Page 65 of 196

63
Veiligheid
5Extra beveiliging
Gebruik de kinderbeveiliging om
te voorkomen dat de portieren en de
portierruiten achter per ongeluk geopend
worden.
Zorg ervoor dat de achterportierruiten niet
verder dan voor 1/3 deel worden geopend.
Plaats zonneschermen op de
achterportierruiten om jonge kinderen tegen
de zon te beschermen.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
– geen kinderen zonder toezicht achter in
een auto,
– nooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de
auto in de zon staat,
– de sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
Kinderzitje achterin
"Met het gezicht in de rijrichting" of
"Met de rug in de rijrichting"
► Schuif de voorstoel naar voren en zet de
rugleuning van de voorstoel rechtop, zodat de
benen van het kind in het kinderzitje "met de
rug in de rijrichting” of "met het gezicht in de
rijrichting” de voorstoel niet raken.
► Zorg ervoor dat de afstand tussen de
rugleuning van het kinderzitje met het "gezicht in
de rijrichting" en de rugleuning van de stoel van
de auto zo klein mogelijk is. Idealiter raakt de
rugleuning van het kinderzitje de rugleuning van
de stoel van de auto..
Kinderzitje op de
passagiersstoel voor
► Zet de stoel van de voorpassagier in de
hoogste en middelste stand in de lengte , met
de rugleuning rechtop .
"Gezicht in de rijrichting"
De voorpassagiersairbag moet
ingeschakeld zijn.
"Met de rug in de rijrichting"
De airbag vóór aan passagierszijde moet
worden uitgeschakeld als u een
kinderzitje “met de rug in de rijrichting” op de
voorstoel plaatst. Wanneer u dat niet doet,
dan kan het kind ernstig of dodelijk letsel
oplopen als de airbag wordt opgeblazen .
Waarschuwingssticker - Airbag vóór aan
passagierszijde
U moet zich aan het volgende voorschrift
houden, dat ook op de waarschuwingssticker
aan beide zijden van de zonneklep aan
passagierszijde wordt vermeld:
Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op een zitplaats waarvan
de AIRBAG is INGESCHAKELD. Bij
het afgaan van de airbag kan het KIND
LEVENSGEVAARLIJK GEWOND RAKEN.
Page 66 of 196

64
Veiligheid
De airbag vóór aan
passagierszijde
uitschakelen
Airbag passagierszijde UIT
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag vóór aan passagierszijde altijd
uit als u een kinderzitje “met de rug in de
rijrichting” op de voorstoel plaatst. Wanneer u
dit niet doet, kan uw kind ernstig of dodelijk
gewond raken als de airbag wordt
opgeblazen.
Auto's zonder uitschakelknop
Het is ten strengste verboden om een
naar achteren gericht kinderzitje op de
voorstoel of voorbank te plaatsen! Wanneer
u dat wel doet, kan uw kind dodelijk of ernstig
gewond raken wanneer de airbag wordt
geactiveerd.
De airbag vóór aan passagierszijde
uit- of inschakelen
► Druk op deze toets en selecteer
daarna "UIT" in het menu "Airbag aan
passagierszijde" om de airbag uit te schakelen.
► Selecteer "AAN" om deze weer in te
schakelen.
Als het contact wordt ingeschakeld, gaat dit waarschuwingslampje branden en
wordt er een melding op het display
weergegeven om aan te geven dat de functie is
uitgeschakeld.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de configuratie van het
voertuig (MODE).
Afhankelijk van de uitvoering kan deze functie
ook worden uit- of ingeschakeld via het audio- en
telematicasysteem op het touchscreen.
Overzicht voor het bevestigen van kinderzitjes met de veiligheidsgordel
Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen van een universeel gehomologeerd
kinderzitje met een veiligheidsgordel, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto.ISOFIX-bevestigingen
Als uw voertuig is uitgerust met ISOFIX-
bevestigingspunten, worden deze met labels
aangegeven.
Elke zitplaats is voorzien van drie
bevestigingsringen:
Page 67 of 196

65
Veiligheid
5ZitplaatsGewicht van het kind en leeftijdsindicatie
Tot 13 kg
(groepen 0 ( tot)
en 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg
(groep 1)
Van ongeveer 1 tot
3 jaar Van 15 tot 25 kg
(groep 2)
Van ongeveer 3 tot
6 jaar Van 22 tot 36 kg
(groep 3)
Van ongeveer 6 tot
10 jaar
Passagiersstoel voor (b) U
Bank voor voorpassagier met middelste en buitenste
zitplaatsen (b)
Middelste en buitenste zitplaatsen op rij 2 en 3
(a) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg.
(b) Raadpleeg de wettelijke bepalingen van uw land voordat u een kinderzitje\
op deze plaats bevestigt.
U Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, zowel "met de rug in de rijrichting" als
"met het gezicht in de rijrichting".
ISOFIX-bevestigingen
Als uw voertuig is uitgerust met ISOFIX-
bevestigingspunten, worden deze met labels
aangegeven.
Elke zitplaats is voorzien van drie
bevestigingsringen:
– twee ringen vooraan, tussen de rugleuning en
de zitting van de stoel.
– een ring achteraan, voor bevestiging van de
bovenste riem, de TOP TETHER.
Page 68 of 196

66
Veiligheid
Met de ISOFIX-bevestigingen kan een kinderzitje
veilig, degelijk en snel in het voertuig worden
gemonteerd.
ISOFIX-kinderzitjes beschikken over
twee vergrendelingen die aan de twee
bevestigingsringen vóór kunnen worden
bevestigd.
Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien
van een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan de achterste
bevestigingsring.
Als u deze riem wilt bevestigen, moet u de
hoofdsteun verwijderen van de zitplaats waarop
u het kinderzitje wilt plaatsen en de hoofdsteun
opbergen (plaats de hoofdsteun terug zodra het
kinderzitje weer is verwijderd). Bevestig daarna
de hoek aan de achterste ring en bevestig de
bovenste riem.Wanneer een kinderzitje niet goed is
bevestigd, kan de veiligheid van het kind
bij een ongeval in gevaar komen.
Zie de overzichtstabel voor het plaatsen van
ISOFIX-kinderzitjes wanneer u een ISOFIX-
kinderzitje in het voertuig wilt plaatsen.
Overzichtstabel van zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes
Volgens de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto die van
ISOFIX-bevestigingen is voorzien.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter ( A t/m
G).
Tot 10 kg
(categorie 0)
Tot ca. 6 maanden Tot 10 kg
(categorie 0) Tot 13 kg
(categorie 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg
(groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg"Rug in de rijrichting" "Gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maat FG CD EC DA B1
Zitplaatsen achterin aan
de buitenkant van rij 2 met
afzonderlijke zitplaatsen in Rij 1
IUF IUF IUF
Kinderslot
Dit slot voorkomt dat de schuifdeur van binnenuit
kan worden geopend.
Page 69 of 196
67
Veiligheid
5Tot 10 kg
(categorie 0)
Tot ca. 6 maanden Tot 10 kg
(categorie 0) Tot 13 kg
(categorie 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg
(groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg"Rug in de rijrichting" "Gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maat FG CD EC DA B1
Zitplaatsen achterin aan
de buitenkant van rij 2 met
achterbank in Rij 1
IUF XIUF X IUF
IUF Zitplaats geschikt voor plaatsing van een universeel ISOFIX-kinderzitje. ISOFIX-kinderzitje voorzien van bovenste riem bevestigd aan de bovenste
ring van de zitplaatsen met ISOFIX in het voertuig.
X Zitplaats die niet geschikt is voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje van de aangegeven lengtecategorie.
Kinderslot
Dit slot voorkomt dat de schuifdeur van binnenuit
kan worden geopend.
► Druk op de knop op de rand van de zijdeur.
Page 70 of 196

68
Rijden
Rijadviezen
► Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
► Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
► Kies voor een soepele rijstijl, anticipeer
op situaties waarbij u moet remmen en houd
afstand van de auto's voor u, vooral bij slecht
weer.
► Voer handelingen die veel aandacht vergen
(bijvoorbeeld verstellen of afstellen) altijd bij
stilstaande auto uit.
► Bij lange ritten is het raadzaam om elke twee
uur pauze te nemen.
Belangrijk!
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte. Verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat bij winterse omstandigheden
(temperaturen onder -23 °C) de motor
gedurende 4 minuten stationair draaien
voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk voor de
goede werking en de levensduur van de
mechanische onderdelen van uw auto (de
motor en de transmissie).
Rijd nooit met aangetrokken
parkeerrem . Kans op oververhitting en
beschadiging van het remsysteem!
Parkeer de auto niet of laat de motor
niet draaien op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren,
papier enz.). Het uitlaatsysteem van uw auto
wordt erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enkele minuten warm.
Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten, trek dan
de handrem aan en zet de versnellingsbak in
de neutraalstand of in de stand N of P,
afhankelijk van het type versnellingsbak.
Laat nooit kinderen zonder toezicht in
de auto achter.
Voor een lange levensduur van uw auto en
voor uw eigen veiligheid is het raadzaam om de
volgende voorzorgsmaatregelen te nemen bij het
gebruik van de auto:
Manoeuvreer voorzichtig en met lage
snelheid
De afmetingen van deze auto, in de breedte,
hoogte en lengte, verschillen sterk van een
personenauto. Daardoor zijn bepaalde obstakels
lastig te zien. Rijd langzaam tijdens het manoeuvreren.
Controleer alvorens te draaien of er zich
halverwege de hoogte van de auto geen
obstakels bevinden naast de auto.
Controleer alvorens achteruit te rijden met
name of er zich geen hooggeplaatste obstakels
bevinden achter de auto.
Wees erop bedacht dat bijvoorbeeld ladders de
buitenmaten van de auto vergroten.
Laad de auto op de juiste wijze
Het gewicht van de lading en de auto mag
niet hoger zijn dan het maximaal toegestane
treingewicht.
Om te voorkomen dat de auto uit balans
raakt, moet de lading gecentreerd worden en
moet de zwaarste lading op de vloer vóór de
achterwielen, worden geplaatst.
Vervoer geen zware voorwerpen op een
imperiaal.
Ook mag de maximale belasting van de
verankeringspunten van de allesdragers niet
worden overschreden. Houd u aan de maximaal
toelaatbare belasting zoals die door het
CITROËN-netwerk is gespecificeerd.
De lading moet stevig zijn vastgezet.
Niet goed vastgezette lading in de auto kan de
wegligging negatief beïnvloeden en vergroot zo
de kans op een ongeval.
Als uw auto is voorzien van een laadbak, zorg
er dan voor dat de lading niet hoger of breder is
dan de auto zelf.
Rijd voorzichtig en efficiënt
Neem de bochten met lage snelheid.
Anticipeer op het remmen, want de remweg is
langer, met name op nat of glad wegdek.
Wees bedacht op zijwind.
Door milieuvriendelijk te rijden kunt u liters
brandstof besparen: accelereer geleidelijk,
anticipeer op het remmen en pas uw snelheid
aan de situatie aan.
Geef ruim van te voren richting aan zodat andere
weggebruikers hierop kunnen anticiperen.
Ga zorgvuldig om met de auto
De banden moeten minimaal de op de sticker
aangegeven spanning hebben; op lange ritten is
het raadzaam de bandenspanning met 0,2 - 0,3
bar te verhogen.
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Page 71 of 196

69
Rijden
6Rijd voorzichtig en efficiënt
Neem de bochten met lage snelheid.
Anticipeer op het remmen, want de remweg is
langer, met name op nat of glad wegdek.
Wees bedacht op zijwind.
Door milieuvriendelijk te rijden kunt u liters
brandstof besparen: accelereer geleidelijk,
anticipeer op het remmen en pas uw snelheid
aan de situatie aan.
Geef ruim van te voren richting aan zodat andere
weggebruikers hierop kunnen anticiperen.
Ga zorgvuldig om met de auto
De banden moeten minimaal de op de sticker
aangegeven spanning hebben; op lange ritten is
het raadzaam de bandenspanning met 0,2 - 0,3
bar te verhogen.
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
► controleer dat de diepte van het water
nergens meer is dan 15 cm en houd daarbij
rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers,
► schakel de functie Stop & Start uit,
► rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te
laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan
10 km/h,
► zet de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte achter u
hebt gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie
dat toelaat, meerdere keren licht af om de
remschijven en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij het trekken van een
aanhanger
Het rijden met een aanhanger heeft veel
invloed op het rijgedrag van de auto en
vergt daarom extra aandacht van de
bestuurder.
Houd u aan de maximale
aanhangergewichten.
Op hoogte: trek voor elke 1000 m hoogte
10% van het maximale aanhangergewicht af;
door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt.
Nieuwe auto: koppel geen aanhanger
achter de auto voordat deze een
kilometerstand van ten minste 1000 km heeft.
Als de buitentemperatuur hoog is, is het raadzaam de motor, als de auto stilstaat,
1 tot 2 minuten stationair te laten draaien om
de koeling te vergemakkelijken.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst
bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane
kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder
deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto
en de aanhanger en breng deze indien nodig op
de juiste waarde.
Verlichting
► Controleer de verlichting van de aanhanger
en de hoogteverstelling van de koplampen van
uw auto.
De parkeerhulp wordt automatisch
uitgeschakeld om een geluidssignaal te
Page 72 of 196

70
Rijden
vermijden als bij het aankoppelen van een
aanhanger een originele CITROËN-trekhaak
wordt gebruikt.
Tijdens het rijden
Koeling
Wanneer u op een helling rijdt en een aanhanger
sleept, stijgt de koelvloeistoftemperatuur. Het
maximale aanhangergewicht is afhankelijk van
het hellingspercentage en de buitentemperatuur.
Het koelvermogen van de ventilator neemt niet
toe met het motortoerental.
► Verlaag uw snelheid en het toerental om het
opwarmen te beperken.
Let altijd goed op de koelvloeistoftemperatuur.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met het
waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel
mogelijk en zet de motor uit.
Remsysteem
Met een aangekoppelde aanhanger heeft de
auto een langere remweg. Vermijd langdurig
gebruik van de remmen om te voorkomen dat de
remmen oververhit raken. Dan is het beter om
op de motor af te remmen.
Zijwind
Houd rekening met de verhoogde gevoeligheid
voor wind van uw auto.
Diefstalbeveiliging
Elektronische
startblokkering
De sleutels zijn voorzien van een chip voor de
elektronische startblokkering.
Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem van
de motor en wordt automatisch ingeschakeld
zodra de sleutel uit het contact wordt verwijderd.
Bij het aanzetten van het contact moet de
code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
Als de sleutel wordt herkend, gaat dit verklikkerlampje uit, wordt het contact
aangezet en kan de motor worden gestart.
Als de sleutel niet wordt herkend, kan de motor niet worden gestart. Start de auto
met een andere sleutel en laat de defecte
sleutel controleren door het
CITROËN-netwerk.
Noteer het sleutelnummer zorgvuldig.
Het CITROËN-netwerk kan dan bij
verlies snel voor een nieuwe sleutel zorgen
wanneer u dit nummer en de codekaart
meebrengt.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Speel niet met de knop van de
afstandsbediening, om te voorkomen dat de
portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Als zich in de buurt van de afstandsbediening
andere apparaten bevinden die in hetzelfde
frequentiegebied werken (mobiele telefoons,
alarmsystemen van gebouwen), kan de
werking van de afstandsbediening tijdelijk
verstoord worden.
De afstandsbediening werkt niet als de sleutel
in het contact zit, ook niet als het contact
is afgezet. Dit geldt niet voor het opnieuw
synchroniseren.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in noodgevallen de toegang tot het
interieur voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen
in de auto) de sleutel met afstandsbediening
mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor
korte duur.
Let er bij het aanschaffen van een
tweedehands auto op dat:
– u in het bezit bent van een codekaart,
– uw sleutels door het CITROËN-netwerk
in het elektronische geheugen worden
opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn
dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn
waarmee de auto kan worden gestart.
Codekaart
De codekaart wordt u bij aflevering van de auto
samen met de twee sleutels overhandigd.
Op deze kaart staat de identificatiecode
die het -netwerk nodig heeft bij CITROËN
werkzaamheden aan de elektronische
startblokkering. De code is afgedekt, verwijder
de film alleen als dit strikt noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een veilige plaats
buiten de auto.
Neem de codekaart mee wanneer u een
verre reis maakt en bewaar de kaart bij uw
persoonlijke documenten.