Page 209 of 412

OPMERKING:
Wanneer de cameralens bedekt is met
sneeuw, ijs, modder of ander vuil, moet de
lens worden gereinigd, met water worden
gespoeld en met een zachte doek worden
gedroogd. U mag de lens niet afdekken.
Achteruitrijcamera — weergave tijdens rijden
Als de versnellingshendel in de stand PARK,
NEUTRAL of DRIVE staat, kan de achteruit-
rijcamera worden geactiveerd met de toets
"Rear View Camera" (achteruitrijcamera) in
het menu "Controls" (bedieningselementen).
Met deze functie kan de klant het gebied
direct achter het voertuig (of aanhanger, in-
dien aanwezig) gedurende maximaal tien se-
conden bekijken tijdens het rijden bij hogere
snelheden. Als de rijsnelheid lager blijft dan
13 km/u (8 mph), wordt het beeld van de
achteruitrijcamera continu weergegeven tot-
dat het wordt uitgeschakeld via de scherm-
toets "X".BRANDSTOF TANKEN —
BENZINEMOTOR
1. Druk op de ontgrendelknop voor de brand-
stofvulklep. De ontgrendelknop bevindt
zich onder de koplampschakelaar.
2. Open de brandstofvulklep.OPMERKING:
Onder bepaalde koude omstandigheden, kan
de brandstofvulklep mogelijk niet worden ge-
opend door ijsvorming. Als dit gebeurt, druk
dan licht op de brandstofvulklep om het ijs te
breken ontgrendel vervolgens brandstofvul-
klep met de ontgrendelknop in de auto. Pro-
beer de klep niet los te wrikken.
Ontgrendeling voor brandstofvulklep
Vergrendeling voor brandstofvulklep
207
Page 210 of 412

3. Er zit geen vuldop onder de brandstofvul-
klep. Het systeem wordt afgedicht door
middel van twee afsluitkleppen in de
leiding.
4. Steek het tankpistool volledig in de vullei-
ding, het tankpistool duwt de afsluitklep-
pen open en houdt deze open tijdens het
tanken.
5. Vul de tank met brandstof. Wanneer het
tankpistool "klikt" of wordt afgesloten, is
de brandstoftank vol.
6. Wacht vijf seconden voordat u het tank-
pistool verwijdert om de brandstof uit het
pistool te laten lopen.
7. Verwijder het tankpistool en sluit de
brandstofvulklep.
Brandstof bijvullen met een jerrycan in noodge-
vallen
De meeste jerrycans kunnen de afsluitklep-
pen niet openen.
Er wordt een trechter meegeleverd waarmee
u de afsluitkleppen kunt openen zodat u in
noodgevallen brandstof kunt bijvullen met
een jerrycan.1. Pak de trechter uit de opbergruimte van
het reservewiel.
2. Steek de trechter op dezelfde manier in
de vulleiding als het tankpistool.
3. Zorg ervoor dat de trechter volledig is
geplaatst, zodat deze de afsluitkleppen
openhoudt.
4. Giet de brandstof in de trechter.5. Verwijder de trechter uit de vulleiding,
reinig hem voordat u hem terug plaatst in
de opbergruimte voor het reservewiel.
WAARSCHUWING!
• Houd brandende sigaretten en vuur uit
de buurt van de auto wanneer de vulklep
is geopend of tijdens het tanken.
• Vul nooit brandstof bij wanneer de motor
draait. Dit is in strijd met de richtlijnen
in de meeste landen en kan ertoe leiden
dat het storingslampje gaat branden.
• Breng geen object/dop dat/die niet spe-
cifiek voor de auto is geleverd aan op het
uiteinde van de vulleiding. Het gebruik
van niet-compatibele objecten/doppen
kan leiden tot een drukverhoging in de
tank, waardoor gevaarlijke situaties kun-
nen ontstaan.
• Er kan brand ontstaan als u een jerrycan
die in een auto staat met brandstof vult.
Dit kan leiden tot brandwonden. Plaats
een jerrycan altijd op de grond alvorens
deze te vullen.
Brandstofvulklep
STARTEN EN RIJDEN
208
Page 211 of 412
LET OP!
Voorkom morsen en overlopen van brand-
stof.
Noodontgrendeling voor brandstofvulklep
Wanneer u de brandstofvulklep niet kunt ope-
nen, kunt u gebruikmaken van de noodont-
grendeling van de tankklep.
1. Open de achterklep.
2. Druk de binnenrand van de linker opberg-
vak naar het midden zodat de buitenrand
omhoog komt.
3. Pak de naar buiten gekomen buitenrand
met de andere hand vast om de vergren-
delingen los te klikken.
4. Verwijder de opbergruimte.5. Trek aan de ontgrendelkabel om de brand-
stofvulklep te openen, duw de ontgrendel-
kabel terug naar de beginpositie om de
vergrendeling van de brandstofvulklep
weer in de gesloten stand te zetten.
OPMERKING:
Als de brandstofvulklep niet vergrendelt na-
dat de handbediende ontgrendelkabel is ge-
activeerd, moet de vergrendeling handmatig
worden teruggezet in de gesloten stand.
Locatie van opbergruimte
Ontgrendelkabel
209
Page 212 of 412

BRANDSTOF TANKEN —
DIESELMOTOR
1. Druk op de ontgrendelknop voor de brand-
stofvulklep. De ontgrendelknop bevindt
zich onder de koplampschakelaar.
2. Open de brandstofvulklep.OPMERKING:
Er zit geen vuldop onder de brandstofvulklep.
Het systeem wordt afgedicht door een afsluit-
klep in de leiding.3. Steek het tankpistool volledig in de vullei-
ding – het tankpistool duwt de afsluitklep
open en houdt de klep open tijdens het
tanken.
4. Vul de tank met brandstof – wanneer het
tankpistool "klikt" of wordt afgesloten, is
de brandstoftank vol.
5. Wacht vijf seconden voordat u het tank-
pistool verwijdert om de brandstof uit het
pistool te laten lopen.
6. Verwijder het tankpistool en sluit de
brandstofvulklep.
Brandstof bijvullen met een jerrycan in noodge-
vallen
De meeste jerrycans kunnen de afsluitklep
niet openen.
Een trechter wordt bijgeleverd waarmee u de
afsluitklep kunt openen zodat u in noodgeval-
len brandstof kunt bijvullen met een jerrycan.
1. Pak de trechter uit de reservewielset.
Ontgrendelknop voor brandstofvulklep
Vulopening brandstof en AdBlue®
(UREUM)
1 — Vulopening brandstof
2 — Vulopening AdBlue®
STARTEN EN RIJDEN
210
Page 213 of 412

2. Steek de trechter op dezelfde manier in de
vulleiding als het tankpistool.OPMERKING:
Zorg ervoor dat de trechter volledig is
geplaatst zodat hij de afsluitklep open-
houdt.
3. Giet de brandstof in de trechter.
4. Verwijder de trechter uit de vulleiding,
reinig hem voordat u hem terug plaatst in
de reservewielset.
WAARSCHUWING!
• Houd brandende sigaretten en vuur uit
de buurt van de auto wanneer de vulklep
is geopend of tijdens het tanken.
• Vul nooit brandstof bij wanneer de motor
draait. Dit is in strijd met de richtlijnen
in de meeste landen en kan ertoe leiden
dat het storingslampje gaat branden.
• Breng geen object/dop dat/die niet spe-
cifiek voor de auto is geleverd aan op het
uiteinde van de vulleiding. Het gebruik
van niet-compatibele objecten/doppen
kan leiden tot een drukverhoging in de
tank, waardoor gevaarlijke situaties kun-
nen ontstaan.
• Er kan brand ontstaan als u een jerrycan
die in een auto staat met brandstof vult.
Dit kan leiden tot brandwonden. Plaats
een jerrycan altijd op de grond alvorens
deze te vullen.
LET OP!
Voorkom morsen en overlopen van brand-
stof.
Brandstofvultrechter/reservewiel/krik en
gereedschap
1 — Doploze brandstofvultrechter
2 — Krik
3 — Gereedschap voor banden verwis-
selen
4 — Reservewiel
Brandstofvulopening in noodgevallen
211
Page 214 of 412

LET OP!
Gebruik voor dieselmotoren uitsluitend
diesel voor motorvoertuigen conform de
EN 590 Europese specificaties. Het ge-
bruik van andere producten of mengsels
kan onherstelbare schade toebrengen aan
de motor en daarmee de garantie ongeldig
maken vanwege de veroorzaakte schade.
Als u per ongeluk andere soorten brandstof
in de tank stopt, start de motor niet. Maak
de tank leeg. Ook als de motor slechts zeer
kort heeft gedraaid, moet behalve de
brandstoftank ook het gehele brandstofcir-
cuit worden afgetapt.
Gebruik van verontreinigde brandstof
vermijden
Brandstof die is verontreinigd door water of
vuil, kan ernstige schade aan het brandstof-
systeem van de motor veroorzaken. Goed on-
derhoud van het brandstoffilter en de brand-
stoftank is essentieel. Raadpleeg de
paragraaf "Dealer Service" in het hoofdstuk
"Service en onderhoud" in uw instructie-
boekje voor meer informatie.
AdBlue® (UREUM) — indien aanwezig
De auto is uitgerust met een UREUM-
inspuitsysteem en selectieve katalytische re-
ductie om te voldoen aan de emissienormen.
Deze twee systemen zorgen voor naleving van
de diesel-emissie-eisen; zij zorgen tegelijker-
tijd voor efficiënt brandstofverbruik, rijge-
drag, koppel en vermogen. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Waarschuwingslampjes en
meldingen" in het hoofdstuk "Uw Instrumen-
tenpaneel leren kennen", voor berichten en
systeemwaarschuwingen. AdBlue
®is een
zeer stabiel product met een lange houdbaar-
heid. Als het bewaard wordt bij temperaturen
LAGER dan 90 °F (32 °C), heeft het een
houdbaarheid van minstens één jaar. Voor
meer informatie over de AdBlue
®-vloeistof,
zie de paragraaf "Vloeistoffen en smeermid-
delen" in het hoofdstuk "Technische specifi-
caties". De auto is uitgerust met een automa-
tisch AdBlue
®-verwarmingssysteem zodra de
motor aanslaat, hetgeen maakt dat systeem
correct werkt bij temperaturen lager dan
12 °F (-11 °C).OPMERKING:
• AdBlue
®bevriest bij temperaturen lager
dan 12 °F (-11 °C).
• Uw auto is uitgerust met een
AdBlue
®-inspuitsysteem. Af en toe hoort u
mogelijk een klikkend geluid bij stilstand
dat onder de auto vandaan komt. Dit is
normaal.
• De AdBlue
®-pomp blijft gedurende enige
tijd na het uitschakelen van de motor in
werking om het AdBlue
®-systeem door te
spoelen. Dit is de normale werking en het is
mogelijk hoorbaar vanaf de achterkant van
de auto.
AdBlue®-opslag
AdBlue®wordt beschouwd als een zeer sta-
biel product met een lange houdbaarheid. Als
AdBlue
®wordt bewaard bij temperaturen
tussen -12 °C en 32 °C (10 ° en 90 °F) is het
ten minste één jaar houdbaar.
AdBlue
®kan bij lage temperaturen bevrie-
zen. AdBlue®kan bijvoorbeeld bevriezen bij
een temperatuur van of onder -11° C (12° F).
Het systeem is ontworpen voor gebruik in
deze omgeving.
STARTEN EN RIJDEN
212
Page 215 of 412

OPMERKING:
Bij het werken met AdBlue®is het belangrijk
te weten dat:
• Alle containers of onderdelen die in contact
komen met AdBlue
®, moeten AdBlue®
compatibel (kunststof of roestvrij staal)
zijn. Koper, messing, aluminium, ijzer of
niet-roestvrij staal moet worden vermeden,
omdat ze onderhevig zijn aan corrosie door
AdBlue
®.
• Als AdBlue
®wordt gemorst, moet het vol-
ledig worden opgeveegd.
AdBlue® bijvullen
Randvoorwaarden
AdBlue
®bevriest bij temperaturen lager dan
12 °F (-11 °C). Als de auto langere tijd bij
deze temperatuur stilstaat, kan bijvullen
moeilijk zijn. Daarom wordt aangeraden om
de auto in een garage en/of verwarmde omge-
ving te parkeren en te wachten totdat het
ureum weer vloeibaar geworden is alvorens
bij te vullen.Ga als volgt te werk:
• Parkeer de auto op een vlakke ondergrond
en stop de motor door de contactschakelaar
in de OFF-stand te draaien.
• Open de brandstofvulklep, draai de
(blauwe) dop van de AdBlue
®-vulopening
los en verwijder die.Bijvullen met mondstukken
U kunt bij elke AdBlue
®-leverancier bijvul-
len.
Ga als volgt te werk:
• Steek het AdBlue
®-mondstuk in de vul-
opening, start met bijvullen en stop met
bijvullen bij de eerste afschakeling (de af-
schakeling geeft aan dat de AdBlue
®-tank
vol is). Ga niet verder met vullen, om mor-
sen van AdBlue
®te voorkomen.
• Verwijder het mondstuk.
Bijvullen met een jerrycan
Ga als volgt te werk:
• Controleer de vervaldatum.
• Lees de gebruiksinstructies op het label
voordat u de inhoud van de jerrycan in de
AdBlue
®-tank giet.
•
Raadpleeg de paragraaf "Waarschuwings-
lampjes en meldingen" in het hoofdstuk "Uw
instrumentenpaneel leren kennen" voor meer
informatie, als systemen voor het bijvullen
gebruikt worden, die niet vastgeschroefd
kunnen worden (bijv. vaten), nadat de indi-Brandstofvulklep
1 — Brandstofvulklep
2 — AdBlue®-vuldop
213
Page 216 of 412

catie verschijnt op het display van het instru-
mentenpaneel, vul de AdBlue®-tank met niet
meer dan 5,8 gallon (22 liter).
• Als een jerrycan wordt gebruikt, die op de
vulopening kan worden geschroefd, dan is
het reservoir vol wanneer de AdBlue
®in de
jerrycan niet meer eruit stroomt. Ga dan
niet meer verder.
LET OP!
Voorkom morsen en overlopen van brand-
stof.
Handelingen na het bijvullen
Ga als volgt te werk:
• Bevestig de dop weer op de
AdBlue
®-vulopening door hem rechtsom te
draaien en schroef hem volledig vast.
• Draai het contactslot tot de stand RUN (het
is niet nodig om de motor te starten).
•
Wacht totdat de indicatie op het instrumen-
tenpaneel uitgaat, voordat u de auto in be-
weging zet. De indicatie kan enkele secon-
den tot ongeveer een halve minuut zichtbaar
blijven. Indien de motor wordt gestart en deauto in beweging wordt gezet, blijft de indi-
catie langer zichtbaar. Dit heeft geen conse-
quenties voor de motorwerking.
• Wacht 2 minuten alvorens de motor te
starten, indien de AdBlue®werd bijgevuld
toen de tank leeg was.
OPMERKING:
• Indien AdBlue
®uit de vulhals gemorst
wordt, maak dan het gebied goed schoon en
ga dan verder met vullen. Indien de vloei-
stof kristalliseert, veeg het dan weg met een
spons en warm water.
• OVERSCHRIJD HET MAXIMALE NIVEAU
NIET: dit kan schade aan het reservoir ver-
oorzaken. AdBlue
®bevriest bij 12 °F
(-11 °C). Hoewel het systeem ontworpen is
om onder het vriespunt van de UREUM te
werken, is het raadzaam de tank niet verder
te vullen dan het maximumniveau want als
de UREUM bevriest, kan het systeem be-
schadigd raken. Volg de instructies in deze
paragraaf.
• Als de AdBlue
®wordt gemorst op gelakte
oppervlakken of aluminium, reinig dat ge-
bied dan onmiddellijk met water en gebruikabsorberend materiaal om de vloeistof op te
vangen die op de grond gemorst werd.
• Probeer niet de motor te starten als
AdBlue
®per ongeluk aan de dieselbrand-
stoftank werd toegevoegd. Dit kan leiden
tot ernstige motorschade. Neem in dat ge-
val contact op met een erkende dealer.
• Voeg geen additieven of andere vloeistoffen
aan AdBlue
®toe. Als u dit toch doet, kan
het systeem beschadigd raken.
• Het gebruik van verkeerde of aangetaste
AdBlue
®kan leiden tot het verschijnen van
indicaties op het display van het instru-
mentenpaneel. Raadpleeg de paragraaf
"Waarschuwingslampjes en meldingen" in
het hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel le-
ren kennen" voor meer informatie.
• Giet nooit AdBlue
®in een andere jerrycan:
die kan verontreinigd zijn.
•
Als de AdBlue®opraakt, raadpleeg dan de
paragraaf "Waarschuwingslampjes en mel-
dingen" in het hoofdstuk "Uw instrumenten-
paneel leren kennen" voor meer informatie
om de auto normaal te blijven gebruiken.
STARTEN EN RIJDEN
214