Page 177 of 244

175
In geval van pech
8Ontworpen om algemene lekkages op het
loopvlak van een band te repareren.
De compressor kan via de 12
V-aansluiting lang genoeg op het
elektrische systeem van de auto worden
aangesloten om een lekke band weer op te
pompen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de
gereedschapsset .
Op deze sticker staat de
bandenspanning aangegeven.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de identificatie, vooral dit
label.
Als de spanning van één of meer banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Reparatiemethode
Verwijder het voorwerp (zoals een spijker
of schroef) dat de lekkage heeft
veroorzaakt niet uit de band.
►
Parkeer de auto zonder het verkeer te
belemmeren en schakel de parkeerrem in.
►
V
olg de veiligeidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek,
verkeersveiligheidsvest enz.) volgens de
regelgeving in het land waar u rijdt.
►
Zet het contact af.
►
Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
► Sluit de slang van de compressor aan op de
flacon met afdichtmiddel.
► Keer de flacon met afdichtmiddel om en
bevestig deze in de uitsparing op de compressor .
►
Haal het dopje van het ventiel van de lekke
band en bewaar het op een schone plaats.
► Sluit de slang van de flacon met
afdichtmiddel aan op het ventiel van de lekke
band en zet deze stevig vast.
►
Controleer of de schakelaar van de
compressor in stand " O
" staat.
►
Rol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
Page 178 of 244

176
In geval van pech
op de bandenspanningssticker van de auto. De
bandenspanning verlagen: druk op de zwarte
toets op de slang van de compressor, bij de
aansluiting op het ventiel.
Als de bandenspanning van 2 bar na 7 minuten nog niet is bereikt, kan de band
niet met de bandenreparatieset worden
gerepareerd; neem contact op met een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
► Zet de schakelaar in de stand O zodra de
gewenste bandenspanning is bereikt.
► Verwijder de set en berg deze op.
► Vervang de dop op het ventiel.
Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om
verklarende video's te bekijken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de
gereedschapsset .
► Sluit de stekker van de compressor aan op
de 12V -aansluiting in de auto.
► Bevestig de sticker met
snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in de
auto vlak bij de bestuurder worden
geplakt om hem/haar te herinneren aan het
feit dat er met een gerepareerde band wordt
gereden.
►
Zet het contact aan.
► Schakel de compressor in door de schakelaar
in de stand I te zetten, totdat de bandenspanning
2 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder
druk in de band gespoten; maak de slang
gedurende deze handeling niet los van de
aansluiting (kans op spatten).
Als de bandenspanning van 2 bar na ongeveer 7 minuten nog niet is bereikt,
kan de band niet met de bandenreparatieset
worden gerepareerd; neem contact op met
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
► Zet de schakelaar in de stand " O ”.
► Haal de stekker van de compressor uit de 12
V
-aansluiting in de auto.
►
V
erwijder de set.
►
V
ervang de dop op het ventiel.
►
V
erwijder de flacon met afdichtmiddel en berg
deze op.
Het afdichtmiddel is gevaarlijk bij
inslikken en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel
staat op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij een CITROËN-dealer of een
officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om een nieuwe flacon met
afdichtmiddel bij een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats te kopen.
► Rijd direct ongeveer 5 kilometer met matige
snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het
afdichtmiddel het lek kan dichten.
► Zet de auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set.
Rijd niet sneller dan 80 km/h en niet
meer dan 200 km met een band die met
dit type set is gerepareerd.
Neem contact op met een CITROËN-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats om de
band te laten verwisselen.
De bandenspanning
controleren / aanpassen
De compressor kan worden gebruikt, zonder
afdichtmiddel in de band te spuiten , om de
bandenspanning te controleren en zo nodig te
corrigeren.
►
V
erwijder het dopje van het ventiel van de
band en bewaar het op een schone plaats.
►
Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
►
Sluit de slang aan op het ventiel en zet deze
stevig vast.
►
Controleer of de schakelaar van de
compressor in de stand " O
" staat.
►
Rol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
►
Sluit de stekker van de compressor aan op
de 12V
-aansluiting in de auto.
►
Zet het contact aan.
►
Schakel de compressor in door de
schakelaar in de stand " I
" te zetten en breng
de band op de spanning die staat aangegeven
Page 179 of 244

177
In geval van pech
8op de bandenspanningssticker van de auto. De
bandenspanning verlagen: druk op de zwarte
toets op de slang van de compressor, bij de
aansluiting op het ventiel.
Als de bandenspanning van 2 bar na 7 minuten nog niet is bereikt, kan de band
niet met de bandenreparatieset worden
gerepareerd; neem contact op met een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
►
Zet de schakelaar in de stand O
zodra de
gewenste bandenspanning is bereikt.
►
V
erwijder de set en berg deze op.
►
V
ervang de dop op het ventiel.
Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om
verklarende video's te bekijken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de
gereedschapsset .
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel ligt onder de vloer van de
bagageruimte.
Zie het hoofdstuk
Gereedschapsset
voor
toegang tot het reservewiel.
Afhankelijk van de uitvoering is er een standaardformaat reservewiel (met
stalen of aluminium velg) of een
noodreservewiel aanwezig.
Het reservewiel monteren
► Draai de centrale moer los.
► V erwijder het bevestigingssysteem (moer en
bout).
►
T
il het reservewiel aan de achterzijde op en
trek het naar u toe.
►
Neem het wiel uit de bagageruimte.
Het reservewiel terugplaatsen
Het wiel met de lekke band kan niet
onder de vloerplaat van de bagageruimte
geplaatst worden.
► Leg het reservewiel terug in de
reservewielbak.
►
Draai de moer op de bout een aantal slagen
los.
►
Plaats het bevestigingssysteem (moer en
bout) op het midden van het wiel.
►
Draai de centrale moer voldoende vast om
het wiel goed te bevestigen.
Page 180 of 244

178
In geval van pech
► Berg, afhankelijk van de uitvoering, de
gereedschapskist weer in het midden van het
wiel op en klik de kist vast.
Verwijderen van het wiel
De auto parkeren
Parkeer de auto op een plaats waar u
het verkeer niet hindert en zorg ervoor dat
deze op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
moet u de eerste versnelling inschakelen
om de wielen te blokkeren, de parkeerrem
aantrekken, tenzij deze in de automatische
stand staat, en het contact uitzetten.
Bij een automatische transmissie moet
u stand P selecteren om de wielen te
blokkeren, de parkeerrem aantrekken, tenzij
deze in de automatische stand staat, en het
contact uitzetten.
Controleer of de controlelampjes van de
parkeerrem op het instrumentenpaneel
permanent branden.
De inzittenden moeten de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plaats
bevinden.
Plaats waar nodig een wielblok achter het
wiel kruislings tegenover het te verwisselen
wiel.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op
de krik steunt; gebruik een bok.
Wiel met wieldop
Demonteren: verwijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel
bij de ventielopening los te wippen en
vervolgens los te trekken.
Monteren: haal de wielbouten aan en breng
daarna de wieldop aan; plaats de opening
in lijn met het ventiel en druk de wieldop
vervolgens rondom vast met de palm van uw
hand.
Wieldoppen zijn gemarkeerd met "LEFT" aan
de linkerzijde en "RIGHT" aan de rechterzijde.
Draai dit niet om bij het verwijderen/
terugplaatsen van het wiel.
► Verwijder de sierdop van de wielbouten met
het gereedschap ( 7) (lichtmetalen velgen).
►
Bevestig dop ( 2
) op de wielsleutel ( 5) en
draai de slotbout een omwenteling los. ►
Draai de overige wielbouten iets los met
alleen de wielsleutel ( 5
).
► Plaats het voetstuk van de krik (
6) op de
grond, recht onder een van de twee krikpunten
aan de voorzijde ( A) of achterzijde (B). Gebruik
het krikpunt dat zich het dichtste bij het te
verwisselen wiel bevindt.
► Draai de krik ( 6 ) uit totdat de kop van de krik
het krikpunt (A of B) raakt; het contactvlak van
het krikpunt (A of B) moet goed in het middelste
deel van de kop van de krik steken.
Page 181 of 244

179
In geval van pech
8► Krik de auto op totdat er voldoende
ruimte tussen het wiel en de grond is om het
reservewiel te monteren.
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of zachte ondergrond kan de
krik wegschuiven of wegzakken - kans op
letsel!
Plaats de krik precies onder een van de
krikpunten ( A of B) onder de auto en
controleer of de kop van de krik goed
tegen het midden van het contactvlak van
het krikpunt drukt. Anders kan de auto
beschadigd raken en/of de krik inklappen -
Kans op letsel!
► Verwijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats.
►
V
erwijder het wiel.
Monteren van een wiel
Een reservewiel met stalen velg of
noodreservewiel monteren
Als de auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, raken de ringen ( A) de stalen velg of
het noodreservewiel niet. Het wiel wordt door
het conische contactvlak ( B) van elke bout op
zijn plek gehouden.
► Monteer het wiel op de naaf.
► Draai de bouten met de hand vast.
►
Draai de slotbout met de wielsleutel ( 5
) en de
dop
(2) voorlopig vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel ( 5
) handvast.
► Laat de auto weer volledig zakken.
► V ouw de krik (6) op en verwijder deze.
► Draai de slotbout met de wielsleutel ( 5 ) en de
dop (2) vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel ( 5
) vast.
►
Bevestig de doppen op de wielbouten
(afhankelijk van de uitvoering).
►
Berg het gereedschap op.
Page 182 of 244

180
In geval van pech
Als u dit type gloeilamp moet vervangen, neem dan contact op met een CITROËN-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Raak gloeilampen met ledtechnologie niet
aan - gevaar van elektrocutie!
Verlichting vóór
Uitvoering met ledkoplampen
1. Dagrijverlichting/Parkeerlichten
2. Dimlicht
3. Groot licht
4. Richtingaanwijzers
5. Mistlampen
Na het verwisselen van een wiel
Met een noodreservewiel
Schakel bepaalde rijhulpsystemen uit (Active
Safety Brake, Adaptieve cruise control enz.).
Rijd niet sneller dan 80
km/h.
Het is niet toegestaan om met meer dan één
noodreservewiel te rijden.
Ga naar het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat het aantrekkoppel van de bouten van het
reservewiel en de bandenspanning nakijken.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie
kan de monteur u vertellen of de band
kan worden gerepareerd of moet worden
vervangen.
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht)
kan er een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel
van ledlampen. U kunt daarbij ernstig
oogletsel oplopen!
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
–
Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
–
Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
–
W
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen ervan gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet het
contact en de koplampen/lampen
minstens enkele minuten zijn uitgeschakeld
- risico op ernstige brandwonden!
Raak de lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) gebruikt om
beschadiging van de koplamp te voorkomen.
Vervang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
Vervang de lampen per paar om onbalans in
de verlichting te voorkomen.
Terugplaatsen van de lampunits
Voer de handelingen voor het
terugplaatsen in de omgekeerde volgorde van
het verwijderen uit.
Koplampen en andere
verlichting met ledlampen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de betreffende
typen (kop)lampen:
–
Koplampen met ledtechnologie.
–
Mistlampen vóór
.
–
Dagrijverlichting / parkeerlichten.
–
Zijknipperlichten.
–
V
erlichting zijkant.
–
Derde remlicht.
–
Kentekenplaatverlichting.
Page 183 of 244

181
In geval van pech
8Als u dit type gloeilamp moet vervangen, neem dan contact op met een CITROËN-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Raak gloeilampen met ledtechnologie niet
aan - gevaar van elektrocutie!
Verlichting vóór
Uitvoering met ledkoplampen
1. Dagrijverlichting/Parkeerlichten
2. Dimlicht
3. Groot licht
4. Richtingaanwijzers
5. Mistlampen
Uitvoering met halogeenkoplampen
1.Dagrijverlichting/parkeerlichten (led)
2. Groot licht (H7)
3. Dimlicht (H7)
4. Richtingaanwijzers (PY21W)
5. Mistlampen (led)
De motorkap openen/toegang tot de
lampen
Wees voorzichtig wanneer de motor heet is -
kans op brandwonden!
Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding
die in de bladen van de koelventilator kunnen
komen - kans op verstikking!
Halogeenlampen (Hx)
Controleer om verzekerd te zijn van een
goede verlichtingskwaliteit of de lamp op de
juiste wijze in de behuizing is geplaatst.
Groot licht / dimlicht
► Trek aan de lip om de beschermkap te
verwijderen.
►
T
rek de stekker van de gloeilamp los.
►
V
erwijder de gloeilamp en vervang deze.
Voer deze handelingen in de omgekeerde
volgorde uit om de gloeilamp terug te plaatsen
en richt de pasnok van de gloeilamp daarbij
omlaag.
Richtingaanwijzers
Wanneer het controlelampje voor een
richtingaanwijzer (links of rechts) snel
Page 184 of 244
182
In geval van pech
Druk de lampeenheid recht uitgelijnd met
de lengteas van de auto goed in de
geleiders.
Draai de moer goed vast zodat de houder
goed afdicht. Draai de moer echter niet al te
vast, om te voorkomen dat de lampeenheid
beschadigd raakt.
Mistachterlicht (P21W)
Steek uw hand aan de linkerzijde onder de
bumper.
► Draai de lamphouder een kwartslag naar
links en trek deze naar u toe.
► Draai de lamp een kwartslag naar links en
trek deze naar u toe.
► Vervang de gloeilamp.
knippert, betekent dit dat