24
Toegang tot de auto
Overzicht van de belangrijkste functies van de sleutel
Type sleutelDe cabine ontgrendelenDe portieren vergrendelenDe achterdeuren vergrendelen
Basissleutel Draai linksom (bestuurderszijde).Draai rechtsom (bestuurderszijde).-
Sleutel met afstandsbediening
Signalering
Richtingaanwijzers 2 keer knipperen.1 keer knipperen.2 keer knipperen.
Controlelampje centrale
vergrendeling op het dashboard Uit.
Vast branden gedurende
ongeveer 3 seconden, daarna
knipperen. Knippert.
Wanneer u de sleutel in het slot van het bestuurdersportier gebruikt, wordt het alarm niet in-/uitgeschakeld.
Vergrendelen/
ontgrendelen van
binnenuit
Cabine en laadruimte
► Druk op deze toets om de portieren/deuren
en de laadruimte te vergrendelen/ontgrendelen.
De deuren kunnen altijd van binnenuit worden
geopend.
Als een van de portieren/deuren open is of niet goed is gesloten, dan werkt de
centrale vergrendeling niet.
Het controlelampje:
– brandt als de portieren en deuren zijn
vergrendeld en het contact is aangezet;
– knippert daarna wanneer de portieren en
deuren zijn vergrendeld, het voertuig stilstaat en
de motor is afgezet.
Deze toets werkt niet als het voertuig
vanaf de buitenkant is vergrendeld of
supervergrendeld (afhankelijk van
uitrustingsniveau, met de sleutel of
afstandsbediening).
Wanneer u rijdt met de portieren/deuren
gesloten, is het voor hulpdiensten in een
noodgeval lastig om in het voertuig te komen.
Laadruimte
► Druk op deze toets om de zijdeur en
achterdeuren vanuit de cabine te vergrendelen/
ontgrendelen.
Het controlelampje blijft branden bij
vergrendeling.
Carjackbeveiliging
Na het wegrijden worden de portieren van
de cabine en de deuren van de laadruimte
automatisch vergrendeld zodra sneller wordt
gereden dan 20 km/h.
Zolang er gedurende de rit geen portier wordt
geopend, blijven de portieren vergrendeld.
De functie inschakelen/
uitschakelen
De functie kan worden ingesteld met de
toets MODE: kies "AAN"of "UIT" in het
menu "Automatisch sluiten".
25
Toegang tot de auto
2Laadruimte
► Druk op deze toets om de zijdeur en
achterdeuren vanuit de cabine te vergrendelen/
ontgrendelen.
Het controlelampje blijft branden bij
vergrendeling.
Carjackbeveiliging
Na het wegrijden worden de portieren van
de cabine en de deuren van de laadruimte
automatisch vergrendeld zodra sneller wordt
gereden dan 20 km/h.
Zolang er gedurende de rit geen portier wordt
geopend, blijven de portieren vergrendeld.
De functie inschakelen/
uitschakelen
De functie kan worden ingesteld met de
toets MODE: kies "AAN"of "UIT" in het
menu "Automatisch sluiten".
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de configuratie van het
voertuig (MODE).
Voorportieren
► Gebruik de betreffende toets op de
afstandsbediening of gebruik de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier om te
ontgrendelen.
► Trek de hendel naar u toe.
Schuifdeur
Controleer of de rail op de vloer vrij is
van voorwerpen die het openen of sluiten
van de schuifdeur in de weg kunnen staan.
Openen
Van buitenaf
► Trek de hendel naar u toe en daarna naar
achteren.
Van binnenuit
178
Audio- en telematicasysteem op het touchscreen
– Sla het geselecteerde mobiele apparaat op in
de favorieten.
– Stel de parameters in.
– Apparaat toevoegen.
– Voeg een nieuw mobiel apparaat toe.
– Verbonden audio.
– Maak alleen verbinding met het mobiele
apparaat voor audio.
Radio-instelling
– DAB-meldingen.
– Activeer of deactiveer meldingen.
– Activeer of deactiveer de opties:
Alarm, Aankondiging evenement, Nieuws
aandelenmarkt, Nieuws, Programma-informatie,
Speciaal evenement, Sportberichten, Info over
openbaar vervoer. Alarmmeldingen, Weerbericht.
Instellingen herstellen
Herstel de standaardinstellingen van het scherm,
de klok, het geluid en de radio.
Persoonsgegevens verwijderen
Verwijder persoonsgegevens, Bluetooth
®-
apparaten en vooraf ingestelde instellingen.
Gesproken commando's
Informatie - het systeem
gebruiken
U kunt het systeem in plaats van met de
toetsen van het scherm ook bedienen via
gesproken commando's.
Toont de klok.
Kompas
Toont de richting waarin u rijdt.
Traject
– Huidige informatie, Traject A, Traject B.
Toont de boordcomputer.
Houd de toets "Traject A" of "Traject B" ingedrukt
om de gegevens van het betreffende traject te
resetten.
Configuratie
Druk op deze toets om het menu
Instellingen weer te geven:
Display (Weergave)
– Brightness (Helderheid).
– Stel de lichtsterkte van het scherm in.
– Display mode (Weergavemodus).
– Stel de weergavemodus in.
– Language (Taal).
– Kies de taal voor het display.
– Unit of measurement (Maateenheid).
– Stel de meeteenheden voor het verbruik,
afstand en temperatuur in.
– Touch screen beep (Pieptoon touchscreen).
– Activeer of deactiveer het geluidssignaal
wanneer er een toets op het scherm wordt
aangeraakt.
– Display Trip B (Weergave traject B).
– Geef Traject B op het scherm voor de
bestuurder weer.
Voice commands (Gesproken commando's) –
Voice response time (Reactietijd systeem
gesproken commando's).
– Stel de lengte van de reactie van het
spraaksysteem in.
– Display list of commands (Een lijst met
commando's weergeven).
– Geef suggesties voor verschillende opties
weer tijdens een spraaksessie.
Clock and Date (Tijd en datum)
– Time setting and format (Tijd en formaat
instellen).
– De tijd instellen.
– Display time mode (Tijd weergeven).
– Activeer of deactiveer de weergave van de
digitale klok op de statusbalk.
– Synchro time (Tijd synchroniseren).
– Activeer of deactiveer de automatische
tijdweergave.
– Date setting (Datum instellen).
– De datum instellen.
Safety/Assistance (Veiligheid/Assistentie)
– Reversing camera (Achteruitrijcamera).
– Toont de achteruitrijcamera in de
achteruitversnelling.
– Camera delay (Vertraging camera).
– Laat het beeld van de achteruitrijcamera
maximaal 10 seconden of tot een snelheid van
18 km/u zien.
Lighting (Verlichting)
– Daytime running lamps (Dagrijverlichting).
– Activeer of deactiveer de automatische
verlichting van de koplampen bij het starten.
Doors & locking (Portieren en vergrendeling) –
Autoclose (Automatisch sluiten).
– Activeer of deactiveer het automatisch
vergrendelen van de portieren wanneer het
voertuig rijdt.
Audio
– Equalizer.
– Stel de lage, middelhoge en hoge tonen in.
– Balance/Fade (Balans/fader).
– Stel de balans van de luidsprekers voor en
achter, en links en rechts in.
– Druk op de toets in het midden van de pijlen
voor een evenwichtige instelling.
– Volume/Speed (Volume/Snelheid).
– Selecteer de gewenste parameter; de optie
wordt gemarkeerd weergegeven.
– Volume.
– Optimaliseer de kwaliteit van de audio bij laag
volume.
– Automatic radio (Automatische radio).
– Stel de radio in bij het opstarten of gebruik de
laatste instelling toen de contactsleutel in STOP
werd gezet.
– Radio switch-off delay (Vertraging
uitschakeling radio).
– Stel de parameter in.
– AUX vol. Setting (Volume-instelling AUX).
– Stel de parameters in.
Telephone (Telefoon)/Bluetooth
®
– Connected tels (Verbonden telefoons).
– Start de Bluetooth®-verbinding van het
geselecteerde mobiele apparaat.
– Verwijder het geselecteerde apparaat.