandt, wordt er
lucht in de aangegeven richting geblazen.
U kunt de volgende toetsen tegelijk indrukken:
–
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters + voetenruimten
–
V
oorruit en zijruiten + voetenruimten
Airconditioning aan / uit
De airconditioning werkt in elk jaargetijde
efficiënt, maar alleen als de ruiten zijn gesloten.
Met dit systeem kunt u het volgende:
Page 54 of 244

52
Ergonomie en comfort
– In de zomer de temperatuur in de auto
verlagen.
–
In de winter beslagen ruiten bij temperaturen
hoger dan 3 °C sneller ontwasemen.
►
Druk op draaiknop 1
of op toets 9 op het
touchscreen om de airconditioning in of uit te
schakelen.
Wanneer het systeem is ingeschakeld, gaat het
controlelampje branden.
De airconditioning werkt niet als de
aanjager is uitgeschakeld.
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd
inschakelen om de lucht sneller af te koelen.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan
van de ruiten).
Maximale stand van de
airconditioning
Deze functie stelt automatisch de temperatuur
op de laagste stand in, stuurt de luchtverdeling
naar de middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters, stelt de luchtstroom in op
maximaal en schakelt de luchtrecirculatie in het
interieur in.
►
Druk op draaiknop 2
om de functie in of uit te
schakelen (het controlelampje gaat aan/uit). Als de functie wordt uitgeschakeld, keert het
systeem terug naar de instellingen van vóór de
inschakeling.
Centrale regeling /
gescheiden regeling
De temperatuurinstelling aan
voorpassagierszijde kan worden afgestemd
op de instelling aan bestuurderszijde (functie
centrale regeling).
►
Druk op de toets
11 om de functie "MONO" in
te schakelen.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als de passagier de toetsen voor de
temperatuurregeling aan zijn zijde bedient
(functie gescheiden regeling).
Automatisch programma Zicht
Zie het hoofdstuk Ontwasemen / ontdooien
voorruit voor meer informatie over toets 5.
Ventilatie bij aangezet
contact
Bij ingeschakeld contact kunt u het
ventilatiesysteem gebruiken om de
luchtopbrengst en de luchtverdeling in
het interieur te regelen afhankelijk van de
laadtoestand van de accu.
Bij deze functie wordt de airconditioning niet
ingeschakeld.
Luchtrecirculatie in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de
voorruit en zijruiten beslaan.
Wanneer de interieurlucht wordt gerecirculeerd,
wordt het interieur beschermd tegen luchtjes
en vervuilende stoffen van buitenaf en kan de
gewenste binnentemperatuur sneller worden
bereikt.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
De functie wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit en voorste
zijruiten
Met handbediende
airconditioning
► Zet de temperatuur in de hoogste stand
(rood).
►
Zet de luchtstroom in de hoogste stand.
► Druk op deze knop om de lucht over
de voorruit te verdelen; het lampje ervan
gaat branden.
► Controleer of de luchtrecirculatie in het
interieur is uitgeschakeld; het betreffende lampje
moet uit zijn.
► Schakel de airconditioning in door de toets
A/C in te drukken; het desbetreffende lampje
gaat branden.
Met automatische
airconditioning met
gescheiden regeling
Automatisch programma Zicht
Selecteer dit programma om de voor- en zijruiten
snel te ontwasemen of te ontdooien.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
Het programma regelt automatisch de
airconditioning (afhankelijk van de uitvoering),
de luchtopbrengst en de luchttoevoer, en zorgt
voor een optimale verdeling van de lucht naar de
voorruit en zijruiten.
U kunt de luchtopbrengst handmatig aanpassen
zonder het automatische programma Zicht uit te
schakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
is de STOP-stand niet beschikbaar
zolang de ontwaseming in werking is.
Page 55 of 244

53
Ergonomie en comfort
3► Controleer of de luchtrecirculatie in het
interieur is uitgeschakeld; het betreffende lampje
moet uit zijn.
►
Schakel de airconditioning in door de toets
A/C
in te drukken; het desbetreffende lampje
gaat branden.
Met automatische
airconditioning met
gescheiden regeling
Automatisch programma Zicht
Selecteer dit programma om de voor- en zijruiten
snel te ontwasemen of te ontdooien.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
Het programma regelt automatisch de
airconditioning (afhankelijk van de uitvoering),
de luchtopbrengst en de luchttoevoer
, en zorgt
voor een optimale verdeling van de lucht naar de
voorruit en zijruiten.
U kunt de luchtopbrengst handmatig aanpassen
zonder het automatische programma Zicht uit te
schakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
is de STOP-stand niet beschikbaar
zolang de ontwaseming in werking is.
Onder winterse omstandigheden moet u
alle sneeuw en ijs van de voorruit bij de
camera verwijderen voordat u wegrijdt.
Anders kan de werking van de apparatuur
die de camera gebruiken negatief worden
beïnvloed.
Voorruitverwarming
Bij lage temperaturen zorgt deze functie dat de
volledige voorruit wordt verwarmd; het is een
aanvulling op het Automatisch programma Zicht
dat elementen weghaalt die het zicht kunnen
belemmeren (zoals dauw, mist, ijs of sneeuw),
dat zich aan beide zijden van de voorruit bevindt.
Het kan zowel bij wegrijden als onder het rijden
worden gebruikt.
Inschakelen / uitschakelen
► Druk met draaiende motor op deze toets om
de functie in of uit te schakelen (bevestigd door
een controlelampje).
De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur
.
Deze functie wordt automatisch uitgeschakeld
om een te hoog energieverbruik te voorkomen.
Achterruitverwarming
Het ontwasemen/ontdooien werkt alleen als de
motor draait.
De buitenspiegels worden ook ontwasemd/
ontdooid.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door het
branden/doven van het controlelampje).
De functie kan worden geactiveerd ongeacht de
buitentemperatuur
.
De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur.
Page 56 of 244

54
Ergonomie en comfort
Het ontwasemen / ontdooien wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
Voorverwarming /
voorkoeling airco
(elektrische auto)
Met deze functie kunt u de temperatuur in
het interieur zo programmeren dat een vooraf
bepaalde temperatuur die niet kan worden
gewijzigd (ongeveer 21 °C) is bereikt voordat
u in de auto stapt. U kunt de dagen en tijden
hiervoor instellen.
Deze functie is ook beschikbaar als de auto niet
wordt opgeladen.
Programmeren
Met 10 inch touchscreen
In het menu Airconditioning > OPTIES:Selecteer Temperatuur conditionering .
►
Druk op
+ om een programmering toe te
voegen.
►
Selecteer het tijdstip waarop u in de auto
stapt en de gewenste dagen. Druk op OK
.
►
Druk op
ON om dit programma te activeren.
De voorverwarming/-koeling begint ongeveer 45
minuten vóór de geprogrammeerde tijd wanneer
de auto op een laadpunt is aangesloten (20
minuten wanneer dat niet het geval is) en blijft
daarna nog 10 minuten ingeschakeld.
U kunt meerdere programma's instellen.
Elk programma wordt in het systeem
opgeslagen.
Voor een optimale actieradius raden wij aan
om een programma te starten terwijl de auto
op een laadpunt is aangesloten.
Het programmeren kan ook met een
smartphone worden uitgevoerd, met de
app MyCitroën.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand te bedienen
functies.
Het is normaal dat de ventilator tijdens
het voorverwarmen/-koelen geluid maakt.
Werkingsvoorwaarden
– De functie wordt alleen geactiveerd als het
contact is afgezet en de auto is vergrendeld.
–
Als de auto niet op een laadpunt is
aangesloten, dan wordt de functie alleen
geactiveerd als de laadtoestand van de
tractiebatterij meer dan 50% is.
–
Als de auto niet op een laadpunt is
aangesloten, er een herhaald programma
is geactiveerd (bijvoorbeeld van maandag
tot en met vrijdag) en er twee cycli voor
voorverwarmen/-koelen zijn uitgevoerd zonder dat de auto is gebruikt, dan wordt het
programma gestopt.
Voorzieningen in het
interieur
1.
Zonneklep
2. Smart Pad Support Citroën
3. Dashboardlade
4. Dashboardkastje
5. Draadloze smartphonelader
USB-aansluitingen (type A/type C)
6. Opbergruimte
12V-aansluiting
7. Opbergruimte met bekerhouders
8. Middenarmsteun met opbergruimte
9.Portiervakken
10. USB-aansluitingen
Zonneklep
► Open de afdekklep terwijl het contact aan
staat. De verlichting van de make-upspiegel
gaat automatisch branden (afhankelijk van de
uitvoering).
De zonneklep bevat tevens een mogelijkheid
voor het opbergen van pasjes.
Dashboardkastje
► Beweeg de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Als het contact aan is, is het dashboardkastje
verlicht wanneer het geopend is.
Rijd nooit met een geopend
dashboardkastje als er iemand op de
voorpassagiersstoel zit. Bij hard remmen kan
dit letsel tot gevolg hebben.
Dashboardlade
► Druk op de handgreep en trek eraan om de
lade te openen.
Rijd nooit met een geopende
dashboardlade wanneer een passagier
voorin zit. Bij hard remmen kan dit letsel tot
gevolg hebben.