3
Inhoudsopgave
Snelheidsbegrenzer 11 2
Snelheidsregelaar - Specifieke adviezen 11 4
Snelheidsregelaar 11 5
Highway Driver Assist 11 6
Adaptieve cruise control 11 7
Lane Positioning Assist 121
Active Lane Departure Warning System 126
Dodehoekbewaking 129
Active Safety Brake met Collision Risk Alert en
Intelligente noodremassistentie
131
Systeem voor detecteren van
onoplettendheid
134
Parkeerhulp 135
Top Rear Vision - Vision 360 136
Top Rear Vision 137
Vision 360 139
Park Assist 141
7Praktische informatieCompatibiliteit van brandstoffen 146
Tanken 146
Tankbeveiliging (diesel) 147
Laadsysteem (elektrisch) 148
De tractiebatterij laden (elektrisch) 153
Trekhaak 157
Trekhaak met afneembare kogel 157
Dakdragers 160
Sneeuwkettingen 161
Eco-stand 162
Motorkap 162
Onder de motorkap 163
Niveaus controleren 164
Controles 166
AdBlue® (BlueHDi) 168
Vrijloop 170
Onderhoudstips 171
8In geval van pechGevarendriehoek 173
Brandstoftank leeg (diesel) 173
Boordgereedschap 173
Bandenreparatieset 174
Reservewiel 177
Een lamp vervangen 180
Een zekering vervangen 183
Accu van 12 V / Hulpaccu 186
De auto slepen 190
9Technische gegevensTechnische gegevens motoren en
aanhangergewichten 193
Benzinemotoren 194
Dieselmotoren 195
Elektromotor 196
Afmetingen 197
Identificatie 197
10 Touchscreen metBLUETOOTH-audiosysteem
De eerste stappen 198
Stuurkolomschakelaars 198
Menu's 199
Radio 200
Digitale radio (DAB, Digital Audio
Broadcasting)
201
Media 202
Telefoon 203
Configuratie 205
Veelgestelde vragen 206
11CITROËN Connect NavDe eerste stappen 208
Stuurkolomschakelaars 209
Menu's 210
Gesproken commando's 2 11
Navigatie 215
Online navigatie 217
Applicaties 220
Radio 222
Digitale radio (DAB, Digital Audio
Broadcasting)
224
Media 224
Telefoon 226
Configuratie 228
Veelgestelde vragen 230
■
Trefwoordenregister
bit.ly/helpPSA
Toegang tot aanvullende video's
16
Instrumentenpaneel
Tractiebatterij bijna leeg (elektrisch)Brandt permanent, in combinatie met een
geluidssignaal.
De tractiebatterij is bijna leeg.
Controleer de resterende actieradius
Laad de tractiebatterij zo snel mogelijk op.
Schildpadmodus bij geringe actieradius
(elektrische auto)
Brandt permanent.
De laadtoestand van de tractiebatterij is
kritiek.
Het motorvermogen neemt geleidelijk af.
De tractiebatterij moet direct worden opgeladen.
Als het waarschuwingslampje blijft branden, voer
dan (2) uit.
Geluidssignaal voor voetgangers
(elektrisch)
Brandt permanent.
Storing in geluidssignaal gedetecteerd.
Voer (3) uit.
Collision Risk Alert/Active Safety BrakeBrandt permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Het systeem is via het touchscreen
uitgeschakeld (menu Rijverlichting/Auto).
Knippert.
Het systeem activeert en remt de auto
kort af om de snelheid te verlagen.
Raadpleeg de rubriek Rijden voor meer
informatie.
Permanent, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Brandt permanent.
Er is een storing in het systeem.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden
nadat de motor is uitgeschakeld en opnieuw is
gestart, zie (3).
Active Lane Departure Warning SystemBrandt permanent.
Het systeem is automatisch uitgeschakeld
of in de wachtstand gezet.
Knippert.
De auto dreigt een onderbroken
rijstrookmarkering te overschrijden zonder dat de
richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Het systeem wordt geactiveerd en corrigeert
vervolgens de koers afhankelijk van de zijde van
de rijstrookmarkering die overschreden dreigt te
worden.
Raadpleeg de rubriek Rijden voor meer
informatie.
Permanent.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Lane Positioning AssistBrandt permanent, in combinatie
met het waarschuwingslampje
Service.
Er is een storing in het systeem.
Voer (3) uit.
Stop & Start (benzine of diesel)Brandt permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Het Stop & Start-systeem is handmatig
uitgeschakeld.
De volgende keer dat de auto tot stilstand komt,
wordt de motor niet afgezet.
Brandt permanent.
Het Stop & Start-systeem is automatisch
uitgeschakeld.
De volgende keer dat de auto tot stilstand
komt, wordt de motor niet afgezet bij een
buitentemperatuur:
–
lager dan 0 °C.
–
hoger dan +35 °C.
Raadpleeg de rubriek Rijden
voor meer
informatie.
Knippert en brandt vervolgens permanent,
in combinatie met een melding.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
AdBlue® (BlueHDi)Brandt ongeveer 30 seconden nadat de
motor is gestart, in combinatie met een
melding over het aantal kilometers dat u nog
kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 2400 en 800 km.
Vul AdBlue
® bij.Brandt permanent nadat het contact is
aangezet, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding over het aantal
kilometers dat u nog kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 800 en 100
km.
72
Veiligheid
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als dit waarschuwingslampje samen met de waarschuwingslampjes STOP en ABS
gaat branden, in combinatie met een melding en
een geluidssignaal, dan is er een storing in de
EBD.
Zet de auto stil.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer de wielen (banden en velgen)
moeten worden vervangen, zorg er dan
voor dat er wielen worden gemonteerd die
voor uw auto zijn goedgekeurd.
Na een aanrijding
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Post Collision Safety Brake
(APCB)
Post Collision Safety BrakeBij het automatisch
remmen na een aanrijding activeert het ESP-
systeem automatisch de remmen om het
risico op extra aanrijdingen te verlagen als de
bestuurder niet reageert.
Pechhulpoproep met
lokalisering
► Houd bij pech toets 2 langer dan 2 seconden
ingedrukt om hulp in te roepen (dit wordt
bevestigd met een spraakbericht*).
►
W
anneer u deze toets meteen opnieuw
indrukt, wordt de oproep geannuleerd.
In de privacymodus kunt u instellen
hoeveel er wordt gedeeld (gegevens en/
of locatie) tussen uw auto en CITROËN.
U kunt dit instellen in het menu Instellingen
op het touchscreen.
Standaard (afhankelijk van de uitrusting) kunt
u de geolocalisatie uitschakelen/inschakelen
door gelijktijdig op de 2 toetsen te drukken en
vervolgens op de toets "Pechhulpoproep met
lokalisering" om te bevestigen.
Wanneer u uw auto buiten het
CITROËN-netwerk hebt gekocht, raden
wij u aan de aanwezigheid van deze diensten
bij het netwerk te laten controleren en
eventueel configureren. In een meertalig land
kunt u het systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
* Afhankelijk van de geografische dekking van ‘Noodoproep met lokaliseringPechhulpoproep met lokalisering’ en van de officiële landstaal die door de
eigenaar van de auto is gekozen.
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is \
en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; deze lijsten z\
ijn ook
beschikbaar op de internetsite voor uw land.
Om technische redenenen, zoals het
verbeteren van de kwaliteit van
telematicadiensten voor klanten, behoudt de
fabrikant zich het recht voor om op elk
willekeurig moment het telematicasysteem in
de auto te wijzigen.
Indien uw auto is uitgerust met de
Citroën Connect Box met het Pack SOS
& Assistance, beschikt u via uw persoonlijke
pagina op de landelijke website over
aanvullende diensten.
Raadpleeg de algemene voorwaarden van
deze diensten voor informatie over het Pack
SOS & Assistance.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma omvat
de volgende systemen:
–
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD).
–
Noodremassistentie (BAS).
–
Post Collision Safety Brake (PCSB).
– Antispinregeling (ASR).
– Dynamische stabiliteitsregeling (DSC).
Antiblokkeersysteem (ABS)/elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Deze systemen verbeteren de stabiliteit en het
weggedrag van de auto tijdens het remmen en
zorgen ervoor dat u de auto beter onder controle
hebt in bochten, vooral op slechte of natte
wegen.
Het ABS voorkomt dat de wielen bij een
noodstop blokkeren.
De elektronische remdrukregelaar (EBD) regelt
de remdruk op elk afzonderlijk wiel.
►
W
anneer er in een noodgeval moet
worden geremd, trap het pedaal dan stevig in
en houd die druk vast.
Als het ABS ingrijpt, kunt u trillingen in het rempedaal voelen; dit is normaal.
Als dit lampje blijft branden, duidt dit op een storing in het ABS.
De auto kan normaal remmen. Rijd voorzichtig
en met een matige snelheid.
73
Veiligheid
5Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als dit waarschuwingslampje samen met de waarschuwingslampjes STOP en ABS
gaat branden, in combinatie met een melding en
een geluidssignaal, dan is er een storing in de
EBD.
Zet de auto stil.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer de wielen (banden en velgen)
moeten worden vervangen, zorg er dan
voor dat er wielen worden gemonteerd die
voor uw auto zijn goedgekeurd.
Na een aanrijding
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Post Collision Safety Brake
(APCB)
Post Collision Safety BrakeBij het automatisch
remmen na een aanrijding activeert het ESP-
systeem automatisch de remmen om het
risico op extra aanrijdingen te verlagen als de
bestuurder niet reageert.
Het automatisch remmen na een aanrijding
treedt in werking na een aanrijding aan de
voorzijde, zijkant of achterzijde van de auto.
Werkingsvoorwaarden
Door de aanrijding zijn de airbags of de
pyrotechnische gordelspanners geactiveerd.
De remsystemen en elektrische functies van de
auto blijven na de aanrijding actief.
Bij activering van het systeem gaan de
remlichten van de auto branden.
Het systeem doet niets als het detecteert
dat de bestuurder het gas- of rempedaal
indrukt.
Het is de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de rijsnelheid voortdurend
aan te passen aan de rijomstandigheden en
de omstandigheden op de weg.
Storingen
Storing in de remsystemen
Deze waarschuwingslampjes gaan
gelijktijdig op het
instrumentenpaneel branden.
Storing in airbags of pyrotechnische
gordelspansystemen
Deze waarschuwingslampjes gaan
gelijktijdig op het
instrumentenpaneel branden. Rijd voorzichtig.
Ga naar het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem beperkt de afstand bij een noodstop
door de remdruk te optimaliseren.
Het wordt geactiveerd in verhouding tot de
snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingedrukt. Het systeem zorgt er dan voor dat de
benodigde bedieningskracht minder wordt en dat
de effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Antispinregeling
(ASR) / Dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
De antispinregeling (of tractieregeling)
optimaliseert de tractie door het motorkoppel
te regelen en de remmen van de aangedreven
wielen te bedienen om te voorkomen dat een
of meerdere wielen gaan spinnen. Bovendien
verbetert dit systeem de koersstabiliteit van de
auto.
Als er een verschil is tussen de koers van
de auto en de door de bestuurder gewenste
koers, grijpt de dynamische stabiliteitsregeling
automatisch in op het motorkoppel en remt
een of meerdere wielen af zodat de auto weer
de juiste koers volgt, in zoverre dit binnen de
natuurkundige wetten mogelijk is.
Deze systemen worden automatisch geactiveerd
zodra de motor wordt gestart.
100
Rijden
U kunt een hevige schok voelen als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Dit is
niet schadelijk voor de transmissie.
Storing in de selectiehendel
Kleine storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden,
in combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Rijd voorzichtig.
Ga naar het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
In bepaalde gevallen gaan de lampjes van de
selectiehendel niet meer branden, maar wordt
de status van de transmissie nog wel op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Ernstige storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden,
in combinatie met een melding.
Zet de auto stil.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Keuzeschakelaar
De selectiehendel is een impulsselectiehendel
met een functie voor regeneratief remmen.
Via de selectiehendel wordt de aandrijving
geregeld op basis van de rijstijl, het wegprofiel
en de belading van de auto.
Als het regeneratief remmen is geactiveerd,
wordt ook het afremmen op de motor geregeld
als het gaspedaal wordt losgelaten.
P. Parkeerstand
Toets voor het parkeren van de auto: de
voorwielen zijn geblokkeerd (de toets gaat
branden om aan te geven dat deze stand is
geactiveerd).
R. Achteruitversnelling
Voor het inschakelen van de
achteruitversnelling, met het rempedaal
ingetrapt. N.
Neutral
Voor het verplaatsen van de auto met afgezet
contact en om de auto in de vrijloop te laten
rijden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
D. Drive (rijden) (automatische versnelling
vooruit)
B. Brake (regeneratief remmen)
Toets voor het inschakelen van de stand
Drive (rijden, automatische versnelling
vooruit) met de functie voor regeneratief
remmen (de toets gaat branden om aan te
geven dat de functie is geactiveerd).
Informatie op het
instrumentenpaneel
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt
de status van de keuzeschakelaar op het
instrumentenpaneel weergegeven:
P : Parkeerstand.
R : Achteruitversnelling.
N : Neutraalstand.
D : Drive (rijden) (automatische versnelling
vooruit).
B : Brake (automatische versnelling vooruit met
functie voor regeneratief remmen geactiveerd).
Werking
► Duw de impulsselectiehendel in stand N,
met het rempedaal ingetrapt en zonder het
weerstandspunt te passeren: • naar voren om stand R te selecteren.
• naar achteren om stand D te selecteren.
Laat de selectiehendel na elke keer duwen
helemaal los zodat deze weer terugkeert naar
de oorspronkelijke positie.
Bijzonderheden
Om stand N over te slaan (snel van D naar R
gaan en weer terug):
► In stand R duwt u naar achteren tot voorbij
het weerstandspunt om stand D te selecteren.
► In stand D duwt u naar voren tot voorbij het
weerstandspunt om stand R te selecteren.
► Om terug te keren naar stand N duwt u
zonder het weerstandspunt te passeren.
Regeneratief remmen
Met de Brake-functie en bij gas loslaten.
De Brake-functie bootst het afremmen op de
motor na en laat de auto afremmen zonder dat
de bestuurder het rempedaal hoeft in te trappen.
De auto remt sneller af als de bestuurder het
gaspedaal loslaat.
De energie die wordt teruggewonnen wanneer
het gaspedaal wordt losgelaten, wordt dan
gebruikt om de tractiebatterij bij te laden,
waardoor de actieradius van de auto toeneemt.
101
Rijden
6Werking
► Duw de impulsselectiehendel in stand N ,
met het rempedaal ingetrapt en zonder het
weerstandspunt te passeren: •
naar voren om stand R
te selecteren.
•
naar achteren om stand D
te selecteren.
Laat de selectiehendel na elke keer duwen
helemaal los zodat deze weer terugkeert naar
de oorspronkelijke positie.
Bijzonderheden
Om stand N over te slaan (snel van D naar R
gaan en weer terug):
►
In stand
R duwt u naar achteren tot voorbij
het weerstandspunt om stand D te selecteren.
►
In stand
D duwt u naar voren tot voorbij het
weerstandspunt om stand R te selecteren.
►
Om terug te keren naar stand
N duwt u
zonder het weerstandspunt te passeren.
Regeneratief remmen
Met de Brake-functie en bij gas loslaten.
De Brake-functie bootst het afremmen op de
motor na en laat de auto afremmen zonder dat
de bestuurder het rempedaal hoeft in te trappen.
De auto remt sneller af als de bestuurder het
gaspedaal loslaat.
De energie die wordt teruggewonnen wanneer
het gaspedaal wordt losgelaten, wordt dan
gebruikt om de tractiebatterij bij te laden,
waardoor de actieradius van de auto toeneemt.
De auto gaat vertragen, maar de
remlichten gaan niet branden.
►
Druk in stand
D op toets B om de functie te
activeren/deactiveren (de toets gaat branden
wanneer de functie wordt geactiveerd).
Op het instrumentenpaneel wordt B
weergegeven.
De status van het systeem wordt niet
opgeslagen bij het uitzetten van het contact.
In bepaalde omstandigheden
(bijvoorbeeld bij volledig opgeladen
tractiebatterij of extreme temperaturen) kan
de mate van regeneratief remmen tijdelijk
worden beperkt waardoor de auto minder
sterk afremt.
De bestuurder moet goed op het verkeer
letten en waar nodig altijd onmiddellijk het
rempedaal kunnen intrappen.
Met het rempedaal
Wanneer het rempedaal wordt ingetrapt, wint
het intelligente remsysteem automatisch een
deel van de energie terug, die vervolgens wordt
gebruikt om de tractiebatterij op te laden.
Deze energieterugwinning zorgt ook dat de
remblokken minder worden gebruikt en dus de
slijtage wordt beperkt.
Het intrappen van het rempedaal kan
anders aanvoelen dan bij een auto
zonder regeneratief remsysteem.
Rijstanden
Welke rijstanden beschikbaar zijn is afhankelijk
van de motor en uitvoering van de auto.
De rijstanden kunnen met de volgende
schakelaar worden geselecteerd:
► Druk op de schakelaar om de standen op het
instrumentenpaneel weer te geven.
W
anneer de melding verdwijnt, is de
geselecteerde stand geactiveerd en wordt
deze op het instrumentenpaneel weergegeven
(behalve in de stand Normaal).
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt
standaard de rijstand Normaal geselecteerd.
Normaal
Hiermee worden de standaardinstellingen
hersteld.
Eco
Deze stand vermindert het energieverbruik
door de prestaties van de verwarming en de
130
Rijden
– U rijdt in een rechte lijn of in een flauwe bocht.
– Uw auto trekt geen aanhanger of caravan enz.
Werkingslimieten
In de volgende gevallen wordt er geen
waarschuwing gegeven:
–
W
anneer stilstaande objecten (zoals
geparkeerde auto's, vangrails, lantaarnpalen)
aanwezig zijn.
–
Bij tegemoetkomende voertuigen.
–
Op kronkelige wegen of bij scherpe bochten.
–
Bij het inhalen of ingehaald worden door een
erg lang voertuig (zoals een vrachtwagen, bus)
dat wordt gedetecteerd in een dode hoek aan de
achterzijde en dat tegelijkertijd aanwezig is in het
gezichtsveld van de bestuurder
.
–
Bij een snelle inhaalmanoeuvre.
–
Bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en
achter worden gedetecteerd, worden aangezien
voor een vrachtwagen of een stilstaand object.
–
W
anneer de functie Park Assist wordt
ingeschakeld.
Storing
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en wordt er
een melding weergegeven.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals regen, hagel) werkt het systeem
mogelijk tijdelijk niet goed.
Vooral het rijden op een nat wegdek of het
van een droog wegdek op een nat wegdek
terechtkomen kan tot een vals alarm leiden
(zo kan een wolk waterdruppels in de dode
hoek worden aangezien voor een voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op
dat de sensoren niet met modder, sneeuw of
ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere voorwerpen op
het gedeelte van de buitenspiegels waar het
waarschuwingsgebied zich bevindt of op de
detectiezones op de voor- en achterbumper,
omdat de dodehoekbewaking dan mogelijk
niet goed werkt.
Active Safety Brake met Collision Risk
Alert en Intelligente
noodremassistentie
Lees voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de
rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem:
– waarschuwt de bestuurder wanneer er
een risico bestaat op een aanrijding met een
voorligger, een voetganger of, afhankelijk van de
uitvoering, een fietser.
– vermindert de snelheid van de auto om een
aanrijding te voorkomen of de zwaarte van de
aanrijding te beperken.
De snelheid wordt verlaagd met
maximaal 20 km/h (uitvoeringen met
alleen camera) of met maximaal 50 km/h
(uitvoeringen met camera en radar).
Het systeem houdt tevens rekening met
motorfietsen.
Dit systeem heeft drie functies:
– Collision Risk Alert.
131
Rijden
6Active Safety Brake met Collision Risk
Alert en Intelligente
noodremassistentie
Lees voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de
rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem:
– waarschuwt de bestuurder wanneer er
een risico bestaat op een aanrijding met een
voorligger
, een voetganger of, afhankelijk van de
uitvoering, een fietser.
–
vermindert de snelheid van de auto om een
aanrijding te voorkomen of de zwaarte van de
aanrijding te beperken.
De snelheid wordt verlaagd met
maximaal 20 km/h (uitvoeringen met
alleen camera) of met maximaal 50
km/h
(uitvoeringen met camera en radar).
Het systeem houdt tevens rekening met
motorfietsen.
Dit systeem heeft drie functies:
–
Collision
Risk Alert.
– Intelligente noodremassistentie (iEBA).
– Active Safety Brake (automatisch
noodremsysteem).
De auto is voorzien van een multifunctionele
camera bovenaan de voorruit en, afhankelijk van
de uitvoering, een radar in de voorbumper
.
Ondanks de aanwezigheid van dit
systeem moet de bestuurder altijd goed
opletten.
Dit systeem is ontwikkeld om de bestuurder te
ondersteunen en de veiligheid te verbeteren.
Het is de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de verkeersomstandigheden
continu in de gaten te houden, in
overeenstemming met de geldende
rijvoorschriften.
Zodra het systeem een mogelijk obstakel
detecteert, wordt het remcircuit
voorbereid op een automatische remactie. Er
kan dan een zwak geluid hoorbaar zijn en
mogelijk lijkt de auto wat af te remmen.
Uitschakelen/Inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De instellingen kunnen worden gewijzigd
via het menu Rijverlichting/Auto van het
touchscreen.
Het uitschakelen van het systeem wordt
aangegeven door het branden van dit
waarschuwingslampje in combinatie met de
weergave van een melding.
Werkingsvoorwaarden en
-beperkingen
Auto rijdt vooruit.
ESP in werkende staat.
Veiligheidsgordels bevestigd voor alle
passagiers.
Gestabiliseerde snelheid op wegen met weinig
bochten.
In de volgende gevallen is het raadzaam
om het systeem uit te schakelen via het
configuratiemenu van de auto:
–
T
rekken van een aanhanger.
–
Bij lange voorwerpen op dakdragers.
–
Als sneeuwkettingen op de wielen van de auto
zijn gemonteerd.
–
V
oordat de auto met draaiende motor in een
automatische wasstraat wordt gewassen.
–
V
oordat de auto op een rollenbank in een
werkplaats wordt getest.
–
Als de auto met draaiende motor wordt
gesleept.
–
Na een klap op de voorruit ter hoogte van de
detectiecamera.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als het gebruik van het
noodreservewiel (kleine diameter) wordt
gedetecteerd, als een storing van de
rempedaalschakelaar wordt gedetecteerd of