Page 65 of 412

Handmatige Modus
Om het zonnedak te openen, drukt u de
schakelaar naar achteren en houdt u de scha-
kelaar in deze stand. Het zonnedak wordt
automatisch gestopt in de comfortstopstand.
Druk de schakelaar opnieuw naar achteren en
houd hem vast, en het zonnedak wordt ge-
opend tot de volledig geopende stand en
stopt automatisch. Als u de schakelaar los-
laat, stopt de beweging. Het zonnedak en de
zonwering blijven gedeeltelijk geopend totdat
de schakelaar opnieuw naar achteren wordt
gedrukt.
OPMERKING:
Als de zonwering is gesloten wanneer de
functie Snel of Handmatig openen wordt ge-
start, zal de zonwering automatisch tot hal-
verwege openen voordat het zonnedak wordt
geopend.
Zonnedak sluiten
Snel sluiten
Als u de schakelaar kort (korter dan een halve
seconde) naar voren duwt, wordt het zonne-
dak automatisch vanuit elke positie gesloten.Tijdens de functie Snel sluiten zorgt elke
verdere bediening van de schakelaar ervoor
dat het zonnedak in een gedeeltelijk ge-
opende positie stopt.
Handmatig sluiten
Duw de schakelaar naar voren en het zonne-
dak sluit vanuit elke positie en stopt bij een
volledig gesloten stand. Als u de schakelaar
los laat terwijl het zonnedak in beweging is,
stopt het schuifdak in een gedeeltelijk ge-
opende stand.
Openen Elektrisch Bediende Zonwering
De zonwering heeft twee geprogrammeerde
standen, de half geopende en de volledig
geopende stand. Bij de bediening van de
zonwering vanuit de gesloten stand stopt de
zonwering altijd op de half geopende stand,
ongeacht de bediening voor snel of handma-
tig openen. De schakelaar moet weer worden
bediend om door te gaan naar de volledig
geopende stand.
Snel openen
Duw de zonweringsschakelaar naar achteren
en laat hem snel (binnen een halve seconde)los. De zonwering wordt geopend tot de half
geopende stand en stopt automatisch. Druk
kort nogmaals op de schakelaar van de half
geopende stand. De zonwering wordt ge-
opend tot de volledig geopende stand en
stopt automatisch. Tijdens de functie Snel
openen zorgt elke verdere bediening van de
schakelaar ervoor dat de zonwering stopt.
Handmatig openen
Houd de zonweringsschakelaar naar achteren
ingedrukt. De zonwering opent tot de half
geopende stand en stopt automatisch. Houd
zonweringsschakelaar opnieuw ingedrukt. De
zonwering opent tot de volledig geopende
stand. Als u de schakelaar los laat terwijl de
zonwering in beweging is, stopt deze in een
gedeeltelijk geopende stand.
Elektrisch bediende zonwering sluiten
Indien het zonnedak open of in de ventilatie-
stand staat, kan de zonwering niet verder dan
de half geopende stand gesloten worden. Als
u op de schakelaar voor het sluiten van de
zonwering drukt wanneer het zonnedak open
is/met ventilatieopening en de zonwering
staat in de half geopende stand, dan wordt
63
Page 66 of 412

automatisch eerst het zonnedak gesloten
voordat de zonwering dicht gaat.
Snel sluiten
Als u de schakelaar van de zonwering naar
voren duwt en deze binnen een halve se-
conde los laat, wordt de zonwering automa-
tisch vanuit elke positie gesloten. Tijdens de
functie Snel sluiten zorgt elke verdere bedie-
ning van de schakelaar ervoor dat de zonwe-
ring in een gedeeltelijk open positie stopt.
Handmatig sluiten
Duw de schakelaar naar voren en de zonwe-
ring sluit en stopt bij een volledig gesloten
stand. Als u de schakelaar los laat terwijl de
zonwering in beweging is, stopt deze in een
gedeeltelijk geopende stand.
Klembeveiliging
Deze functie zorgt ervoor dat obstakels in de
opening van het zonnedak worden gedetec-
teerd bij gebruik van de functie Snel sluiten.
Als een obstakel in de baan van het zonnedak
wordt gedetecteerd, trekt het zonnedak zich
automatisch terug. Verwijder het obstakel als
dit gebeurt.OPMERKING:
Wanneer drie opeenvolgende pogingen om
het dak te sluiten zijn onderbroken door de
klembeveiliging, schakelt de klembeveiliging
uit en moet het zonnedak in de handmatige
modus worden gesloten.
Ventilatiestand zonnedak — snel
Als u binnen een halve seconde op de knop
"Vent" (ventilatie) drukt, wordt het zonnedak
geopend tot aan de ventilatiestand. Dit is de
functie "Snel naar ventilatiestand", die werkt
vanuit elke stand van het zonnedak. De func-
tie Snel naar ventilatiestand zorgt dat bij
iedere beweging van de schakelaar het zon-
nedak stopt.
OPMERKING:
Als de zonwering is gesloten wanneer de
schakelaar wordt ingedrukt, zal de zonwering
automatisch tot halverwege openen, voordat
het zonnedak naar de ventilatiestand be-
weegt.
Onderhoud van zonnedak
Gebruik voor het reinigen van het glaspaneel
uitsluitend niet-schurende schoonmaakmid-
delen en een zachte doek.
MOTORKAP
De motorkap openen
Om de motorkap te openen, moeten er twee
vergrendelingen worden ontgrendeld.
1. Trek aan de hendel die zich onder het
instrumentenpaneel en vóór het bestuur-
dersportier bevindt.
2. Grijp onder de motorkap, beweeg de vei-
ligheidsvergrendeling naar links en open
de motorkap.
Motorkaphendel
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
64
Page 67 of 412

Motorkap sluiten
1. Houd de motorkap met één hand omhoog
en verwijder met de andere hand de mo-
torkapsteun uit de sleuf en plaats deze
weer in de vergrendellip.
2. Laat de motorkap zakken tot ongeveer
30 cm (12 inch) boven de motorruimte en
laat hem vallen. Zorg ervoor dat de motor-
kap volledig is gesloten.
WAARSCHUWING!
Controleer voordat u gaat rijden of de mo-
torkap goed vergrendeld is. Als de motor-
kap niet volledig vergrendeld is, kan hij
opklappen tijdens rijden, waardoor uw
zicht wordt belemmerd. Als u deze waar-
schuwing niet opvolgt, kan dit ernstig en
zelfs dodelijk letsel tot gevolg hebben.
LET OP!
Om beschadigingen te voorkomen mag u
de motorkap niet hard dichtslaan. Laat de
motorkap zakken tot ongeveer 30 cm
(12 inch) en laat vervolgens de motorkap
LET OP!
vallen om hem te sluiten. Zorg ervoor dat
de motorkap helemaal gesloten is voor
beide vergrendelingen. Rijd nooit met de
auto wanneer motorkap niet volledig is
gesloten, waarbij beide vergrendelingen in
de gesloten stand zitten.
ACHTERKLEP
Openen
De achterklep kan van binnenuit het voertuig
worden geopend met behulp van de knop voor
de elektrisch bediende achterklep op de dak-
console, met behulp van de sleutelhouder
buiten het voertuig of de elektronische ont-
grendeling van de achterklep.
Achterklep ontgrendelen/openen
De achterklep kan op verschillende manieren
worden ontgrendeld:
• Sleutelhouder
• Handgreep aan de buitenkant
• Knop op dakconsoleDe ontgrendelfunctie voor de achterklep van
Passive Entry is ingebouwd in de elektroni-
sche ontgrendeling van de achterklep. Met
een geldige sleutelhouder met Passive Entry
binnen 5 ft (1,5 m) van de achterklep drukt u
op de elektronische ontgrendeling van de
achterklep om deze in één vloeiende bewe-
ging te openen. Druk tweemaal binnen vijf
seconden op de achterkleptoets op de sleu-
telhouder om de achterklep te ontgrendelen.
OPMERKING:
Als "Unlock All Doors On 1st Press" (alle
portieren ontgrendelen met één druk op de
ontgrendeltoets) is geprogrammeerd op het
display in de instrumentengroep, worden alle
portieren ontgrendeld wanneer u op de elek-
tronische ontgrendeling op de achterklep
drukt. Als "Unlock Driver Door 1st press"
(bestuurdersportier ontgrendelen met één
druk op de ontgrendelknop) is geprogram-
meerd in Uconnect, wordt alleen de achter-
klep ontgrendeld wanneer u op de elektroni-
sche ontgrendeling van de achterklep drukt.
Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
65
Page 68 of 412

OPMERKING:
Met de schakelaar voor elektrische portierver-
grendeling op het bekledingspaneel van
beide voorportieren of de sleutelhouder kunt
u de achterklep ontgrendelen of vergrende-
len. De achterklep kan niet vergrendeld ofontgrendeld worden via de handmatige deur-
sloten op de portieren of de slotcilinder van
het bestuurdersportier.
WAARSCHUWING!
Wanneer u met een geopende achterklep
rijdt, kunnen giftige uitlaatgassen in de
auto belanden. Deze gassen kunnen scha-
delijk zijn voor u en uw passagiers. Rijd
alleen met gesloten achterklep.
Sluiten
Om de achterklep handmatig te sluiten, pakt
u de handgreep van de achterklep en doet u
deze naar beneden. Laat de hendel los wan-
neer de achterklep gedeeltelijk is gesloten en
de achterklep zich verder vanzelf sluit.
Achterklep vergrendelen
Met een geldige sleutelhouder met Passive
Entry wordt het voertuig binnen een straal
van 1,5 m (5 ft) van de achterklep vergren-
deld, door op de vergrendeltoets Keyless
Enter-N-Go —Passive Entry te drukken, die
zich links van de buitenhandgreep bevindt.De elektrisch bediende achterklep kan wor-
den gesloten door op de knop in de bovenbe-
kleding links in de opening van de achterklep
te drukken. Door op de knop te drukken,
wordt alleen de achterklep gesloten. Met
deze toets kan de achterklep niet worden
geopend.
OPMERKING:
De ontgrendelfunctie voor de achterklep is
ingebouwd in de elektronische ontgrendeling
van de achterklep.Locatie van de Passive Entry/
vergrendelknop
1 - Elektronische
ontgrendeling van
de achterklep2 - Locatie van de
vergrendelknop
Schakelaar elektrisch bediende
achterklep
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
66
Page 69 of 412

Elektrisch bediende achterklep — indien
aanwezig
De elektrisch bediende achter-
klep kan worden geopend door de
elektronische ontgrendeling van
de achterklep in te drukken (raadpleeg de
paragraaf "Keyless Enter-N-Go — Passive En-
try" in het hoofdstuk "Uw voertuig leren ken-
nen" in uw instructieboekje voor meer infor-
matie), of door op de achterkleptoets op de
sleutelhouder te drukken. Druk tweemaal
binnen vijf seconden op de achterkleptoets
op de sleutelhouder om de elektrisch be-
diende achterklep te openen. Nadat de ach-
terklep is geopend, kunt u deze sluiten door
nogmaals binnen vijf seconden twee keer op
de knop te drukken.
De elektrisch bediende achterklep kan ook
worden geopend en gesloten door de achter-
kleptoets op de dakconsole vóór in te druk-
ken. Als de achterklep volledig is geopend,
kunt u de achterklep sluiten door op de ach-
terkleptoets te drukken in het bekledings-
paneel linksachter, vlakbij de opening van deachterklep. Als de achterklep beweegt, kan
de beweging worden omgekeerd met de ach-
terkleptoets in het bekledingspaneel links-
achter.
Als u tweemaal op de achterkleptoets op de
sleutelhouder drukt, knipperen de richting-
aanwijzers om aan te geven dat de achterklep
wordt geopend of gesloten (indien Flash
Lamps with Lock (Verlichting knippert bij
vergrendelen) is ingeschakeld in de instellin-
gen van Uconnect) en klinken de pieptonen
van de achterklep. Raadpleeg de paragraaf
"Instellingen van Uconnect" in het hoofdstuk
"Multimedia" in het instructieboekje voor
meer informatie.
OPMERKING:
• In geval van een onderbreking in de elektri-
sche voeding naar de achterklep kan een
noodontgrendeling van de achterklepver-
grendeling worden gebruikt om de achter-
klep te openen. Toegang tot de noodont-
grendeling van de achterklepvergrendeling
wordt verkregen via een klikafdekking in
het bekledingspaneel van de achterklep.• Als de achterklep gedurende een lange tijd
geopend blijft, kan het noodzakelijk zijn de
achterklep handmatig te sluiten om de wer-
king van de elektrisch bediende achterklep
terug te stellen.
WAARSCHUWING!
Tijdens het elektrisch bedienen bestaat er
risico van letsel of materiële schade. Zorg
ervoor dat de baan van de elektrisch be-
diende achterklep vrij is van obstakels.
Controleer voordat u gaat rijden of de ach-
terklep is gesloten en vergrendeld.
OPMERKING:
• De knoppen voor de elektrisch bediende
achterklep werken niet wanneer het voer-
tuig in een versnelling staat of de rijsnel-
heid hoger is dan 0 km/u (0 mph).
• De elektrische bediening van de achterklep
werkt niet bij temperaturen onder −30 °C
(−22 °F) of boven 65 °C (150 °F). Verwijder
eventueel sneeuw of ijs vanaf de achterklep
voordat u op een schakelaar voor de elek-
trisch bediende achterklep drukt.
2
67
Page 70 of 412

• Wanneer een of ander obstakel de elek-
trisch bediende achterklep hindert bij het
openen of sluiten, beweegt de klep automa-
tisch in de omgekeerde richting, als het
obstakel voldoende weerstand biedt.
• Aan de zijkanten van de achterklep zijn
beknellingsensoren aangebracht. Wanneer
er lichte druk op deze strips wordt uitgeoe-
fend, beweegt de achterklep terug naar de
geopende stand.
• Als de achterklep niet volledig is geopend,
drukt u twee keer op de achterkleptoets op
de sleutelhouder om de achterklep te be-
dienen.
• Als de elektronische ontgrendeling van de
achterklep wordt ingedrukt terwijl de elek-
trisch bediende achterklep wordt gesloten,
beweegt de achterklep terug naar de volle-
dig geopende stand.
• Als de elektronische ontgrendeling van de
achterklep wordt ingedrukt terwijl de elek-
trisch bediende achterklep wordt geopend,
wordt de achterklepmotor uitgeschakeld
zodat de achterklep handmatig kan worden
bediend.• Als de elektrisch bediende achterklep tij-
dens eenzelfde beweging op meerdere ob-
stakels stuit, stopt het systeem automa-
tisch en moet de achterklep handmatig
worden geopend of gesloten.
WAARSCHUWING!
• Wanneer u met een geopende achter-
klep rijdt, kunnen giftige uitlaatgassen
in de auto belanden. Deze gassen kun-
nen schadelijk zijn voor u en uw passa-
giers. Rijd alleen met gesloten achter-
klep.
• Wanneer u met open achterklep moet
rijden, zorg er dan voor dat alle ramen
gesloten zijn en dat de aanjager van de
klimaatregeling in een hoge stand staat.
Schakel de recirculatiestand niet in.
BOORDAPPARATUUR
Voedingsuitgangen
Mogelijk zijn in dit voertuig drie aansluitcon-
tacten van 12 volt aanwezig.
Het aansluitcontact voorin bevindt zich mo-
gelijk in de opbergruimte in het midden vanhet instrumentenpaneel. Duw het deksel van
de opbergruimte naar binnen om het compar-
timent te openen zodat u bij dit aansluitcon-
tact kunt.
Een tweede aansluitcontact voorin bevindt
zich mogelijk in de middenconsole.
Aansluitcontact voorin
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
68
Page 71 of 412

Het aansluitcontact achterin bevindt zich
mogelijk in de bagageruimte rechtsachter.De aansluitcontacten zijn voorzien van een
label met een “sleutel" of een “accu” om de
voeding van de aansluiting aan te duiden.
Aansluitcontacten die zijn voorzien van een
label met een “sleutel" worden gevoed als de
contactschakelaar in de stand ON/RUN of
ACC staat. Aansluitcontacten die zijn voor-
zien van een label met een “accu” zijn recht-
streeks aangesloten op de accu en worden
altijd gevoed.OPMERKING:
• Zorg ervoor dat het maximumvermogen van
160 watt (13 amp) bij 12 volt niet wordt
overschreden. Als het vermogen van
160 Watt (13 amp) wordt overschreden zal
de zekering, die het systeem beveiligt, ver-
vangen moeten worden.
• De aansluitcontacten zijn uitsluitend be-
doeld voor accessoirestekkers. Steek geen
voorwerpen in de aansluiting, om te voorko-
men dat de contacten worden beschadigd
en de zekering doorbrandt. Bij verkeerd
gebruik van de elektrische aansluiting kan
schade worden veroorzaakt die niet door de
garantie op uw nieuwe voertuig wordt ge-
dekt.
• Het aansluitcontact in de bagageruimte
kan worden geschakeld naar continue "ac-
cuvoeding" door de zekering voor aansluit-
contacten in het paneel rechtsachter in het
zekeringenpaneel te verplaatsen.
Elektrisch aansluitcontact middenconsoleAansluitcontact laadruimte achterin
69
Page 72 of 412

LET OP!
• Zorg ervoor dat het maximumvermogen
van 160 watt (13 amp) bij 12 volt niet
wordt overschreden. Als het vermogen
van 160 Watt (13 amp) wordt overschre-
den zal de zekering, die het systeem
beveiligt, vervangen moeten worden.
•
De aansluitcontacten zijn uitsluitend be-
doeld voor accessoirestekkers. Steek geen
voorwerpen in de aansluitcontacten, om
te voorkomen dat de contacten worden
beschadigd en de zekering doorbrandt.
Bij verkeerd gebruik van het elektrische
aansluitcontact kan schade worden ver-
oorzaakt die niet door de beperkte garan-
tie van een nieuw voertuig wordt gedekt.
WAARSCHUWING!
Ter voorkoming van ernstig of zelfs dode-
lijk letsel:
• Steek geen voorwerpen in de elektri-
sche aansluitingen.
• Raak de aansluitcontacten niet aan
met natte handen.
WAARSCHUWING!
• Sluit het deksel indien niet in gebruik.
• Onjuist gebruik van dit aansluitcontact
kan leiden tot een elektrische schok en
storing.
LET OP!
•Veel accessoires die u op de aansluitcon-
tacten kunt aansluiten, ontvangen ook
voedingsspanning van de accu in de auto
als u ze niet gebruikt (bijv. mobiele tele-
foons). Als u de accessoires te lang aan-
gesloten laat, raakt de accu zo ver ontla-
den dat de levensduur ervan afneemt
en/of de motor niet meer zal starten.
• Accessoires die veel vermogen opne-
men, zoals koelers, stofzuigers, lampen,
enz., zullen de accu nog sneller ontla-
den. Gebruik deze met mate en wees
extra voorzichtig.
• Na het gebruik van accessoires die veel
vermogen vereisen of na een lange peri-
ode dat de auto niet werd gestart (met
nog aangesloten accessoires), moet er
lang genoeg met de auto worden gere-
LET OP!
den, totdat de dynamo de accu weer op
kan laden.
• De aansluitcontacten zijn uitsluitend
bedoeld voor accessoirestekkers. Laat
geen accessoire of accessoiresteun aan
de stekker hangen. Onjuist gebruik van
het aansluitcontact kan schade veroor-
zaken.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
70