Page 81 of 412

MELDING OMSCHRIJVING
Engine Will Not Restart Refill
AdBlue® (Motor kan niet meer
opnieuw worden gestart Vul
AdBlue® bij)Dit bericht verschijnt wanneer het AdBlue
®-rijbereik minder dan 1 mijl (1,6 km) is, AdBlue®-vloeistof moet
worden bijgevuld of de motor kan niet meer worden gestart. Het bericht wordt weergegeven tijdens het star-
ten en gaat vergezeld van één enkel geluidssignaal. Het controlelampje AdBlue
®laag brandt permanent tot
de AdBlue®-vloeistoftank is bijgevuld met ten minste 1,3 gallon (5 liter) AdBlue®.
Waarschuwingsberichten voor storing dieselemissieadditief AdBlue®:
Service AdBlue® System See Dea-
ler (Onderhoud AdBlue®-systeem
Raadpleeg dealer)Dit bericht wordt weergegeven wanneer de storing voor het eerst wordt gedetecteerd en telkens wanneer het
voertuig wordt gestart. Het bericht gaat vergezeld van één enkel geluidssignaal en het storingslampje gaat
branden. Neem contact op met een erkende dealer om het voertuig onmiddellijk te laten repareren. Als dit
niet binnen 31 mijl (50 km) wordt verholpen, gaat het voertuig naar de volgende waarschuwingsfase en ver-
schijnt het bericht "Engine Will Not Restart in XXX mi (km) Service AdBlue
®See Dealer" (Motor kan niet op-
nieuw worden gestart na xxx mi (km) Onderhoud AdBlue®Raadpleeg dealer).
Incorrect AdBlue® Detected See
Dealer (Onjuiste AdBlue® gedetec-
teerd Raadpleeg dealer)Dit bericht verschijnt als het AdBlue®-systeem heeft gedetecteerd dat de verkeerde vloeistof in de
AdBlue®-tank is gedaan. Het bericht gaat vergezeld van één enkel geluidssignaal. Neem contact op met een
erkende dealer om het voertuig onmiddellijk te laten repareren. Als dit niet binnen 31 mijl (50 km) wordt
verholpen, gaat het voertuig naar de volgende waarschuwingsfase en verschijnt het bericht "Engine Will Not
Restart in XXX mi (km) Service AdBlue
®See Dealer" (Motor kan niet opnieuw worden gestart na xxx mi (km)
Onderhoud AdBlue®Raadpleeg dealer).
Engine Will Not Restart In XXX mi
(km) Service AdBlue® See Dealer
(Motor kan niet meer worden ge-
start na XXX mi (km) Onderhoud
AdBlue® Raadpleeg dealer)Dit bericht wordt voor het eerst weergegeven als de gedetecteerde storing niet wordt gecontroleerd na 31 mijl
(50 km). Het wordt ook weergegeven bij 249 mijl (400 km), 186 mijl (300 km) en 124 mijl (200 km). On-
derhoud van het systeem is noodzakelijk binnen het weergegeven rijbereik. Het bericht wordt op het display
weergegeven tijdens het starten met de bijgewerkte kilometerstand en gaat vergezeld van één enkel geluids-
signaal. Vanaf 124 mijl (200 km) wordt het resterende bereik permanent weergegeven tijdens het rijden met
het voertuig. Er klinken ook geluidssignalen als de resterende afstand 75, 50 en 25 mijl (120, 80 en 40 km)
bedraagt. Neem contact op met een erkende dealer om het voertuig onmiddellijk te laten repareren.
79
Page 82 of 412

MELDING OMSCHRIJVING
Engine Will Not Restart Service
AdBlue® System See Dealer (Mo-
tor kan niet meer worden gestart
Onderhoud AdBlue®-systeem
Raadpleeg dealer)Deze melding verschijnt wanneer een gedetecteerd probleem met het AdBlue®-systeem niet binnen de toe-
gestane periode wordt verholpen. De motor kan niet meer worden gestart tenzij u uw voertuig bij een erkende
dealer laat controleren. Dit bericht wordt weergegeven bij minder dan 1 mijl (1,6 km) voordat de motor niet
meer kan worden gestart en telkens wanneer de auto wordt gestart. Dit bericht wordt permanent weergege-
ven. Het bericht gaat vergezeld van één enkel geluidssignaal. Het storingslampje blijft permanent branden.
Raadpleeg een erkende dealer als dit bericht wordt weergegeven terwijl de motor draait.
Engine Will Not Start Service
AdBlue® System See Dealer (Mo-
tor kan niet starten Onderhoud
AdBlue®-systeem Raadpleeg dea-
ler)Dit bericht verschijnt wanneer het gedetecteerde probleem niet wordt verholpen nadat het bericht "Engine
Will Not Start Service AdBlue
®System See Dealer (Motor kan niet meer worden gestart Onderhoud
AdBlue®-systeem Raadpleeg dealer) is weergegeven bij de volgende start. De motor kan niet meer worden
gestart tenzij u uw voertuig bij uw erkende dealer laat controleren. Het bericht gaat vergezeld van één enkel
geluidssignaal. Het storingslampje blijft permanent branden. Als het bericht wordt weergegeven en u de mo-
tor niet kunt starten, dient u direct contact op te nemen met een erkende dealer om onderhoud aan het voer-
tuig te laten uitvoeren.
OPMERKING:
• Het kan tot vijf seconden duren voordat de AdBlue
®-meter actueel is nadat vier liter of meer AdBlue®is
getankt. Als u een storing met betrekking tot het AdBlue®-systeem heeft, kan het zijn dat de meter de
werkelijke stand niet bijwerkt. Bezoek uw erkende dealer voor onderhoud.
• De AdBlue
®-meter wordt ook niet onmiddellijk na het vullen bijgewerkt als de temperatuur van de
AdBlue®-vloeistof lager is dan 12 °F (-11 °C). Het verwarmingselement van de AdBlue®-lijn zal de
AdBlue®-vloeistof pas na een bepaalde bedrijfsperiode verwarmen en de stand op de meter bijwerken.
Onder zeer koude omstandigheden is het mogelijk dat de meter het nieuwe vloeistofniveau pas na meer-
dere ritten aangeeft.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
80
Page 83 of 412

BOORDCOMPUTER
Druk kort op de toets pijl omhoog of pijl
omlaag totdat het pictogram van Trip A (rit A)
of Trip B (rit B) is gemarkeerd in het display in
het instrumentenpaneel (schakelen naar
links of rechts om rit A of B te selecteren).
Druk kort op de toets OK om de ritinformatie
weer te geven.
WAARSCHUWINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
De waarschuwings-/controlelampjes in het
instrumentenpaneel worden indien van toe-
passing samen met een speciale melding
en/of geluidssignaal weergegeven. Dit zijn
slechts indicaties en waarschuwingen die
niet mogen worden beschouwd als volledig
en/of alternatief voor de informatie in het
instructieboekje, die u in alle gevallen aan-
dachtig dient te lezen. Raadpleeg altijd de
informatie in dit hoofdstuk in het geval van
een storingsaanduiding. Alle actieve verklik-
kerlampjes worden indien van toepassing
eerst weergegeven. Het systeemcontrole-
menu kan er anders uitzien op basis van
uitrusting en opties en de huidige status vanhet voertuig. Sommige verklikkerlampjes zijn
optioneel en worden mogelijk niet weergege-
ven.
Rode waarschuwingslampjes
— Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Dit waarschuwingslampje gaat branden bij
een storing in de airbag. Het lampje gaat ter
controle vier tot acht seconden branden als
de contactschakelaar in de stand ON/RUN of
ACC/ON/RUN wordt gezet. Dit lampje gaat
branden met één geluidssignaal wanneer er
een storing in de airbag is gedetecteerd en
blijft branden totdat de storing is verholpen.
Wanneer het lampje niet brandt tijdens het
starten, blijft branden of gaat branden tijdens
het rijden, moet het systeem zo snel mogelijk
door een erkende dealer worden nagekeken.
— Waarschuwingslampje voor het
remsysteem
Dit waarschuwingslampje geeft verschillende
functies van het remsysteem aan, zoals het
remvloeistofpeil en het aantrekken van de
handrem. Als het waarschuwingslampje voorhet remsysteem gaat branden, is het mogelijk
dat de handrem is aangetrokken, het vloei-
stofpeil in het remvloeistofreservoir te laag is
of dat zich een probleem voordoet met het
ABS-systeem.
Als het lampje blijft branden wanneer de
handrem niet is aangetrokken en het rem-
vloeistofpeil in het reservoir van de hoofdrem-
cilinder zich ter hoogte van het Full-
merkteken bevindt, kan er sprake zijn van een
storing in het hydraulische remcircuit of is er
een probleem met de rembekrachtiging gede-
tecteerd door het ABS-systeem / elektronisch
stabiliteitsregelsysteem (ESC). In dat geval
blijft het lampje branden tot de oorzaak is
verholpen. Als het probleem verband houdt
met de rembekrachtiging, zal de ABS-pomp
actief zijn tijdens het remmen en voelt u
mogelijk een trilling in het rempedaal.
De dubbel uitgevoerde remcircuits zorgen
voor reserve-remvermogen als ergens een sto-
ring optreedt in het hydraulisch systeem. Als
er in één helft van het dubbele remsysteem
sprake is van lekkage, geeft het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem dit aan;
81
Page 84 of 412

het lampje gaat branden wanneer het rem-
vloeistofpeil in de hoofdcilinder is gedaald
tot onder een bepaald niveau.
Het lampje blijft branden tot de oorzaak is
verholpen.
OPMERKING:
Het lampje kan bij het nemen van een
scherpe bocht even knipperen, doordat dan
het vloeistofpeil verandert. Breng de auto
naar de dealer voor onderhoud en laat het
remvloeistofpeil controleren.
Als een storing van het remsysteem wordt
aangegeven, laat de auto dan onmiddellijk
repareren.
WAARSCHUWING!
Blijven doorrijden terwijl het rode waar-
schuwingslampje voor het remsysteem
brandt, is gevaarlijk. Een deel van het
remsysteem is mogelijk defect. De remweg
wordt dan langer. U kunt een aanrijding
veroorzaken. Laat de auto onmiddellijk
controleren.Auto’s die met een ABS-systeem zijn uitge-
rust, beschikken ook over elektronische rem-
krachtverdeling (EBD). Bij een storing van
EBD, gaat het waarschuwingslampje voor het
remsysteem branden, samen met het ABS-
lampje. Het ABS-systeem moet dan onmid-
dellijk worden gerepareerd.
U kunt de werking van het waarschuwings-
lampje voor het remsysteem controleren door
de contactschakelaar van de stand OFF in de
stand ON/RUN te zetten. Het lampje moet
dan gedurende ongeveer vier seconden bran-
den. Het lampje moet vervolgens doven, ten-
zij de handrem is aangetrokken of een storing
van het remsysteem is gedetecteerd. Als het
lampje niet gaat branden, moet u het lampje
door een erkende dealer laten controleren.
Het lampje gaat ook branden als de handrem
wordt aangetrokken wanneer de contactscha-
kelaar in de stand ON/RUN staat.
OPMERKING:
Dit lampje geeft dan alleen aan dat de hand-
rem is aangetrokken. Het geeft niet aan hoe
krachtig de handrem is aangetrokken.
— Waarschuwingslampje acculading
Dit waarschuwingslampje gaat branden wan-
neer de accu niet goed wordt opgeladen. Als
het blijft branden terwijl de motor loopt, is er
mogelijk een storing in het laadsysteem.
Neem dan zo snel mogelijk contact op met
een erkende dealer.
Dit duidt op een mogelijk probleem met het
elektrische systeem of een daaraan gerela-
teerd onderdeel.
— Waarschuwingslampje deur open
Dit lampje gaat branden wanneer een portier
niet volledig is gesloten.
OPMERKING:
Als het voertuig rijdt, klinkt er ook een ge-
luidssignaal.
— Waarschuwingslampje voor storing
elektrische stuurbekrachtiging
Dit waarschuwingslampje gaat branden wan-
neer er sprake is van een storing in het
EPS-systeem (elektrische stuurbekrachti-UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
82
Page 85 of 412

ging). Raadpleeg de paragraaf "Stuurbe-
krachtiging" in het hoofdstuk "Starten en rij-
den" in het instructieboekje voor meer
informatie.
WAARSCHUWING!
Blijven rijden met verminderde stuurbe-
krachtiging is onverstandig. U kunt zo de
veiligheid van uzelf en anderen in gevaar
brengen. Laat zo snel mogelijk onderhoud
verrichten.
— Waarschuwingslampje elektronisch
gaspedaal (ETC)
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat er een probleem is met het
elektronische gaspedaal (ETC). Als er een
probleem wordt gedetecteerd terwijl de motor
loopt, blijft het lampje branden of knipperen,
afhankelijk van de aard van het probleem.
Schakel het contact uit en weer in wanneer
het voertuig veilig en volledig stilstaat en de
transmissie in de stand PARK staat. Het
lampje moet dan doven. Als het lampje blijftbranden terwijl u met het voertuig rijdt, kunt
u meestal nog wel rijden. Laat wel zo snel
mogelijk onderhoud door een erkende dealer
uitvoeren.
OPMERKING:
Dit lampje kan gaan branden als het gaspe-
daal en het rempedaal tegelijk worden inge-
trapt.
Als het lampje blijft knipperen terwijl het
voertuig rijdt, is onmiddellijk onderhoud no-
dig. In een dergelijk geval is het mogelijk dat
het motorvermogen afneemt, de motor ver-
sneld of onregelmatig stationair draait of af-
slaat en dat uw voertuig moet worden ge-
sleept. Dit lampje gaat branden wanneer het
contact in de stand ON/RUN of ACC/ON/RUN
is gezet en blijft kort branden om het lampje
te controleren. Als het lampje niet gaat bran-
den tijdens het starten, moet u het systeem
laten controleren door een erkende dealer.
— Waarschuwingslampje temperatuur
motorkoelvloeistof
Dit waarschuwingslampje waarschuwt voor
een oververhitte motor. Als de koelvloeistof-
temperatuur te hoog is, gaat dit lampje bran-den en klinkt er een geluidssignaal. Als de
temperatuur de bovengrens bereikt, klinkt
het geluidssignaal continu gedurende vier
minuten of totdat de motor is afgekoeld,
afhankelijk van wat eerst komt.
Wanneer het lampje tijdens het rijden gaat
branden, zet dan de auto veilig stil aan de
kant van de weg. Als de airco is ingeschakeld,
schakel deze dan uit. Zet de versnellingsbak
in de stand NEUTRAL en laat de motor stati-
onair draaien. Als de meternaald niet terug-
keert naar normaal, zet de motor dan onmid-
dellijk uit en bel voor hulp.
Raadpleeg de paragraaf "Oververhitting van
de motor" in het hoofdstuk "In geval van
nood/pech" voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje motorkap
open
Dit lampje gaat branden wanneer de motor-
kap niet volledig is gesloten.
OPMERKING:
Als het voertuig rijdt, klinkt er ook een ge-
luidssignaal.
83
Page 86 of 412

— Waarschuwingslampje achter-
klep open
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de achterklep is geopend.
OPMERKING:
Als het voertuig rijdt, klinkt er ook een ge-
luidssignaal.
— Waarschuwingslampje oliedruk
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat de motoroliedruk laag is. Als
het lampje tijdens het rijden gaat branden,
zet het voertuig dan veilig stil, zet de motor zo
snel mogelijk af en neem contact op met een
erkende dealer. Als het lampje aangaat,
klinkt er een geluidsignaal.
Start de motor pas opnieuw wanneer het
probleem is verholpen. Dit lampje geeft geen
informatie over het motoroliepeil. Het motor-
oliepeil moet worden gecontroleerd in de mo-
torruimte.
— Waarschuwingslampje olietempe-
ratuur
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat de temperatuur van de
motorolie hoog is. Als het lampje tijdens het
rijden gaat branden, zet de auto dan veilig stil
en zet de motor zo snel mogelijk af. Wacht
totdat de olie is afgekoeld tot de normale
temperatuur.
— Waarschuwingslampje voor de vei-
ligheidsgordels
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat de
veiligheidsgordel van de bestuurder of passa-
gier niet is vastgemaakt. Wanneer het contact
de eerste keer in de stand ON/RUN of ACC/
ON/RUN wordt gezet en als de veiligheidsgor-
del van de bestuurder is losgegespt, klinkt er
een geluidssignaal en gaat het lampje aan.
Als tijdens het rijden de veiligheidsgordel van
de bestuurder of de voorpassagier niet is
vastgegespt, gaat het waarschuwingslampje
voor de veiligheidsgordels branden of knippe-
ren en klinkt er een geluidssignaal.Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje versnellings-
baktemperatuur — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om te
waarschuwen voor een hoge temperatuur van
de transmissievloeistof. Dit kan gebeuren bij
veeleisend gebruik, zoals het trekken van een
aanhanger. Als dit lampje gaat branden, moet
u het voertuig stoppen en de motor stationair
of iets sneller laten draaien met de versnel-
lingsbak in PARK of NEUTRAL, totdat het
lampje uitgaat. Zodra het lampje uitgaat,
kunt u weer normaal rijden.
WAARSCHUWING!
Als u door blijft rijden terwijl het bij het
lampje voor de versnellingsbaktempera-
tuur brandt, kan de vloeistof overkoken, in
aanraking komen met hete motor- of uit-
laatonderdelen en brand veroorzaken.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
84
Page 87 of 412

LET OP!
Als u door blijft rijden terwijl het lampje
voor de versnellingsbaktemperatuur
brandt, kan de versnellingsbak ernstig be-
schadigd of defect raken.
— Waarschuwingslampje van alarm-
systeem — indien aanwezig
Dit lampje knippert snel gedurende circa
15 seconden, wanneer het alarmsysteem
wordt ingeschakeld, en knippert vervolgens
langzaam totdat het alarmsysteem wordt uit-
geschakeld.
Gele waarschuwingslampjes
— Waarschuwingslampje Onderhoud
adaptieve cruisecontrol
Dit lampje gaat branden wanneer de ACC niet
werkt en onderhoud nodig heeft. Raadpleeg
voor meer informatie de paragraaf "Adaptieve
cruise control (ACC)" in het hoofdstuk "Star-
ten en rijden".
— Waarschuwingslampje antiblok-
keerremsysteem (ABS)
Dit waarschuwingslampje is een indicator
van het ABS-systeem. Het lampje gaat bran-
den wanneer u het contact in de stand ON/
RUN of ACC/ON/RUN zet en kan daarna nog
vier seconden blijven branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden blijft of
gaat branden, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet functio-
neert en dat onderhoud zo snel mogelijk moet
worden uitgevoerd. Het gewone remsysteem
zal echter normaal functioneren ervan uit-
gaande dat het waarschuwingslampje rem-
systeem niet brandt.
Wanneer het ABS-lampje niet gaat branden
als het contact in de stand ON/RUN of ACC/
ON/RUN wordt gezet, moet het remsysteem
worden gecontroleerd door een erkende dea-
ler.
— Waarschuwingslampje ESC uitge-
schakeld — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat het
elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESC) is
uitgeschakeld.Telkens wanneer de contactschakelaar in de
stand ON/RUN of ACC/ON/RUN wordt gezet,
wordt het ESC-systeem ingeschakeld, ook
wanneer dit eerder werd uitgeschakeld.
Het controlelampje ESC UIT gaat branden
wanneer de tractiemodus is ingesteld op
Sport, Track of Full OFF in de rijmodi.
— Waarschuwingslampje ESC actief —
indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje geeft aan wanneer
het elektronisch stabiliteitsregelsysteem ac-
tief is. Het controlelampje van het elektro-
nisch stabiliteitsregelsysteem (ESC) in de in-
strumentengroep gaat branden wanneer het
contact in de stand ON/RUN of ACC/ON/RUN
wordt gezet en ESC actief is. Als de motor
draait, behoort dit lampje uit te gaan. Wan-
neer het controlelampje ESC continu blijft
branden terwijl de motor draait, is een storing
gedetecteerd in het ESC-systeem. Als het
waarschuwingslampje blijft branden nadat er
verschillende keren is gestart en u meerdere
kilometers (mijlen) hebt gereden met een
snelheid hoger dan 48 km/u (30 mph), dient
85
Page 88 of 412

u zo snel mogelijk contact op te nemen met
een erkende dealer om het probleem te laten
opsporen en verhelpen.
• Het controlelampje "ESC uitgeschakeld" en
het controlelampje "ESC" gaan kort bran-
den wanneer het contact in de stand ON/
RUN of ACC/ON/RUN wordt gezet.
• Het ESC-systeem maakt zoemende of klik-
kende geluiden wanneer het actief is. Dit is
normaal. De geluiden houden op wanneer
ESC inactief wordt.
• Dit lampje gaat branden bij een ingreep van
ESC.
— Waarschuwingslampje onderhoud
rijstrookdetectie — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden wan-
neer het LaneSense-systeem niet werkt en on-
derhoud vereist. Bezoek een erkende dealer.
— Waarschuwingslampje voor de rij-
strookdetectie — indien aanwezig
Het waarschuwingslampje voor de rijstrook-
detectie gaat continu geel branden wanneer
het voertuig een rijstrookmarkering nadert.Het waarschuwingslampje knippert wanneer
het voertuig over de rijstrookmarkering rijdt.
Raadpleeg de paragraaf "Rijstrookdetectie —
indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje brandstofvul-
dop los — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de brandstofvuldop los zit. Sluit de vuldop
goed om het lampje te laten doven. Bezoek
een erkende dealer als het lampje blijft bran-
den.
— Waarschuwingslampje laag brand-
stofpeil
Als het brandstofpeil is gezakt tot ongeveer
9,1 liter (2,4 gal), gaat dit lampje aan en
blijft het branden tot er brandstof wordt bij-
gevuld.
Een enkel waarschuwingssignaal klinkt bij
een laag brandstofpeil.
— Waarschuwingslampje laag niveau
ruitensproeiervloeistof — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het peil van de ruitensproeiervloeistof laag is.
— Motorcontrole-/storingslampje
Het motorcontrole/storingslampje maakt deel
uit van het boorddiagnosesysteem (OBD II)
dat de regeling van de motor en de automa-
tische versnellingsbak controleert. Dit waar-
schuwingslampje gaat branden als de con-
tactschakelaar in de stand ON/RUN wordt
gezet, voordat de motor start. Als het lampje
niet gaat branden wanneer u de contactscha-
kelaar van OFF naar ON/RUN draait, laat uw
voertuig dan direct controleren op storingen.
Door sommige omstandigheden, zoals een
losse of afwezige brandstofvuldop, slechte
brandstofkwaliteit e.d., kan na het aanslaan
van de motor het storingslampje gaan bran-
den. De auto moet worden afgeleverd voor
onderhoud als het lampje aanblijft tijdens
een paar ritten zoals die voor u gebruikelijk
zijn. In de meeste gevallen kan dan normaal
met de auto worden gereden en is slepen niet
noodzakelijk.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
86