Page 97 of 244

95
Rijden
6Afzetten van de motor
► Zet de auto stil.► Draai bij een stationair draaiende motor de sleutel naar stand 1.► Verwijder de sleutel uit het contactslot.► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als de
motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de
auto kunnen verliezen!
Controleer of de parkeerrem goed is
aangetrokken, met name als de auto op
een helling staat.
Houd de sleutel bij u en vergrendel de auto
wanneer u de auto verlaat.
Eco-mode
Nadat de motor is gestopt (stand 1. Stop),
gedurende een maximale, totale duur van
ongeveer dertig minuten, kunt u nog altijd
functies gebruiken, zoals het audio- en
telematicasysteem, de interieurverlichting, de
ruitenwissers en het dimlicht.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de eco-mode.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit
en in de stand 1 (Stop) staat, wordt er bij
het openen van het bestuurdersportier een
waarschuwingsmelding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan,
wordt het contact na een uur automatisch
afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en
vervolgens opnieuw in de stand 2 (Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Starten / afzetten van de
motor metKeyless entry
and start
De elektronische sleutel moet zich in het
interieur bevinden.
Als de elektronische sleutel niet wordt
gedetecteerd, wordt een melding
weergegeven.
Verplaats de elektronische sleutel zodat de
motor kan worden gestart of gestopt.
Als dit niet lukt, raadpleeg dan het gedeelte
"Sleutel niet gedetecteerd - Noodprocedure
voor starten/afzetten".
Starten
► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
► Selecteer bij een auto met een automatische
transmissie de stand P of N en trap vervolgens
het rempedaal in.
► Druk op de toets "START/STOP"; houd het
pedaal ingetrapt tot de motor is aangeslagen.
Bij auto's met een dieselmotor wordt de motor
bij temperaturen beneden het vriespunt en/
of bij een koude motor pas gestart als het
Page 98 of 244

96
Rijden
waarschuwingslampje voor het voorgloeien is
gedoofd.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden nadat u op de toets "START/
STOP" hebt gedrukt:
► Moet u het pedaal ingetrapt houden en niet nogmaals op de toets " START/STOP" drukken
voordat de motor is aangeslagen.
Als aan een van de voorwaarden voor het
starten niet wordt voldaan, wordt een melding
weergegeven.
In sommige gevallen geeft een melding
aan dat het stuurwiel heen en weer moet
worden bewogen terwijl u de toets " START/
STOP" ingedrukt houdt om het stuurslot te
ontgrendelen.
Bij benzinemotoren kan na een koude
start het voorverwarmen van de
katalysator bij een stilstaande auto met
draaiende motor (verhoogd stationair
toerental) waarneembare motortrillingen met
zich meebrengen.
Uitschakelen
► Zet de auto stil en laat de motor stationair draaien.► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel bij
voorkeur in de neutraalstand.
► Selecteer bij een auto met een automatische
transmissie bij voorkeur de stand P of N.
► Druk op de toets "START/STOP".
In sommige gevallen is het nodig om aan
het stuurwiel te draaien om het stuurslot te
vergrendelen.
Als de auto niet stilstaat, kan de motor
niet worden afgezet.
Als de motor wordt afgezet, worden ook de rembekrachtiging en de
stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou dan
de controle over de auto kunnen verliezen!
Laat de elektronische sleutel nooit in de
auto achter als u de auto verlaat.
Contact inschakelen zonder
de motor te starten
Wanneer de elektronische sleutel zich in het
interieur bevindt, kunt u op de toets " START/
STOP" drukken zonder een van de pedalen
in te trappen om het contact in te schakelen
zonder de motor te starten (maar het
instrumentenpaneel en de accessoires, zoals
het audiosysteem en de verlichting worden wel
ingeschakeld).
► Druk nogmaals op deze toets om het contact
af te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Als het contact aan staat, gaat het systeem na een bepaalde tijd
automatisch over op de eco-mode om de
laadtoestand van de accu op peil te houden.
Sleutel niet herkend
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een
noodsleutellezer waarmee de motor kan
worden gestart als het systeem de sleutel niet
waarneemt in de detectiezone, of als de batterij
van de elektronische sleutel leeg is.
► Houd de afstandsbediening tegen de lezer .
► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
► Selecteer bij een auto met een
automatische transmissie de stand P en trap
vervolgens het rempedaal stevig in.
► Druk op de toets "START/STOP".
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van
de motor
Als de elektronische sleutel niet wordt
herkend of zich niet meer in de detectiezone
bevindt, verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel wanneer een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te
zetten.
► Houd, om het afzetten van de motor te bevestigen, de toets "START/STOP" ongeveer 5
seconden ingedrukt.
Page 99 of 244

97
Rijden
6► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
► Selecteer bij een auto met een
automatische transmissie de stand P en trap
vervolgens het rempedaal stevig in.
► Druk op de toets "START/STOP".
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van
de motor
Als de elektronische sleutel niet wordt
herkend of zich niet meer in de detectiezone
bevindt, verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel wanneer een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te
zetten.
► Houd, om het afzetten van de motor te bevestigen, de toets "START/STOP" ongeveer 5
seconden ingedrukt. Als de elektronische sleutel niet werkt, neem
dan contact op met een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Noodprocedure voor het
uitschakelen van de motor
De motor kan uitsluitend in noodgevallen worden
afgezet (zelfs tijdens het rijden).
► Houd de toets "START/STOP" ongeveer 5
seconden ingedrukt.
In dit geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Parkeerrem
Vrijzetten
► Trek de hendel van de parkeerrem licht
omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de
hendel geheel omlaag.
Als tijdens het rijden dit lampje en het waarschuwingslampje STOP gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het display, is de parkeerrem
nog (iets) aangetrokken.
Aantrekken
► Trek de hendel van de parkeerrem aan om de auto op zijn plaats te houden.
Blokkeer bij het parkeren van de auto op
een helling de voorwielen door deze in
de richting van het trottoir te sturen, trek de
parkeerrem aan, schakel een versnelling in
en zet het contact uit.
Als er een aanhangwagen achter uw auto is gekoppeld, uw auto op een steile
helling wordt geparkeerd of uw auto zwaar is
beladen, dan moet u de voorwielen bij het
parkeren naar het trottoir sturen en een
versnelling inschakelen (handgeschakelde
Page 100 of 244

98
Rijden
versnellingsbak) of de stand P selecteren
(automatische transmissie).
Als er een aanhangwagen achter uw auto is
gekoppeld, mag het hellingspercentage bij het
parkeren niet hoger zijn dan 12%.
Handgeschakelde
5-versnellingsbak
Inschakelen van de
achteruitversnelling
► Trap het koppelingspedaal in.► Beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts en vervolgens naar
achteren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in
als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van
de motor te vergemakkelijken:
– zet de versnellingshendel altijd in de neutraalstand,– trap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde
6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5e of de
6
e versnelling
► Beweeg de versnellingshendel zo ver mogelijk naar rechts om de 5e of de 6e
versnelling in te schakelen.
Doet u dit niet, dan kan de
versnellingsbak zwaar beschadigd raken
(per ongeluk inschakelen van de 3
e of 4e
versnelling).
Inschakelen van de
achteruitversnelling
► Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar links
en dan naar voren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in
als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van
de motor te vergemakkelijken:
– zet de versnellingshendel altijd in de neutraalstand,– trap het koppelingspedaal in.
Automatische transmissie
(EAT6)
Bij deze automatische transmissie met 6
versnellingen kunt u kiezen voor automatisch of
handmatig schakelen.
Er zijn twee gebruiksmogelijkheden:
– Automatisch schakelen: het schakelen wordt
elektronisch aangestuurd door de transmissie:
• Met het programma Sport: dit
schakelprogramma maakt een meer
dynamische rijstijl mogelijk.
• Of het programma Sneeuw: dit
schakelprogramma vereenvoudigt het rijden
op een ondergrond met weinig grip. *
– Handmatig schakelen: in deze stand kan de
bestuurder zelf sequentieel schakelen.
In de modus automatisch blijft het altijd mogelijk
om zelf te schakelen met behulp van de flippers
aan de stuurkolom (bijvoorbeeld om even snel
in te halen).
* De beschikbaarheid van het programma Sneeuw is afhankelijk van het land van verkoop.
Page 101 of 244

99
Rijden
6Automatische transmissie (EAT6)
Bij deze automatische transmissie met 6
versnellingen kunt u kiezen voor automatisch of
handmatig schakelen.
Er zijn twee gebruiksmogelijkheden:
– Automatisch schakelen: het schakelen wordt
elektronisch aangestuurd door de transmissie:
• Met het programma Sport: dit
schakelprogramma maakt een meer
dynamische rijstijl mogelijk.
• Of het programma Sneeuw: dit
schakelprogramma vereenvoudigt het rijden
op een ondergrond met weinig grip. *
– Handmatig schakelen: in deze stand kan de
bestuurder zelf sequentieel schakelen.
In de modus automatisch blijft het altijd mogelijk
om zelf te schakelen met behulp van de flippers
aan de stuurkolom (bijvoorbeeld om even snel
in te halen).
* De beschikbaarhe id van het programma Sneeuw is afhankelijk van het land van verkoop.
Selectiehendelmodule
1.Programma Sport
2. Programma Sneeuw
(afhankelijk van het land van verkoop)
P. Parkeren
– Stilstaande auto, met aangetrokken of losgelaten parkeerrem.– Starten van de motor .
R.Achteruitversnelling– Achteruitrijden, stilstaande auto, stationair draaiende motor.
N. Neutraalstand
– Stilstaande auto, met aangetrokken parkeerrem.– Starten van de motor .
D.Automatische werking
M. + / - Handmatig schakelen
► Om versnellingen op of terug te schakelen, beweegt u deze naar
achteren/voren.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Als de selectiehendel in een stand van het
schakelpatroon staat, gaat het desbetreffende
lampje op het instrumentenpaneel branden.
P.Parkeerstand
R. Achteruitversnelling
N. Neutraalstand
D. Drive (rijden, automatisch schakelen)
S. Programma Sport
T. Programma Sneeuw
1...6. Ingeschakelde versnelling bij handmatig
schakelen
-. Schakelcommando in de handbediende
stand niet opgevolgd
Voet op het rempedaal
► Als dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel verschijnt, druk dan
het rempedaal in (bijvoorbeeld bij het starten van
de motor).
Page 102 of 244

100
Rijden
De auto starten
► Zet, met het rempedaal ingetrapt, de selectiehendel in stand P of N.► Start de motor.Als niet aan deze voorwaarden is voldaan, klinkt
een geluidssignaal en wordt er een melding
weergegeven.
► Trap met een draaiende motor het rempedaal in.► Zet de parkeerrem vrij als deze niet in de automatische stand staat.► Selecteer stand R, D of M.► Laat het rempedaal geleidelijk los.De auto begint onmiddellijk te rijden.
Als tijdens het rijden per ongeluk de
stand N wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan zakken tot stationair
toerental, zet de selectiehendel in de stand D
en trap het gaspedaal weer in.
Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich zelfs
al in beweging als het gaspedaal niet is
ingetrapt.
Laat bij een draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de parkeerrem aan en selecteer de
stand P indien er onderhoudswerkzaamheden
moeten worden uitgevoerd bij een draaiende
motor.
Automatische werking
► Selecteer de stand D om automatisch te
laten schakelen tussen de zes versnellingen.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand; u hoeft zelf niet te schakelen. De
transmissie kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profiel van de weg en de belading van de
auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de stand
van de selectiehendel te wijzigen, dient u het
gaspedaal volledig in te trappen (kickdown).
De transmissie schakelt automatisch terug of
handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de
motor het maximum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie
automatisch terug voor een betere
motorremwerking.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling als
u het gaspedaal plotseling loslaat.
Zet de selectiehendel nooit in de stand N
als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R
als de auto niet volledig stilstaat.
Stand "Sport" en "Sneeuw"
Deze twee specifieke standen vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
"Sport"
► Druk op deze toets als de motor is gestart.S wordt op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
"Sneeuw"
► Druk op deze toets als de motor is gestart.
"T" wordt op het instrumentenpaneel weergegeven.
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Dit schakelprogramma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker weg kunt rijden en geeft meer
tractie op een ondergrond met weinig grip.
Terugkeren naar de automatische
werking
► U kunt het geactiveerde programma op elk moment uitschakelen en terugkeren naar de
auto-adaptieve modus door opnieuw op de
geselecteerde toets (S of T) te drukken.
Handmatig schakelen
U kunt het brandstofverbruik beperken wanneer u langere tijd met draaiende
motor stilstaat (bijvoorbeeld in de file) door de
selectiehendel in stand N te zetten en de
parkeerrem aan te trekken.
► Wanneer u de hendel in stand M zet,
kunt u sequentieel schakelen tussen de zes
versnellingen.
► Beweeg de selectiehendel kort naar achteren om één versnelling op te schakelen.► Beweeg de selectiehendel kort naar voren om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling kan
alleen als de rijsnelheid en het motortoerental dit
toestaan, anders wordt er tijdelijk overgegaan op
de automatische modus.
D verdwijnt en op het instrumentenpaneel
worden de achtereenvolgend ingeschakelde
versnellingen weergegeven.
Bij een te laag of te hoog toerental knippert de
geselecteerde versnelling enkele seconden
waarna de werkelijk ingeschakelde versnelling
wordt weergegeven.
Er kan elk moment van stand D naar stand M
worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
transmissie automatisch stand M1.
De programma's Sport en Sneeuw werken niet
bij handmatig schakelen.
Dit symbool verschijnt als een versnelling
niet goed is ingeschakeld (de
selectiehendel bevindt zich tussen twee standen
in).
De auto afzetten
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N zetten om de
transmissie in de neutraalstand te zetten.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om de
auto stil te zetten.
Page 103 of 244

101
Rijden
6► Beweeg de selectiehendel kort naar achteren om één versnelling op te schakelen.► Beweeg de selectiehendel kort naar voren om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling kan
alleen als de rijsnelheid en het motortoerental dit
toestaan, anders wordt er tijdelijk overgegaan op
de automatische modus.
D verdwijnt en op het instrumentenpaneel
worden de achtereenvolgend ingeschakelde
versnellingen weergegeven.
Bij een te laag of te hoog toerental knippert de
geselecteerde versnelling enkele seconden
waarna de werkelijk ingeschakelde versnelling
wordt weergegeven.
Er kan elk moment van stand D naar stand M
worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
transmissie automatisch stand M1.
De programma's Sport en Sneeuw werken niet
bij handmatig schakelen.
Dit symbool verschijnt als een versnelling
niet goed is ingeschakeld (de
selectiehendel bevindt zich tussen twee standen
in).
De auto afzetten
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N zetten om de
transmissie in de neutraalstand te zetten.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om de
auto stil te zetten.
Als de keuzehendel niet in stand P staat,
klinkt er bij het openen van het
bestuurdersportier of na ongeveer 45
seconden een geluidssignaal en verschijnt er
een melding op het display.
► Zet de selectiehendel weer in stand P; het
geluidssignaal stopt en de melding verdwijnt.
Storing
Wanneer het contact is ingeschakeld en er zich een storing voordoet, gaat dit
waarschuwingslampje branden en wordt er een
melding weergegeven.
De transmissie werkt dan met een
noodprogramma en de 3
e versnelling blijft ingeschakeld. Tijdens het schakelen van P
naar R en van N naar R is het mogelijk dat u
een behoorlijke schok voelt (deze heeft geen
gevolgen voor de transmissie).
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
De transmissie kan beschadigd raken:– Wanneer het gaspedaal en de rempedalen tegelijkertijd worden ingetrapt.– Wanneer er een probleem met de accu is waardoor de selectiehendel vanuit stand P
naar een andere stand wordt geforceerd.
Het aanduwen van de auto om de motor
te starten is bij een auto met een
automatische transmissie niet toegestaan.
Schakelindicator
(Afhankelijk van de motoruitvoering.)
Dit systeem geeft aan welke versnelling moet
worden ingeschakeld om het brandstofverbruik
te verminderen.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en
de uitrusting van de auto kan het systeem u
adviseren één of meerdere versnellingen op te
schakelen.
U bent niet verplicht om schakeladviezen op te
volgen. De keuze van de optimale versnelling
hangt namelijk altijd af van de situatie op de
weg, de verkeersdrukte en de veiligheid. De
bestuurder blijft altijd zelf verantwoordelijk voor
het al dan niet opvolgen van een schakeladvies
van het systeem.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.
Bij auto's met een automatische
transmissie werkt dit systeem alleen in
de handbediende stand.
De informatie wordt in de vorm van een pijl in combinatie met het nummer van de
geadviseerde versnelling op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Page 104 of 244

102
Rijden
Het systeem past het schakeladvies aan
de rijomstandigheden (helling, belading
van de auto enz.) en de rijstijl van de
bestuurder (veel vermogen nodig,
accelereren, remmen enz.) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
– de eerste versnelling in te schakelen;– de achteruitversnelling in te schakelen.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden
op een helling kort (ongeveer 2 seconden) op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Dit systeem is alleen actief onder de volgende
voorwaarden:
– De auto staat volledig stil met het rempedaal ingedrukt.– Er is aan bepaalde hellingcondities voldaan.– Het bestuurdersportier is gesloten.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat de Hill Start Assist in werking is.
Als iemand uit de auto moet stappen terwijl
de motor draait, schakel de parkeerrem
dan handmatig in. Controleer of het
controlelampje van de parkeerrem op het
instrumentenpaneel permanent brandt.
De functie Hill Start Assist kan niet
worden uitgeschakeld. Maar als de
parkeerrem wordt aangetrokken om de auto
stil te zetten, wordt de werking van de functie
onderbroken.
Werking
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden wanneer u
het rempedaal loslaat:
– bij een handgeschakelde versnellingsbak de eerste versnelling of de neutraalstand is
ingeschakeld,
– als bij de automatische transmissie de stand D
of M is ingeschakeld.
Als de auto bergafwaarts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als u
het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje branden en wordt
er een melding weergegeven.
Neem contact op met een CITROËN-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Stop & Start
De Stop & Start-functie zet de motor tijdelijk
af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht,
opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch
opnieuw gestart (START-stand) als u weer weg
wilt rijden.
De functie is hoofdzakelijk ontworpen
voor stadsverkeer en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.
De functie heeft geen invloed op de werking van
belangrijke functionaliteiten van de auto, zoals
met name het remsysteem.
Uitschakelen/weer inschakelen
De functie wordt standaard ingeschakeld als
het contact wordt aangezet.