Page 153 of 244

151
Praktische informatie
7Als het controlelampje niet uit gaat, neem dan
contact op met een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u de laadkabel in een normaal stopcontact
steekt, gaan alle controlelampjes kort branden.
Als er geen controlelampjes gaan branden,
controleer dan de zekering van het normale
stopcontact:
–
Als de zekering is gesprongen, neem dan
contact op met een elektricien om te controleren
of uw elektrische systeem geschikt is en om
eventuele reparaties uit te voeren.
–
Als de zekering niet is gesprongen, gebruik
de laadkabel dan niet meer en neem contact op
met een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Label regeleenheid - Aanbevelingen
Lees voor gebruik het instructieboekje.
1. Bij verkeerd gebruik van deze laadkabel
kunnen er brand, schade aan eigendommen
en ernstig of dodelijk letsel door elektrocutie
ontstaan!
2. Gebruik altijd een goed geaard stopcontact,
beschermd door een aardlekschakelaar van
30 mA. 3.
Gebruik altijd een stopcontact met zekering,
geschikt voor de stroomsterkte van het
elektrische circuit.
4. Het gewicht van de regeleenheid mag niet
door het stopcontact, de stekker en de
kabels worden gedragen.
5. Gebruik deze laadkabel nooit als hij defect
of beschadigd is.
6. Probeer deze laadkabel nooit te repareren
of te openen. Deze kabel heeft geen
onderdelen die kunnen worden gerepareerd
- vervang de laadkabel als deze beschadigd
is.
7. Dompel deze laadkabel nooit onder in water.
8. Gebruik deze laadkabel nooit met een
verlengsnoer, een multistekker, een
omvormeradapter of een beschadigd
stopcontact.
9. Stop het laden niet door de stekker uit het
stopcontact te trekken.
10. Als de laadkabel of het stopcontact zeer
heet aanvoelen, moet u onmiddellijk
stoppen met laden door de auto met de
afstandsbediening te vergrendelen en
daarna te ontgrendelen.
11 . Deze laadkabel bevat onderdelen die
elektrische bogen of vonken kunnen
veroorzaken. Stel deze kabel niet bloot aan
ontvlambare dampen.
12. Gebruik deze laadkabel alleen bij auto's van
het merk CITROËN. 13.
U mag de stekker nooit met natte handen in
het stopcontact steken of eruit halen.
14. Forceer de stekker niet als deze op de
aansluiting van de auto is vergrendeld.
Label regeleenheid - Status van
controlelampjes
Status van
controlelampje
Uit
Aan
Knippert
Page 154 of 244

152
Praktische informatie
Versneld opladen, Mode 3
Snellader (wallbox)
(versneld opladen - éénfase- of driefasen- wisselstroom (AC))
Afhankelijk van de uitvoering, met mode 3 en een snellader (Wallbox): maximale laadstroom 32 A.
Laadkabel, Mode 3 (AC)
Snellader (wallbox)
Demonteer of wijzig de lader niet;
elektrocutie- en/of brandgevaar!
Zie de gebruikershandleiding van de fabrikant
van de lader voor de bedieningsinstructies.
POWER CHARGE FAULT PictogramBeschrijving
Niet aangesloten op de voedingsbron of het
stroomnet levert geen stroom.
(groen)
(groen)
(rood)
De regeleenheid voert momenteel een zelftest uit.
(groen)
Alleen aangesloten op het stroomnet of op het
stroomnet en de elektrische auto (EV), maar er
wordt niet opgeladen.
(groen)
(groen)
Aangesloten op de voedingsbron en op de
elektrische auto (EV)
De elektrische auto wordt opgeladen of is bezig
met de voorverwarming/-koeling van het interieur.
(groen)
(groen)
Aangesloten op de voedingsbron en op de
elektrische auto (EV)
De elektrische auto wacht op opladen of de
elektrische auto is opgeladen.
(rood)
Storing in de regeleenheid. Laden niet toegestaan.
Als het storingslampje weer gaat branden na een
handmatige reset, dan moet de regeleenheid
worden gecontroleerd door een CITROËN-dealer
voordat de auto weer wordt opgeladen.
(groen)
(groen)
(rood)
De regeleenheid staat in de diagnosestand.
Page 155 of 244

153
Praktische informatie
7Procedure voor handmatige reset
De regeleenheid kan worden gereset door de laadstekker en de stekker in \
het stopcontact tegelijkertijd los te koppelen.
Sluit daarna eerst het stopcontact weer aan. Zie de handleiding voor mee\
r informatie.
Versneld opladen, Mode 3
Snellader (wallbox)
(versneld opladen - éénfase- of driefasen- wisselstroom (AC))
Afhankelijk van de uitvoering, met mode 3 en een snellader (Wallbox): maximale laadstroom 32 A.
Laadkabel, Mode 3 (AC)
Snellader (wallbox)
Demonteer of wijzig de lader niet;
elektrocutie- en/of brandgevaar!
Zie de gebruikershandleiding van de fabrikant
van de lader voor de bedieningsinstructies.
Snelladen, Mode 4
Openbare snellader
(snelladen - gelijkstroom (DC))
Laadkabel, Mode 4 (DC)
(geïntegreerd in de openbare snellader)
Gebruik alleen openbare snelladers waarvan de kabel maximaal 30 meter lang is.
De tractiebatterij laden
(elektrisch)
Laad de auto op door deze op een stopcontact
(een normaal stopcontact of een aansluiting voor
versneld opladen) of op een openbare snellader
(snelladen) aan te sluiten.
Om de tractiebatterij volledig op te laden
moet u de gewenste laadprocedure zonder
onderbrekingen volgen tot de procedure
automatisch wordt beëindigd. Het laden kan
meteen worden uitgevoerd of op een later tijdstip
(behalve bij een openbare snellader, Mode 4).
U kunt het laden via een normaal stopcontact
of het versneld opladen op elk moment stoppen
door de auto te ontgrendelen en de laadstekker
los te koppelen. Zie voor het snelladen de
openbare snellader.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de laadweergaven op het
instrumentenpaneel en het touchscreen.
U kunt de voortgang van het laden ook in
de gaten houden met de MyCitroën-app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand te bedienen
functies.
Page 156 of 244

154
Praktische informatie
elektrocutie als de kabel nat wordt of in water
terechtkomt!
Voor snelladen
Voorafgaand aan het laden
Controleer of het openbare
snellaadstation en de laadkabel geschikt zijn
voor uw auto.
Bij buitentemperaturen lager dan:
– 0 °C: het laden kan langer duren.
– -20 °C: laden is mogelijk, maar het kan nog
langer duren (de accu moet eerst worden
opgewarmd).
Na het laden
Controleer of de laadklep is gesloten.
Aansluiten
► Controleer of de transmissie in stand P staat
voordat u begint met laden, anders is het laden
niet mogelijk.
► Open de laadklep door op de drukknop te
drukken en controleer of er geen vuil aanwezig is
op de laadstekker.
Uit veiligheidsoverwegingen start de
motor niet als de laadkabel is
aangesloten op de laadaansluiting van de
auto. Er wordt een waarschuwing op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Koelen van de tractiebatterij
De ventilator in de motorruimte gaat
tijdens het laden aan om de geïntegreerde
lader en de tractiebatterij te koelen.
De auto 1 tot 12 maanden stallen
Laat de tractiebatterij leeglopen tot 2 of
3 streepjes op de laadniveaumeter op het
instrumentenpaneel.
Sluit de laadkabel niet aan.
Zorg dat de auto altijd gestald staat bij
een temperatuur tussen -10 °C en 30 °C
(wanneer u de auto op een plek met extreme
temperaturen stalt, kan de tractiebatterij
beschadigd raken).
Koppel de kabel los van de plusklem (+) van
de 12V-accu in de motorruimte.
Sluit ongeveer elke 3 maanden een
12V-acculader aan op de plus- (+) en
minklemmen (-) van de 12V-accu om
deze accu op te laden en de accu op
bedrijfsspanning te houden.
Voorzorgsmaatregelen
Elektrische auto's zijn ontwikkeld in
overeenstemming met de richtlijnen voor
maximale elektromagnetische velden, zoals
uitgegeven door de International Commission
on Non-Ionizing Radiation Protection
(ICNIRP -
Richtlijnen 1998).
Dragers van pacemakers of vergelijkbare
apparaten
Elektrische auto's zijn ontwikkeld in
overeenstemming met de richtlijnen voor
maximale elektromagnetische velden, zoals
uitgegeven door de International Commission on
Non-Ionizing Radiation Protection
(ICNIRP
- Richtlijnen 1998).
Bij twijfel
Laden via een normaal stopcontact of
versneld opladen: blijf niet in of in de buurt
van de auto, of in de buurt van de laadkabel
of de lader, zelfs niet voor korte tijd.
Snelladen: gebruik het systeem niet zelf
en komt niet in de buurt van openbare
snelladers. Verlaat het gebied en vraag
iemand anders om de auto op te laden.
Voor laden via een normaal
stopcontact of versneld laden
Voorafgaand aan het laden
Afhankelijk van de situatie:
►
Laat een elektricien controleren of
de elektrische installatie voldoet aan de
geldende normen en geschikt is voor het
opladen van de auto.
► Laat een voor de auto geschikt specifiek
stopcontact of een voor de auto geschikte
lader voor versneld laden (wallbox) monteren
door een professionele elektricien.
Gebruik bij voorkeur de laadkabel die als
accessoire verkrijgbaar is.
Neem voor meer informatie contact op met
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
(Tijdens het laden)
Als de auto wordt ontgrendeld terwijl de
auto wordt opgeladen, dan stopt het laden.
As de portieren of achterklep niet worden
geopend en de laadstekker niet wordt
verwijderd, wordt de auto na 30 seconden
weer vergrendeld en wordt het laden
voortgezet.
Voer nooit werkzaamheden uit onder de
motorkap:
–
Sommige gebieden blijven zeer heet, tot
zelfs 1 uur nadat het laden is beëindigd
- kans
op brandwonden!
–
De ventilator kan op elk moment
inschakelen - kans op snijwonden of
verstikking!
Na het laden
Controleer of de laadklep is gesloten.
Laat de kabel na het laden niet in het
stopcontact zitten - kans op kortsluiting of
Page 157 of 244

155
Praktische informatie
7elektrocutie als de kabel nat wordt of in water
terechtkomt!
Voor snelladen
Voorafgaand aan het laden
Controleer of het openbare
snellaadstation en de laadkabel geschikt zijn
voor uw auto.
Bij buitentemperaturen lager dan:
–
0 °C: het laden kan langer duren.
–
-20 °C: laden is mogelijk, maar het kan nog
langer duren (de accu moet eerst worden
opgewarmd).
Na het laden
Controleer of de laadklep is gesloten.
Aansluiten
► Controleer of de transmissie in stand P staat
voordat u begint met laden, anders is het laden
niet mogelijk.
►
Open de laadklep door op de drukknop te
drukken en controleer of er geen vuil aanwezig
is
op de laadstekker.
Opladen via een normaal stopcontact,
Mode 2
► Sluit de laadkabel aan de kant van de
regeleenheid aan op een normaal stopcontact.
T
ijdens het aansluiten gaan alle controlelampjes
op de regeleenheid branden. Vervolgens blijft
alleen het groene controlelampje
POWER
branden.
►
V
erwijder de beschermkap van de
laadstekker.
►
Steek de laadstekker in de laadaansluiting.
Als het laden start, gaan de groene
controlelampjes CHARGE
in de klep en daarna
op de regeleenheid knipperen.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of
alle aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat
branden om te bevestigen dat de laadstekker is
vergrendeld.
Wanneer het laden is voltooid en de
laadkabel nog is aangesloten, wordt het
laadniveau op het instrumentenpaneel
ongeveer 20 seconden weergegeven
wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend.
Versneld opladen, Mode 3
► Volg de gebruikersinstructies van de
snellader (wallbox).
►
V
erwijder de beschermkap van de
laadstekker.
►
Steek de laadstekker in de laadaansluiting.
Het laden is gestart als het controlelampje voor
het laden in de klep groen knippert.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
V
oer de procedure opnieuw uit en controleer of
de kabel goed is aangesloten.
Het rode controlelampje in de klep gaat
branden om te bevestigen dat de laadstekker is
vergrendeld.
Page 158 of 244

156
Praktische informatie
Versneld laden, Mode 3
Als het laden is voltooid, wordt dit aangegeven
door de laadregeleenheid en door het permanent
branden van het groene lampje in de klep.
► Hang de laadstekker aan de wallbox en sluit
de laadklep.
Snelladen, Mode 4
Als het laden is voltooid, wordt dit aangegeven
door de lader en door het permanent branden
van het groene lampje in de klep.
► U kunt het laden ook onderbreken
door op deze toets in de klep te drukken
(alleen bij Mode 4).
► Hang de laadstekker aan de lader.
► Afhankelijk van de uitvoering moet u de
beschermkap terug op het onderste gedeelte
plaatsen en de laadklep sluiten.
Wanneer de laadstekker wordt
losgekoppeld, verschijnt er een melding
op het instrumentenpaneel dat het laden is
voltooid, ook al was de laadstekker
losgekoppeld voordat de auto volledig is
opgeladen.
Trekhaak
Verdeling van de lading
► Verdeel het gewicht in de aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as en probeer de maximaal
Snelladen, Mode 4
► Afhankelijk van de uitvoering verwijdert u het
kapje van het onderste deel van de stekker .
►
V
olg de gebruiksinstructies van de openbare
snellader en sluit de kabel van de openbare
snellader aan op de aansluiting van de auto.
Als het laden start, gaat het groene
controlelampje voor het laden in de klep
knipperen.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of
de kabel goed is aangesloten.
Het rode controlelampje in de klep gaat
branden om te bevestigen dat de laadstekker is
vergrendeld.
Geprogrammeerd laden
Instellingen
► Selecteer de pagina Laden in het
menu Energie van het touchscreen.
►
Stel de begintijd voor het laden in.
►
Druk op
OK.
De instelling wordt in het systeem opgeslagen.
U kunt het geprogrammeerd laden ook
altijd instellen met een smartphone via de
app MyCitroën.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand bedienbare
functies.
Activering
Geprogrammeerd laden is alleen
mogelijk bij mode 2 en 3.
►
Na het instellen van het geprogrammeerd
laden sluit u uw auto aan op de gewenste
laadapparatuur
.
► Druk binnen een minuut op deze toets in de
klep om het systeem te activeren (bevestigd
door een blauw controlelampje voor het laden).
Loskoppelen
Voordat u de laadstekker loskoppelt van de
laadaansluiting:
► Als de auto is ontgrendeld, moet u deze
vergrendelen en vervolgens ontgrendelen.
►
Als de auto is vergrendeld, moet u deze
ontgrendelen.
Het rode lampje in de klep gaat uit om aan te
geven dat de laadstekker is ontgrendeld.
►
V
erwijder de laadstekker binnen 30
seconden.
Het controlelampje voor het laden gaat wit
branden.
Druk met de selectieve ontgrendeling
van de portieren geactiveerd twee keer
op de ontgrendelknop om de laadstekker los
te koppelen.
Wanneer het laden is voltooid, gaat het
groene controlelampje voor het laden in
de klep na ongeveer 2 minuten uit.
Laden via een normaal stopcontact, Mode
2
Als het laden is beëindigd, gaan het groene
controlelampje CHARGE op de regeleenheid en
het groene controlelampje voor het laden in de
klep permanent branden.
►
Plaats de beschermkap terug op de
laadstekker en sluit de laadklep.
►
Haal de laadkabel aan de zijde van de
regeleenheid uit het stopcontact.
Page 159 of 244

157
Praktische informatie
7Versneld laden, Mode 3
Als het laden is voltooid, wordt dit aangegeven
door de laadregeleenheid en door het permanent
branden van het groene lampje in de klep.
►
Hang de laadstekker aan de wallbox en sluit
de laadklep.
Snelladen, Mode 4
Als het laden is voltooid, wordt dit aangegeven
door de lader en door het permanent branden
van het groene lampje in de klep.
► U kunt het laden ook onderbreken
door op deze toets in de klep te drukken
(alleen bij Mode 4).
►
Hang de laadstekker aan de lader
.
►
Afhankelijk van de uitvoering moet u de
beschermkap terug op het onderste gedeelte
plaatsen en de laadklep sluiten.
Wanneer de laadstekker wordt
losgekoppeld, verschijnt er een melding
op het instrumentenpaneel dat het laden is
voltooid, ook al was de laadstekker
losgekoppeld voordat de auto volledig is
opgeladen.
Trekhaak
Verdeling van de lading
► V erdeel het gewicht in de aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as en probeer de maximaal
toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te
benaderen zonder deze te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek daarom
voor elke 1000 m hoogte 10% van het maximale
aanhangergewicht af.
Gebruik een trekhaak en de betreffende
bedrading die door CITROËN zijn
goedgekeurd. Laat de trekhaak door een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats monteren.
Als de trekhaak niet door een CITROËN-
dealer wordt gemonteerd, moet de montage
altijd volgens de voorschriften van de
fabrikant worden uitgevoerd.
Sommige rij- of parkeerhulpfuncties worden
automatisch uitgeschakeld wanneer er een
goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het rijden met een aanhanger
en de functie Aanhangerstabiliteitscontrole.
Houd u aan het maximale
aanhangergewicht dat op het
kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in hoofdstuk
Technische gegevens van dit boekje wordt
vermeld.
Wanneer u accessoires aan de trekhaak
bevestigt (bijv. fietsendrager,
bagageplateau):
–
houd u aan de maximaal toegestane
kogeldruk;
–
vervoer niet meer dan 3 fietsen.
W
anneer u fietsen op een fietsendrager laadt,
plaats dan de zwaarste fietsen het dichtst bij
de auto.
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Elektromotor
Een elektrische auto mag nooit met een
trekhaak worden uitgerust.
U kunt dus geen aanhanger of caravan
trekken met een dergelijke auto.
Trekhaak met afneembare kogel
Overzicht
Deze door de fabrikant geleverde trekhaak kan
zonder gereedschap worden gemonteerd en
verwijderd.
Page 160 of 244

158
Praktische informatie
Monteren van de kogel
► Verwijder onder de achterbumper de
beschermdop ( 2) van de steun (1).
► Steek het uiteinde van de trekhaakkogel ( 5)
in de steun (1) en beweeg deze omhoog; de
kogel wordt automatisch vergrendeld.
► De draaiknop ( 6) draait een kwart slag
linksom; houd uw handen uit de buurt van de
knop!
1. Bevestigingssteun
2. Beschermdop
3. Aansluiting
4. Veiligheidsoog
5. Afneembare kogel
6. Draaiknop voor vergrendeling/ontgrendeling
7. Slot met sleutel
8. Label voor het noteren van belangrijke
referenties
A. Vergrendelde stand (groene markeringen
staan tegenover elkaar); de draaiknop maakt
contact met de kogel (geen speling).
B. Ontgrendelde stand (rode markering staat
tegenover groene markering); de draaiknop
maakt geen contact met de kogel (speling
van ongeveer 5
mm).
Bevestig het bijgevoegde label op een
goed zichtbare plaats, in de buurt van de
steun of in de bagageruimte.
De bedrading van dit systeem is niet
geschikt voor gebruik met aanhangers
met ledverlichting.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over veilig gebruik van de
trekhaak .
Vóór elk gebruik
Controleer of de kogel goed is
vergrendeld. Doe dit door het volgende te
controleren:
–
het groene merkteken van de draaiknop
valt samen met het groene merkteken van de
kogel;
–
de draaiknop maakt contact met de kogel
(stand
A);
–
het slot is vergrendeld en de sleutel is
verwijderd; de draaiknop kan niet meer
worden bediend;
– de kogel mag absoluut niet in de
bevestigingssteun kunnen bewegen: duw en
trek eraan om dit te controleren.
Als de kogel niet is vergrendeld, kan de
aanhanger loskomen. Kans op een ongeval!
Tijdens het gebruik
Ontgrendel nooit het systeem terwijl
een aanhanger is aangekoppeld of een
bagageplateau op de trekhaakkogel is
gemonteerd.
Overschrijd nooit het maximaal toelaatbare
treingewicht van de auto.
Neem altijd de maximaal toegestane
belasting op de trekhaak in acht; als deze
belasting wordt overschreden, kan de
trekhaak losraken van de auto - kans op een
ongeval!
Controleer voordat u gaat rijden de
afstelling van de koplampen en controleer
of de verlichting van de aanhanger correct
functioneert.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de hoogteverstelling van de
koplampen.
Na het gebruik
Wanneer u zonder aanhanger of
bagageplateau rijdt, verwijder dan de
trekhaakkogel en plaats de beschermdop op
de steun, zodat de kentekenplaat en/of de
verlichting goed zichtbaar zijn.