Page 97 of 244

95
Rijden
6Het controlelampje gaat uit om te bevestigen dat
de parkeerrem is vrijgezet, in combinatie met de
melding "Parkeerrem vrijgezet ".
Het controlelampje knippert in reactie op een
verzoek om de parkeerrem handmatig aan te
trekken of vrij te zetten.
Bij een lege accu werkt de elektrische
parkeerrem niet meer.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken
bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak, moet u uit
veiligheidsoverwegingen een versnelling
inschakelen om te voorkomen dat de auto
wegrolt.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken
bij een auto met een automatische
transmissie of een keuzeschakelaar van de
transmissie (elektrische auto), moet u uit
veiligheidsoverwegingen het meegeleverde
wielblok tegen een van de wielen plaatsen om
te voorkomen dat de auto wegrolt.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer voordat u de auto verlaat of
de parkeerrem is aangetrokken: de
controlelampjes voor de parkeerrem op het
instrumentenpaneel en de hendel moeten
permanent branden.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt
er een geluidssignaal en wordt er een melding
weergegeven als het bestuurdersportier wordt
geopend.
Laat kinderen nooit alleen in de auto: ze
zouden de parkeerrem kunnen vrijzetten.
Wanneer de auto staat geparkeerd op
een steile helling, de auto zwaar
beladen is of als een aanhanger wordt
getrokken
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
draait u de wielen naar de stoeprand toe en
schakelt u een versnelling in.
Bij een automatische transmissie of
keuzeschakelaar draait u de wielen naar
de stoeprand toe en zet u de transmissie in
stand P.
Als er een aanhangwagen is aangekoppeld,
mag het hellingspercentage bij het parkeren
niet hoger zijn dan 12%.
Handbediende werking
Handmatig vrijzetten
Contact aan of draaiende motor:
► Trap het rempedaal in.
► Houd het rempedaal ingetrapt en druk kort op
de hendel.
Als het rempedaal niet is ingetrapt, wordt de parkeerrem niet vrijgezet en wordt er
een melding weergegeven.
Handmatig aantrekken
Bij stilstaande auto:
► T rek kort aan de hendel.
Het controlelampje van de hendel gaat
knipperen om het verzoek te bevestigen.
Automatische werking
Automatisch vrijzetten
Controleer eerst of de motor draait en het
bestuurdersportier is gesloten.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
►
T
rap het koppelingspedaal volledig
in en schakel de eerste versnelling of de
achteruitversnelling in.
►
Geef gas en laat het koppelingspedaal
opkomen.
Bij een automatische transmissie
►
T
rap het rempedaal in.
►
Selecteer stand D
, M of R.
►
Laat het rempedaal los en geef gas.
Met een keuzeschakelaar
►
T
rap het rempedaal in.
Page 98 of 244

96
Rijden
► Selecteer stand D , B of R.
► Laat het rempedaal los en geef gas.
Als de parkeerrem bij een auto met een automatische transmissie of een
keuzeschakelaar voor de transmissie
(elektrische auto) niet automatisch wordt
vrijgezet, controleer dan of de voorportieren
goed zijn gesloten.
Als de auto stilstaat met draaiende motor, trap dan niet onnodig het gaspedaal in.
De parkeerrem kan dan worden vrijgezet.
Automatisch aantrekken
Wanneer de auto stilstaat, wordt de
parkeerrem automatisch aangetrokken als u
de motor afzet.
De parkeerrem wordt niet automatisch
aangetrokken als de auto afslaat of de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem
wordt ingeschakeld.
In de automatische stand kan de
parkeerrem op elk moment handmatig
met de hendel worden aangetrokken of
vrijgezet.
Bijzonderheden
De auto met draaiende motor op zijn
plaats houden
Trek kort aan de hendel om de auto met
draaiende motor op zijn plaats te houden.
De auto parkeren met vrijgezette
parkeerrem
Bij zeer lage temperaturen (ijs) raden wij
u af om de parkeerrem aan te trekken.
Voorkom dat de auto wegrolt door de
versnellingsbak in een versnelling te zetten
of wielblokken tegen een van de wielen te
plaatsen.
Bij een auto met een automatische
transmissie of een keuzeschakelaar van
de transmissie (elektrische auto) wordt stand
P automatisch geselecteerd als het contact
wordt afgezet. De wielen zijn dan
geblokkeerd.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
Bij een auto met een automatische
transmissie of een keuzeschakelaar van
de transmissie klinkt er een geluidssignaal als
het bestuurdersportier wordt geopend terwijl
stand N is geselecteerd. Dit stopt als het
bestuurdersportier weer wordt gesloten.
Automatische werking uitschakelen
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld
bij zeer koud weer, bij het trekken van een
aanhanger of bij slepen, moet de automatische
werking van het systeem worden uitgeschakeld.
►
Start de motor
.
►
Gebruik de hendel om de parkeerrem aan te
trekken als deze is vrijgezet.
►
Laat het rempedaal volledig los.
►
Houd de hendel 10 tot maximaal 15
seconden ingedrukt in de richting voor het
vrijzetten.
►
Laat de hendel los.
►
T
rap het rempedaal in en houd het ingetrapt.
►
T
rek de hendel 2 seconden in de richting voor
het aantrekken.
Dit controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden om te
bevestigen dat de automatische functies zijn
uitgeschakeld.
►
Laat de hendel en het rempedaal los.
V
anaf dit moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.
►
Herhaal deze procedure voor het inschakelen
van de automatische werking (bevestigd
door het doven van het controlelampje op het
instrumentenpaneel).
Noodremfunctie
Als de auto niet goed afremt met het rempedaal
of in uitzonderlijke omstandigheden (bijvoorbeeld
als de bestuurder onwel wordt of bij het geven
van rijles (indien toegestaan)) kan de auto
worden afgeremd door aan de hendel van de
elektrische parkeerrem te trekken. De auto blijft
afremmen zolang de hendel omhoog wordt
getrokken; het afremmen stopt zodra de hendel
wordt losgelaten.
De ABS- en DSC-systemen zorgen ervoor dat
de auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie
actief is.
Bij een storing in het systeem van
de noodremfunctie verschijnt de
melding " Parkeerrem defect " op het
instrumentenpaneel.
Bij een storing in de ABS- en
DSC-systemen, aangegeven door
het branden van een of beide
waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel, kan de stabiliteit van de
auto niet meer worden gegarandeerd.
► Zorg in dit geval ervoor dat de auto stabiel
blijft door de hendel van de elektrische
parkeerrem herhaaldelijk aan te trekken en los
te laten totdat de auto volledig tot stilstand is
gekomen.
Page 99 of 244

97
Rijden
6Noodremfunctie
Als de auto niet goed afremt met het rempedaal
of in uitzonderlijke omstandigheden (bijvoorbeeld
als de bestuurder onwel wordt of bij het geven
van rijles (indien toegestaan)) kan de auto
worden afgeremd door aan de hendel van de
elektrische parkeerrem te trekken. De auto blijft
afremmen zolang de hendel omhoog wordt
getrokken; het afremmen stopt zodra de hendel
wordt losgelaten.
De ABS- en DSC-systemen zorgen ervoor dat
de auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie
actief is.
Bij een storing in het systeem van
de noodremfunctie verschijnt de
melding "Parkeerrem defect " op het
instrumentenpaneel.
Bij een storing in de ABS- en
DSC-systemen, aangegeven door
het branden van een of beide
waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel, kan de stabiliteit van de
auto niet meer worden gegarandeerd.
►
Zorg in dit geval ervoor dat de auto stabiel
blijft door de hendel van de elektrische
parkeerrem herhaaldelijk aan te trekken en los
te laten totdat de auto volledig tot stilstand is
gekomen.
Handgeschakelde
6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5e of de
6
e versnelling
► Beweeg de selectiehendel zo ver mogelijk
naar rechts om de 5e of de 6e versnelling in te
schakelen.
Wanneer u dit niet doet, dan kan de
versnellingsbak permanent beschadigd
raken (per ongeluk schakelen naar de 3
e of 4e
versnelling).
De achteruitversnelling
inschakelen
► Trek de ring onder de knop omhoog en
beweeg de versnellingshendel eerst naar links
en dan naar voren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in
als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van
de motor te vergemakkelijken:
–
Zet de versnellingshendel altijd in de
neutraalstand.
–
Druk het koppelingspedaal in.
Automatische transmissie
Automatische transmissie met 8 versnellingen met impulskeuzeschakelaar. De transmissie
biedt ook de mogelijkheid handmatig te
schakelen met de schakelflippers aan de
stuurkolom.
Impulsselectiehendel
Page 100 of 244

98
Rijden
P.Auto Park
Druk op deze toets om de parkeerstand in te
schakelen.
Parkeren van de auto: de voorwielen worden
geblokkeerd.
R. Achteruitversnelling
N. Neutraalstand
Om vrijloop te activeren en de auto te
verplaatsen, met het contact uit.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
D. Rijden in de automatische stand
De transmissie schakelt zelf de juiste
versnelling in, op basis van uw rijstijl, het
wegprofiel en de belading van de auto.
M. Rijden in de handmatige stand
Druk op deze toets om de handmatige stand
in te schakelen.
De bestuurder kan schakelen met de
schakelflippers.
►
Duw de impulsselectiehendel in stand N
,
met het rempedaal ingetrapt en zonder het
weerstandspunt te passeren: •
naar voren om stand R
te selecteren.
•
naar achteren om stand D
te selecteren.
Laat de selectiehendel na elke keer duwen
helemaal los zodat deze weer terugkeert naar
de oorspronkelijke positie.
Bijzonderheden
Om stand N over te slaan (snel van D naar R
gaan en weer terug): ►
In stand
R duwt u naar achteren tot voorbij
het weerstandspunt om stand D te selecteren.
►
In stand
D duwt u naar voren tot voorbij het
weerstandspunt om stand R te selecteren.
►
Om terug te keren naar stand
N duwt u
zonder het weerstandspunt te passeren.
Schakelaars op en rondom
het stuurwiel
(Afhankelijk van de uitvoering)
In stand M of D kan de bestuurder met de
schakelflippers aan de stuurkolom schakelen.
Met de flippers is het niet mogelijk om de
neutraalstand of de achteruitversnelling in
te schakelen of uit de achteruitversnelling te
schakelen.
► Beweeg flipper " + " of "-" kort naar u toe
om naar een hogere of lagere versnelling te
schakelen.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Wanneer het contact wordt aangezet,
wordt de status van de transmissie op het
instrumentenpaneel weergegeven:
P Parkeren
R Achteruitversnelling
N Neutraalstand
D1...8 Automatisch geselecteerde versnelling
vooruit
M1...8 Handmatig geselecteerde versnelling
vooruit
Bij het afzetten van het contact wordt de stand
van de transmissie nog enkele seconden
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Werking
Alleen de verzoeken voor het veranderen van
de stand die correct uitvoerbaar zijn, worden
uitgevoerd.
Als de motor draait en het rempedaal moet
worden ingetrapt om de stand te kunnen
wijzigen, wordt een waarschuwingsmelding op
het instrumentenpaneel weergegeven.
Als bij draaiende motor en vrijgezette parkeerrem stand R, D of M wordt
geselecteerd, zet de auto zich in beweging
zonder dat u het gaspedaal hoeft in te
trappen.
Trap nooit tegelijkertijd op het gas- en het
rempedaal. Hierdoor kan de transmissie
worden beschadigd!
Als u het bestuurdersportier opent terwijl stand N is geselecteerd, klinkt er een
geluidssignaal. Het geluidssignaal stopt
wanneer het bestuurdersportier is gesloten.
Wanneer bij zeer lage snelheden het
bestuurdersportier wordt geopend,
schakelt de transmissie naar stand P.
Plaats bij een lege accu altijd het (de)
met het boordgereedschap
meegeleverde wielblok(ken) tegen een van
de wielen om de auto op zijn plaats te
houden.
Bijzonderheden van de automatische
stand
De transmissie selecteert de versnelling die
de beste prestaties levert op basis van de
omgevingstemperatuur, het wegprofiel, de
belading van de auto en de rijstijl.
Trap voor een maximale acceleratie het
gaspedaal volledig in (kickdown). De transmissie
schakelt automatisch terug of handhaaft de
Page 101 of 244

99
Rijden
6zonder dat u het gaspedaal hoeft in te
trappen.
Trap nooit tegelijkertijd op het gas- en het
rempedaal. Hierdoor kan de transmissie
worden beschadigd!
Als u het bestuurdersportier opent terwijl stand N is geselecteerd, klinkt er een
geluidssignaal. Het geluidssignaal stopt
wanneer het bestuurdersportier is gesloten.
Wanneer bij zeer lage snelheden het
bestuurdersportier wordt geopend,
schakelt de transmissie naar stand P.
Plaats bij een lege accu altijd het (de)
met het boordgereedschap
meegeleverde wielblok(ken) tegen een van
de wielen om de auto op zijn plaats te
houden.
Bijzonderheden van de automatische
stand
De transmissie selecteert de versnelling die
de beste prestaties levert op basis van de
omgevingstemperatuur, het wegprofiel, de
belading van de auto en de rijstijl.
Trap voor een maximale acceleratie het
gaspedaal volledig in (kickdown). De transmissie
schakelt automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
Met de schakelflippers kan de bestuurder
tijdelijk zelf schakelen als de rijsnelheid en het
motortoerental dit toelaten.
Bijzonderheden van de handbediende
stand
De transmissie schakelt alleen een andere
versnelling in als de wagensnelheid en het
motortoerental dit toelaten.
De auto starten
► Trap het rempedaal volledig in.
► Start de motor .
►
Beweeg, met uw voet op het rempedaal, de
keuzeschakelaar een of twee keer naar achteren
om de automatische stand D
te selecteren of
naar voren om de achteruitversnelling R in te
schakelen.
►
Laat het rempedaal los.
►
Geef geleidelijk gas om de elektrische
parkeerrem automatisch vrij te zetten.
De auto begint onmiddellijk te rijden.
Automatische transmissie
Probeer de motor nooit te starten door de
auto aan te duwen.
De auto afzetten
Stand P wordt direct automatisch ingeschakeld
wanneer het contact wordt afgezet, ongeacht de
huidige stand van de transmissie.
In stand N wordt stand P echter na een
vertraging van 5 seconden ingeschakeld (tijd om
de vrijloopstand in te schakelen).
Controleer of stand P inderdaad is ingeschakeld
en of de elektrische parkeerrem automatisch is
aangetrokken; zo niet, trek de parkeerrem dan
handmatig aan.
De betreffende controlelampjes op de
keuzeschakelaar van de transmissie en
de hendel van de elektrische parkeerrem, en de
lampjes op het instrumentenpaneel moeten
branden.
Storing in de transmissie
Dit waarschuwingslampje gaat branden,
in combinatie met een geluidssignaal en
een melding.
Ga naar het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Rijd niet sneller dan 100
km/h waar dat is
toegestaan.
Overschakelen van de transmissie op het
noodprogramma
Stand D wordt geblokkeerd in de derde
versnelling.
De flippers op het stuurwiel werken niet en stand
M is niet meer beschikbaar.
Page 102 of 244

100
Rijden
U kunt een hevige schok voelen als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Dit is
niet schadelijk voor de transmissie.
Storing in de selectiehendel
Kleine storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden,
in combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Rijd voorzichtig.
Ga naar het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
In bepaalde gevallen gaan de lampjes van de
selectiehendel niet meer branden, maar wordt
de status van de transmissie nog wel op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Ernstige storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden,
in combinatie met een melding.
Zet de auto stil.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Keuzeschakelaar
De selectiehendel is een impulsselectiehendel
met een functie voor regeneratief remmen.
Via de selectiehendel wordt de aandrijving
geregeld op basis van de rijstijl, het wegprofiel
en de belading van de auto.
Als het regeneratief remmen is geactiveerd,
wordt ook het afremmen op de motor geregeld
als het gaspedaal wordt losgelaten.
P. Parkeerstand
Toets voor het parkeren van de auto: de
voorwielen zijn geblokkeerd (de toets gaat
branden om aan te geven dat deze stand is
geactiveerd).
R. Achteruitversnelling
Voor het inschakelen van de
achteruitversnelling, met het rempedaal
ingetrapt. N.
Neutral
Voor het verplaatsen van de auto met afgezet
contact en om de auto in de vrijloop te laten
rijden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
D. Drive (rijden) (automatische versnelling
vooruit)
B. Brake (regeneratief remmen)
Toets voor het inschakelen van de stand
Drive (rijden, automatische versnelling
vooruit) met de functie voor regeneratief
remmen (de toets gaat branden om aan te
geven dat de functie is geactiveerd).
Informatie op het
instrumentenpaneel
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt
de status van de keuzeschakelaar op het
instrumentenpaneel weergegeven:
P : Parkeerstand.
R : Achteruitversnelling.
N : Neutraalstand.
D : Drive (rijden) (automatische versnelling
vooruit).
B : Brake (automatische versnelling vooruit met
functie voor regeneratief remmen geactiveerd).
Werking
► Duw de impulsselectiehendel in stand N,
met het rempedaal ingetrapt en zonder het
weerstandspunt te passeren: • naar voren om stand R te selecteren.
• naar achteren om stand D te selecteren.
Laat de selectiehendel na elke keer duwen
helemaal los zodat deze weer terugkeert naar
de oorspronkelijke positie.
Bijzonderheden
Om stand N over te slaan (snel van D naar R
gaan en weer terug):
► In stand R duwt u naar achteren tot voorbij
het weerstandspunt om stand D te selecteren.
► In stand D duwt u naar voren tot voorbij het
weerstandspunt om stand R te selecteren.
► Om terug te keren naar stand N duwt u
zonder het weerstandspunt te passeren.
Regeneratief remmen
Met de Brake-functie en bij gas loslaten.
De Brake-functie bootst het afremmen op de
motor na en laat de auto afremmen zonder dat
de bestuurder het rempedaal hoeft in te trappen.
De auto remt sneller af als de bestuurder het
gaspedaal loslaat.
De energie die wordt teruggewonnen wanneer
het gaspedaal wordt losgelaten, wordt dan
gebruikt om de tractiebatterij bij te laden,
waardoor de actieradius van de auto toeneemt.
Page 103 of 244

101
Rijden
6Werking
► Duw de impulsselectiehendel in stand N ,
met het rempedaal ingetrapt en zonder het
weerstandspunt te passeren: •
naar voren om stand R
te selecteren.
•
naar achteren om stand D
te selecteren.
Laat de selectiehendel na elke keer duwen
helemaal los zodat deze weer terugkeert naar
de oorspronkelijke positie.
Bijzonderheden
Om stand N over te slaan (snel van D naar R
gaan en weer terug):
►
In stand
R duwt u naar achteren tot voorbij
het weerstandspunt om stand D te selecteren.
►
In stand
D duwt u naar voren tot voorbij het
weerstandspunt om stand R te selecteren.
►
Om terug te keren naar stand
N duwt u
zonder het weerstandspunt te passeren.
Regeneratief remmen
Met de Brake-functie en bij gas loslaten.
De Brake-functie bootst het afremmen op de
motor na en laat de auto afremmen zonder dat
de bestuurder het rempedaal hoeft in te trappen.
De auto remt sneller af als de bestuurder het
gaspedaal loslaat.
De energie die wordt teruggewonnen wanneer
het gaspedaal wordt losgelaten, wordt dan
gebruikt om de tractiebatterij bij te laden,
waardoor de actieradius van de auto toeneemt.
De auto gaat vertragen, maar de
remlichten gaan niet branden.
►
Druk in stand
D op toets B om de functie te
activeren/deactiveren (de toets gaat branden
wanneer de functie wordt geactiveerd).
Op het instrumentenpaneel wordt B
weergegeven.
De status van het systeem wordt niet
opgeslagen bij het uitzetten van het contact.
In bepaalde omstandigheden
(bijvoorbeeld bij volledig opgeladen
tractiebatterij of extreme temperaturen) kan
de mate van regeneratief remmen tijdelijk
worden beperkt waardoor de auto minder
sterk afremt.
De bestuurder moet goed op het verkeer
letten en waar nodig altijd onmiddellijk het
rempedaal kunnen intrappen.
Met het rempedaal
Wanneer het rempedaal wordt ingetrapt, wint
het intelligente remsysteem automatisch een
deel van de energie terug, die vervolgens wordt
gebruikt om de tractiebatterij op te laden.
Deze energieterugwinning zorgt ook dat de
remblokken minder worden gebruikt en dus de
slijtage wordt beperkt.
Het intrappen van het rempedaal kan
anders aanvoelen dan bij een auto
zonder regeneratief remsysteem.
Rijstanden
Welke rijstanden beschikbaar zijn is afhankelijk
van de motor en uitvoering van de auto.
De rijstanden kunnen met de volgende
schakelaar worden geselecteerd:
► Druk op de schakelaar om de standen op het
instrumentenpaneel weer te geven.
W
anneer de melding verdwijnt, is de
geselecteerde stand geactiveerd en wordt
deze op het instrumentenpaneel weergegeven
(behalve in de stand Normaal).
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt
standaard de rijstand Normaal geselecteerd.
Normaal
Hiermee worden de standaardinstellingen
hersteld.
Eco
Deze stand vermindert het energieverbruik
door de prestaties van de verwarming en de
Page 104 of 244

102
Rijden
airconditioning te verlagen zonder deze uit te
schakelen.
Vrijloop in stand Eco: bij de automatische
transmissie EAT8 wordt, afhankelijk van de
uitvoering, het in de "vrijloop" zetten van
de auto aangemoedigd zodat de auto vaart
mindert zonder op de motor af te remmen. U
kunt brandstof besparen door uw voet volledig
van het gaspedaal te halen voordat u moet
afremmen.
Deze stand verlaagt het verbruik van elektrische
energie door de tractiebatterij nog meer door het
motorkoppel te beperken.
Sport
Deze stand maakt een meer dynamische
rijstijl mogelijk door aanpassing van de
stuurbekrachtiging, de respons op het gaspedaal
en het schakelen bij een auto met een
automatische transmissie.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt de auto bij het wegrijden
op een helling kort (ongeveer 2 seconden) op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Het systeem is alleen actief onder de volgende
voorwaarden:
–
De auto staat volledig stil met het rempedaal
ingedrukt.
–
Er is aan bepaalde hellingcondities voldaan.
–
Het bestuurdersportier is gesloten.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat de Hill Start Assist in werking is.
Als iemand uit de auto moet stappen terwijl
de motor draait, trek dan de parkeerrem
handmatig aan. Controleer vervolgens of
het controlelampje van de parkeerrem en
het controlelampje
P
in de hendel van de
elektrische parkeerrem permanent branden.
De functie Hill Start Assist kan niet
worden uitgeschakeld. Maar als de
parkeerrem wordt aangetrokken om de auto
op zijn plaats te houden, wordt de werking
van de functie onderbroken.
Werking
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden wanneer
de bestuurder het rempedaal loslaat:
–
Als de eerste versnelling of de neutraalstand
is geselecteerd bij een handgeschakelde
versnellingsbak. –
Als stand
D of M is geselecteerd bij een
automatische transmissie.
–
Als stand
D of B is geselecteerd met de
keuzeschakelaar van de transmissie (elektrische
auto).
Als de auto bergafwaarts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als de
bestuurder het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing gaan deze
waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Schakelindicator
(Afhankelijk van de motor)
Dit systeem is ontwikkeld om het
brandstofverbruik te verminderen door de meest
geschikte versnelling aan te bevelen.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitvoering van de auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen.
De schakeladviezen hoeft u echter niet op te
volgen. De keuze van de optimale versnelling
hangt namelijk altijd af van de situatie op
de weg, de verkeersdrukte en de veiligheid.
De bestuurder blijft derhalve altijd zelf
verantwoordelijk voor het al dan niet opvolgen
van een schakeladvies van het systeem.
Het systeem kan niet worden uitgeschakeld.
Bij auto's met een automatische
transmissie werkt dit systeem alleen in
de handbediende stand.
De informatie wordt in de vorm van een
pijl in combinatie met het nummer van de
geadviseerde versnelling op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Het systeem past de schakelinstructies
aan de rijomstandigheden (zoals helling,
belasting) en de rijstijl (zoals gevraagd
vermogen, accelereren, remmen) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
– de eerste versnelling in te schakelen;
– de achteruitversnelling in te schakelen.