Page 49 of 412

OPMERKING:
• De regensensor werkt niet wanneer de rui-
tenwisserschakelaar in de stand voor lage
of hoge snelheid staat.
• Als er ijs of opgedroogd zout water op de
voorruit aanwezig is, werkt de regensensor
mogelijk niet goed.
• Het gebruik van was- of siliconenhoudende
producten kan de prestaties van de regen-
sensor beïnvloeden.
• De regensensor kan worden in- en uitge-
schakeld met het Uconnect systeem, raad-
pleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
Het regensensorsysteem is voorzien van be-
schermfuncties voor de wisserbladen en
-armen en werkt niet onder de volgende om-
standigheden:
•Lage omgevingstemperatuur— Als de con-
tactschakelaar voor het eerst in de stand
ON wordt gezet, dan werkt het regensensor-
systeem pas wanneer de ruitenwisserscha-kelaar wordt bediend, de voertuigsnelheid
hoger is dan 3 km/u (5 mph) of de buiten-
temperatuur hoger is dan 0 °C (32 °F).
•Versnellingsbak in de neutraalstand— Als de
contactschakelaar in de stand ON staat en
de versnellingsbak in de neutraalstand
staat, dan werkt het regensensorsysteem
pas wanneer de ruitenwisserschakelaar
wordt bediend, de voertuigsnelheid hoger is
dan 5 km/u (3 mph) of als de schakelhen-
del uit de neutraalstand wordt gezet.
Achterruitwisser/-sproeier
De schakelaars voor de bediening van de
ruitenwisser/sproeier van de achterruit bevin-
den zich op de multifunctionele hendel links
van de stuurkolom. De ruitenwisser/sproeier
van de achterruit kan worden bediend door
aan de schakelaar in het midden van de
hendel te draaien.
Draai het middendeel van de hendel naar
boven in de eerste stand voor intervalbedrijf
en in de tweede stand voor continu bedrijf
van de achterruitwisser.Als u het middendeel van de hendel nog-
maals naar boven draait, wordt de sproeier-
pomp ingeschakeld. Deze blijft ingeschakeld
zolang u de hendel in deze stand vasthoudt.
Zodra u de schakelaar loslaat, wordt het con-
tinue bedrijf van de achterruitwisser hervat.
Als deze draaischakelaar in de stand OFF
staat en u de schakelaar naar beneden draait,
wordt de sproeierpomp van de achterruit in-
geschakeld. Deze blijft ingeschakeld zolang u
de hendel in deze stand vasthoudt. Als u de
schakelaar loslaat, dan keert deze terug in de
stand OFF. De ruitenwissers maken dan een
paar slagen en keren vervolgens terug in de
ruststand.
OPMERKING:
Om het systeem te beschermen, stopt de
pomp automatisch als de schakelaar langer
dan 20 seconden wordt vastgehouden. Als u
de schakelaar loslaat, hervat de pomp het
normale bedrijf.
Als de achterruitwisser is ingeschakeld en de
contactschakelaar in de stand OFF wordt ge-
zet, keert de ruitenwisser automatisch in de
ruststand terug.
47
Page 50 of 412
KLIMAATREGELING
Met behulp van de klimaatregeling kunt u de
temperatuur, de luchtstroom en de verdeling
ervan in het voertuig nauwkeurig regelen. De
bedieningselementen bevinden zich op het
aanraakscherm (indien aanwezig) en op het
instrumentenpaneel, onder de radio.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
48
Page 51 of 412
Overzicht automatische klimaatregeling
Bedieningselementen automatische klimaatregeling Uconnect 4 met 7-inch display
49
Page 52 of 412
Bedieningselementen automatische klimaatregeling Uconnect 4C/4C NAV met 8,4-inch display
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
50
Page 53 of 412
Bedieningselementen automatische klimaatregeling op het front
51
Page 54 of 412

Omschrijving van bedieningselementen
Pictogram Omschrijving
MAX
A/C
Knop MAX A/C
Druk deze knop kort in om de huidige instelling te wijzigen. Het indicatielampje brandt wanneer MAX A/C is ingescha-
keld. Als u nogmaals op deze knop drukt, schakelt de functie MAX A/C naar de handmatige modus en gaat het indica-
tielampje MAX A/C uit.
OPMERKING:
De MAX A/C-instelling is alleen beschikbaar op het touchscreen.
A/C
A/C-knop
Druk deze toets kort in om de huidige instelling te wijzigen. Het indicatielampje gaat branden wanneer A/C is ingescha-
keld.
Recirculatieknop
Kies kort deze schermtoets of druk op de toets op het front om te wisselen tussen recirculatie- en buitenluchtmodus.
Recirculatie kan worden gebruikt om te voorkomen dat rook, vieze luchtjes, stof of vocht van buitenaf binnendringen.
Recirculatie kan worden gebruikt in alle modi. Recirculatie is mogelijk niet beschikbaar (schermtoets grijs weergegeven)
bij omstandigheden waarin de voorruit aan de binnenkant kan beslaan. De airco kan handmatig worden afgezet zonder
dat de functiekeuze wordt verstoord. Langdurig gebruik van de recirculatiestand maakt de interieurlucht benauwd en
daardoor kunnen de ruiten gaan beslaan. Langdurig gebruik van deze stand is niet verstandig.
Toets AUTO
Regelt automatisch de interieurtemperatuur door de luchtverdeling en de luchthoeveelheid in te stellen. Door het in-
schakelen van deze functie, wordt tussen de automatische werking en de handmatige modus geschakeld. Raadpleeg
"Automatische werking" in dit hoofdstuk voor meer informatie.
FRONT
Knop Ontdooien vóór
Met de toets Ontdooien vóór wordt de huidige ingestelde luchtstroom gewijzigd in de modus Ontdooien. Het indicatie-
lampje brandt wanneer deze functie is ingeschakeld. De lucht stroomt via de roosters voor ontwaseming van de voorruit
en zijramen. Wanneer de toets Ontdooien wordt geselecteerd, zal het aanjagertoerental toenemen. Gebruik de ontdooi-
stand in combinatie met de hoogste temperatuurinstelling om zo snel mogelijk de voorruit en de zijramen te ontdooien.
Als de ontdooistand vóór wordt uitgeschakeld, wordt de vorige instelling van de klimaatregeling opnieuw actief.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
52
Page 55 of 412

Pictogram Omschrijving
REAR
Knop Ontdooien achter
Met de toets Ontdooien achter worden de achterruitverwarming en de verwarmde buitenspiegels (indien aanwezig) inge-
schakeld. Een indicatielampje brandt wanneer de achterruitverwarming is ingeschakeld. De achterruitverwarming wordt
na ongeveer tien minuten automatisch uitgeschakeld.
Toetsen temperatuur omhoog en omlaag voor bestuurderszijde en passagierszijde
Biedt de bestuurder en de passagier een onafhankelijke temperatuurregeling. Druk op de rode toets op het front of de
rode schermtoets of druk op de temperatuurbalk en schuif deze naar de schermtoets met de rode pijl om de ingestelde
temperatuur te verhogen. Druk op de blauwe toets op het front of de blauwe schermtoets of druk op de temperatuurbalk
en schuif deze naar de schermtoets met de blauwe pijl om de ingestelde temperatuur te verlagen.
Knop SYNC
Kies de schermtoets SYNC (synchroniseren) om de stand SYNC in of uit te schakelen. Het indicatielampje SYNC brandt
wanneer deze functie is ingeschakeld. SYNC wordt gebruikt om de temperatuurinstelling aan passagierszijde te synchro-
niseren met die aan bestuurderszijde. Als de temperatuurinstelling aan passagierszijde wordt gewijzigd terwijl de functie
SYNC actief is, zal deze functie automatisch worden uitgeschakeld.
OPMERKING:
De SYNC-instelling is alleen beschikbaar op het touchscreen.
Toets front
Schermtoetsen
Aanjagerschakelaar
De aanjagerschakelaar wordt gebruikt om de hoeveelheid lucht te regelen, die door het klimaatsysteem stroomt. Er zijn
zeven aanjagerstanden. De toerentallen kunnen worden geselecteerd met behulp van de aanjagerknop op het front of
met de schermtoetsen.
•Front:Het aanjagertoerental neemt toe wanneer u de aanjagerknop vanuit de laagste stand rechtsom draait. Het
aanjagertoerental neemt af wanneer u de aanjagerknop linksom draait.
•Aanraakscherm:Gebruik het kleine aanjagerpictogram om het aanjagertoerental te verlagen en het grote pictogram om
dit toerental te verhogen. De aanjager kan ook worden geselecteerd door op de aanjagerbalk tussen de pictogrammen te
drukken.
53
Page 56 of 412

Pictogram Omschrijving
ModusregelingSelecteer modus door op een van de functietoetsen op het touchscreen te drukken om de luchtverdeling te wijzigen. De
luchtverdeling kan zo worden ingesteld dat lucht vanuit de luchtroosters in het instrumentenpaneel, de vloerroosters,
ontdooiroosters en de ontwasemingsroosters stroomt. De volgende standen zijn beschikbaar:
Ventilatie
instrumentenpaneel
Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roosters in het instrumentenpaneel. U kunt deze roosters afzonderlijk verstellen om zo
de luchtstroming te regelen. De lamellen van de uitblaasopeningen in het midden en in de zijpanelen kunnen omhoog
en omlaag en naar links en naar rechts worden bewogen om zo de richting van de luchtstroom te regelen. Onder de la-
mellen bevindt zich een stelwiel waarmee de uitblaasopening kan worden afgesloten of aangepast om zo de uitstro-
mende hoeveelheid lucht te regelen.
Stand Twee niveaus
Stand Twee niveaus
Lucht stroomt uit de luchtroosters in het instrumentenpaneel en de roosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht
stroomt via de openingen voor voorruitontdooiing en zijraamontwaseming.
OPMERKING:
De stand Twee niveaus is bedoeld om comfort te bieden door koele lucht uit de luchtroosters in het instrumentenpaneel
en warme lucht uit de vloerroosters te laten stromen.
Vloerstand
Vloerstand
Lucht stroomt uit de luchtroosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openingen voor voorruitont-
dooiing en zijraamontwaseming.
Gemengde stand
Gemengde stand
De lucht stroomt via de vloeropeningen, ontdooiroosters en de roosters voor de voorruit- en zijruitontwaseming. Deze
instelling is ideaal voor koud weer en sneeuw, wanneer de voorruit extra verwarming nodig heeft. Deze instelling is goed
voor extra comfort en om condensvorming op de voorruit te verminderen.
Toets klimaatregeling aan/uit
Met deze toets wordt de klimaatregeling uitgeschakeld.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
54