Page 153 of 244

151
In geval van pech
8Toegang tot de set
Deze set bevindt zich in de opbergruimte
onder de vloer, onder de vloerplaat van de
bagageruimte.
Reparatiemethode
Verwijder het voorwerp (zoals een spijker
of schroef) dat de lekkage heeft
veroorzaakt niet uit de band.
► Parkeer de auto zonder het verkeer te belemmeren en schakel de parkeerrem in.► Volg de veiligeidsinstructies (alarmknipperlichten, gevarendriehoek,
verkeersveiligheidsvest enz.) volgens de
geldende wetgeving in het land waar u rijdt.
► Zet het contact af.
► Rol de slang uit die onder de compressor is opgeborgen.
► Sluit de slang van de compressor aan op de flacon met afdichtmiddel.
► Keer de flacon met afdichtmiddel om en bevestig deze in de uitsparing op de compressor.► Haal het dopje van het ventiel van de lekke band en bewaar het op een schone plaats.
► Sluit de slang van de flacon met afdichtmiddel aan op het ventiel van de lekke
band en zet deze stevig vast.
► Controleer of de schakelaar van de compressor in de stand " O" staat.► Rol de elektrische kabel, die onder de compressor is opgeborgen, volledig uit.► Sluit de stekker van de compressor aan op de 12 V-aansluiting in de auto.
Alleen de 12V-aansluiting voorin mag
worden gebruikt om de compressor aan
te sluiten.
► Bevestig de sticker met de snelheidslimiet.
De sticker met de snelheidslimiet moet in
het interieur, in het gezichtsveld van de
bestuurder, worden geplakt om hem/haar te
Page 154 of 244

152
In geval van pech
herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is
gerepareerd.
Op deze sticker staat de
bandenspanning aangegeven.
► Zet het contact aan.
► Schakel de compressor in door de schakelaar in de stand I te zetten, totdat de bandenspanning
2 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder
druk in de band gespoten; maak de slang
gedurende deze handeling niet los van de
aansluiting (kans op spatten).
Als de bandenspanning van 2 bar na
ongeveer 7 minuten nog niet is bereikt,
kan de band niet met de bandenreparatieset
worden gerepareerd; neem contact op met
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
► Zet de schakelaar in de stand "O”.► Haal de stekker van de compressor uit de 12 V-aansluiting in de auto.► Vervang de dop op het ventiel.► Verwijder de set.► Verwijder de flacon met afdichtmiddel en berg deze op.
Het afdichtmiddel is schadelijk bij inname
en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel
staat op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij een CITROËN-dealer of een
officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om een nieuwe flacon met
afdichtmiddel bij een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats te kopen.
► Rijd direct ongeveer 5 kilometer met matige snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het lek kan dichten.► Zet de auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set.
Rijd niet sneller dan 80 km/h met een band die met dit type kit is gerepareerd en rijd niet meer dan 200 km.CITROËNNeem contact op met een dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om de band
te laten verwisselen.
Controleren / aanpassen
bandenspanning
De compressor kan worden gebruikt, zonder
afdichtmiddel in de band te spuiten, om de
bandenspanning te controleren en zo nodig
te corrigeren.
► Verwijder het dopje van het ventiel van de band en bewaar het op een schone plaats.► Rol de slang uit die onder de compressor is opgeborgen.
Page 155 of 244

153
In geval van pech
8► Sluit de slang aan op het ventiel en zet deze stevig vast.► Controleer of de schakelaar van de compressor in de stand "O" staat.► Rol de elektrische kabel, die onder de compressor is opgeborgen, volledig uit.► Sluit de stekker van de compressor aan op de 12 V-aansluiting in de auto.► Zet het contact aan.
Alleen de 12V-aansluiting voorin mag
worden gebruikt om de compressor aan
te sluiten.
Op deze sticker staat de
bandenspanning aangegeven.
► Schakel de compressor in door de schakelaar in de stand " I" te zetten en breng
de band op de spanning die staat aangegeven
op de bandenspanningssticker van de auto. De
bandenspanning verlagen: druk op de zwarte
toets op de slang van de compressor, bij de
aansluiting op het ventiel.
Als de bandenspanning van 2 bar na 7 minuten nog niet is bereikt, kan de band
niet met de bandenreparatieset worden
gerepareerd; neem contact op met een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
► Zet de schakelaar in de stand O zodra de
gewenste bandenspanning is bereikt.
► Verwijder de set en berg deze op.
Als de spanning van één of meer banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om
verklarende video's te bekijken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de
gereedschapsset .
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel bevindt zich onder de vloer van
de bagageruimte.
Het reservewiel monteren
► Haal de gereedschapskist uit de klemmen of verwijder de polystyreen afdekkap (afhankelijk
van de uitvoering).
► Draai de centrale moer los.
Page 156 of 244

154
In geval van pech
► Krik de auto op totdat er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het
reservewiel te monteren.
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of zachte ondergrond kan de
krik wegschuiven of wegzakken - Kans op
letsel!
Plaats de krik precies onder een van de
krikpunten ( A of B) onder de auto en
controleer of de kop van de krik goed
tegen het midden van het contactvlak van
het krikpunt drukt. Anders kan de auto
beschadigd raken en/of de krik inklappen -
Kans op letsel!
► Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats.► Verwijder het wiel.
Het beschadigde wiel opbergen► Verwijder voor het opbergen van een lichtmetalen velg eerst de wieldop
uit het midden van het wiel, zodat het
► Verwijder het bevestigingssysteem (moer en bout).► Til het reservewiel aan de achterzijde op en trek het naar u toe.► Neem het wiel uit de bagageruimte.
Verwijderen van het wiel
De auto parkeren
Parkeer de auto op een plaats waar u
het verkeer niet hindert en zorg ervoor dat
deze op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
moet u de eerste versnelling inschakelen
om de wielen te blokkeren, de parkeerrem
inschakelen, tenzij deze in de automatische
stand staat, en het contact uitschakelen.
Bij een automatische transmissie moet
u stand P selecteren om de wielen te
blokkeren, de parkeerrem inschakelen, tenzij
deze in de automatische stand staat, en het
contact uitschakelen.
Controleer of de controlelampjes van de
parkeerrem op het instrumentenpaneel blijven
branden.
De inzittenden moeten de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plaats
bevinden.
Plaats waar nodig een wielblok achter het
wiel kruislings tegenover het te verwisselen
wiel.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op
de krik steunt; gebruik een bok.
Wiel met wieldop
Demonteren: verwijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel
bij de ventielopening los te wippen en
vervolgens los te trekken.
Monteren: breng de wieldop aan; plaats
daartoe de opening in lijn met het ventiel en
druk de wieldop vervolgens rondom vast met
de palm van uw hand.
– Als de auto is uitgerust met stalen velgen, verwijdert u de wieldop.– Als de auto is uitgerust met lichtmetalen velgen, verwijdert u de naafdop met
gereedschap 7.
– Als uw auto is uitgerust met slotbouten, zet dan dop 2 op wielsleutel 5 om de slotbout los te
draaien.
– Draai de overige wielbouten iets los met alleen de wielsleutel (5).
► Plaats het voetstuk van de krik (6) op de
grond, recht onder een van de twee krikpunten
aan de voorzijde ( A) of achterzijde (B). Gebruik
het krikpunt dat zich het dichtste bij het te
verwisselen wiel bevindt.
► Draai de krik (6) uit totdat de kop van de krik
het krikpunt (A of B) raakt; het contactvlak van
het krikpunt (A of B) moet goed in het middelste
deel van de kop van de krik steken.
Page 157 of 244

155
In geval van pech
8► Krik de auto op totdat er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het
reservewiel te monteren.
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of zachte ondergrond kan de
krik wegschuiven of wegzakken - Kans op
letsel!
Plaats de krik precies onder een van de
krikpunten ( A of B) onder de auto en
controleer of de kop van de krik goed
tegen het midden van het contactvlak van
het krikpunt drukt. Anders kan de auto
beschadigd raken en/of de krik inklappen -
Kans op letsel!
► Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats.► Verwijder het wiel.
Het beschadigde wiel opbergen► Verwijder voor het opbergen van een lichtmetalen velg eerst de wieldop
uit het midden van het wiel, zodat het
bevestigingssysteem (moer en bout) kan
worden geplaatst.
► Bij een noodreservewiel kan het
beschadigde wiel niet onder de vloer worden
geplaatst. Dit wiel moet in de bagageruimte
worden opgeborgen. Gebruik een hoes of iets
dergelijks om de bagageruimtebekleding te
beschermen.
Monteren van een wiel
Een reservewiel met stalen velg of
noodreservewiel monteren
Als de auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, raken de ringen de stalen velg of
het noodreservewiel niet. Als de bouten
volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische
draagvlak van de bouten voor de bevestiging
van het reservewiel.
► Plaats het wiel op de naaf.► Draai de bouten met de hand vast.► Draai de slotbout met de wielsleutel (5) en de
dop (2) handvast.
► Draai de overige wielbouten met alleen de wielsleutel ( 5) handvast.
► Laat de auto weer volledig zakken.► Vouw de krik (6) op en verwijder deze.
Page 158 of 244

156
In geval van pech
kan er een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
– Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
– Gebruik een spons met zeepwater of een pH-neutraal product.– Wanneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen ervan gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet het
contact en de koplampen/lampen
minstens enkele minuten zijn uitgeschakeld
- risico op ernstige brandwonden!
Raak de lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) gebruikt om
beschadiging van de koplamp te voorkomen.
Vervang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
► Draai de slotbout met de wielsleutel (5) en de
dop (2) vast.
► Draai de overige wielbouten met alleen de wielsleutel ( 5) vast.► Bevestig de doppen op de de wielbouten (afhankelijk van de uitvoering).► Berg het gereedschap op.
Het reservewiel
terugplaatsen
Het wiel met de lekke band kan niet
onder de vloer van de bagageruimte
geplaatst worden.
► Leg het reservewiel terug in de reservewielbak.► Draai de moer op de bout een aantal omwentelingen los.► Plaats het bevestigingssysteem (moer en bout) op het midden van het wiel.► Draai de centrale moer voldoende vast om het wiel goed te bevestigen.► Berg de gereedschapskist in het midden van het wiel op en klik de kist vast.► Klik de gereedschapskist vast, of plaats de afdekking van polystyreen weer terug
(afhankelijk van de uitvoering).
Als er geen wiel in de reservewielbak ligt, kan het bevestigingssysteem (moer en
bout) niet worden teruggeplaatst.
Na het verwisselen van een
wiel
Met een noodreservewiel
Schakel bepaalde rijhulpsystemen
uit (Active Safety Brake, Adaptieve
snelheidsregelaar enz.).
Rijd niet sneller dan 80 km/h.Het is verboden om met meer dan één
noodreservewiel te rijden.
Laat het aanhaalmoment van de
wielbouten en de bandenspanning van
het reservewiel zo snel mogelijk door een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats controleren.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie
kan de monteur u vertellen of de band
kan worden gerepareerd of moet worden
vervangen.
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht)
Page 159 of 244

157
In geval van pech
8kan er een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
– Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
– Gebruik een spons met zeepwater of een pH-neutraal product.– Wanneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen ervan gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet het
contact en de koplampen/lampen
minstens enkele minuten zijn uitgeschakeld
- risico op ernstige brandwonden!
Raak de lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) gebruikt om
beschadiging van de koplamp te voorkomen.
Vervang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
Vervang de lampen per paar om onbalans in
de verlichting te voorkomen.
Terugplaatsen van de lampunits
Voer de handelingen voor het
terugplaatsen in de omgekeerde volgorde van
het verwijderen uit.
De motorkap openen / Toegang tot de
lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme motor -
kans op brandwonden!
Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding
die in de bladen van de koelventilator kunnen
komen - kans op verstikking!
Halogeenlampen (Hx)
Controleer om verzekerd te zijn van een
goede verlichtingskwaliteit of de lamp op de
juiste wijze in de behuizing is geplaatst.
Koplampen en andere
verlichting met ledlampen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de betreffende
typen (kop)lampen:
– Dagrijverlichting/parkeerlichten.– Zijrichtingaanwijzers.
– Derde remlicht.– Kentekenplaatverlichting.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
lampen te laten vervangen.
Raak de "Full LED"-lampen niet aan.
Elektrocutiegevaar!
Verlichting vóór
1.Dagrijverlichting/parkeerlichten (W21/5W of
LED)
2. Richtingaanwijzers (PY21W)
3. Dimlicht (H7)
4. Grootlicht (H7)
5. Mistlampen (H8)
Page 160 of 244

158
In geval van pech
► Draai de lamp een kwartslag naar links, trek de lamp eruit en vervang de lamp.
Achterlichten
1.Remlichten / parkeerlichten (W21/5W)
2. Richtingaanwijzers (WY21W)
3. Achteruitrijlicht of mistlamp (P21W)
Lichtunit vervangen
Deze lampen worden vanaf de buitenkant van de
bagageruimte vervangen.
Dagrijverlichting/parkeerlichten
► Draai de lamphouder een achtste slag linksom en verwijder deze.► Verwijder de lamp en vervang deze.
Richtingaanwijzers
Snel knipperen van een verklikkerlampje
voor een richtingaanwijzer (links of
rechts) betekent dat één van de lampen aan
die zijde defect is.
► Draai de lamphouder een achtste draai linksom en verwijder deze.► Vervang de lamp.
De oranjekleurige lampen moeten
worden vervangen door lampen met
dezelfde kleur en eigenschappen.
Dimlicht
► Verwijder de beschermkap door deze los te draaien.► Trek de stekker van de lamp los.► Verwijder de lamp en vervang deze.
Grootlicht
► Verwijder de beschermkap door deze los te draaien.► Trek de stekker van de lamp los.► Verwijder de lamp en vervang deze.
Mistlampen vóór
► Verwijder de beschermkap door deze los te draaien.► Trek de stekker van de lamp los.