6
Instrumentenpaneel
Instrumentenpaneel
1.Snelheidsmeter (km/u of mijl/u)
2. Display
3. Brandstofniveaumeter
4. Koelvloeistoftemperatuur
5. Toerenteller (rpm x 1.000)
Displayscherm niveau 1
In het onderste deel:
– Tijd
– Buitentemperatuur
– Afgelegd aantal mijl / kilometer
– Boordcomputer (actieradius, verbruik etc.)
– Hoogte van de koplampen
– Geprogrammeerde waarschuwing bij te hoog
toerental
– Snelheidsbegrenzer of -regelaar – Schakelindicator
– Stop & Start.
In het bovenste deel:
– Datum
– Onderhoudsindicator
– Waarschuwingsmeldingen
– Meldingen over de status van functies
– Configuratie van het voertuig.
Displayscherm niveau 2
Links:
– Tijd
– Buitentemperatuur
– Waarschuwings- of statuslampjes
– Snelheidsbegrenzer of -regelaar.
Rechts:
– Datum
– Onderhoudsindicator
– Boordcomputer (actieradius, verbruik etc.)
– Waarschuwingsmeldingen
– Meldingen over de status van functies
– Configuratie van het voertuig
– Hoogte van de koplampen
– Afgelegd aantal mijl / kilometer
Lichtsterkte van de
dashboardverlichting
De lichtsterkte van de
dashboardverlichting kan worden
aangepast met de toets MODE, met de
parkeerlichten aan.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de configuratie van het
voertuig (MODE).
Waarschuwings- en
verklikkerlampjes
De waarschuwings- en verklikkerlampjes
(weergegeven als symbolen) informeren
de bestuurder over een storing
(waarschuwingslampjes) of de werking van
een systeem (verklikkerlampjes ingeschakelde
of uitgeschakelde functie). Bepaalde lampjes
kunnen op twee manieren (permanent of
knipperend) en/of in verschillende kleuren
branden.
Bijbehorende waarschuwingen
Een lampje kan branden in combinatie met een
geluidssignaal en/of een melding op het display.
Door de weergegeven waarschuwingen te
relateren aan de werkingstoestand van de
auto kan worden bepaald of er sprake is van
een normale situatie of van een storing; zie
de beschrijving van ieder lampje voor meer
informatie.
19
Instrumentenpaneel
1Audio- en telematicasysteem op het
touchscreen
Met het bedieningspaneel voor het
audiosysteem op het midden van het dashboard
kunnen menu's worden geopend om bepaalde
uitrusting aan te passen.
De bijbehorende informatie wordt op het display
op het touchscreen weergegeven.
De informatie is beschikbaar in 9 talen: Duits,
Engels, Spaans, Frans, Italiaans, Nederlands,
Pools, Portugees en Turks.
Vanwege de veiligheid kunnen sommige menu's
alleen worden geopend als het contact is
uitgeschakeld.
Biedt toegang tot het menu "Settings"
(Instellingen).
Hiermee kunt u omhoog in een menu
bladeren of een waarde verhogen.
Hiermee kunt u omlaag in een menu
bladeren of een waarde verlagen.
Menu "Instellingen"
1. "Weergave"
2. "Gesproken commando's"
3. "Tijd en datum"
4. "Veiligheid/Assistentie"
5. "Verlichting"
6. "Portieren & vergrendeling"
7. "Audio"
8. "Telefoon/Bluetooth"
9. "Radio-instelling"
10. "Herstel instellingen" om de
fabrieksinstellingen te herstellen.
11 . "Delete pers. data" (persoonsgegevens
wissen) om al uw persoonlijke gegevens
met betrekking tot de Bluetooth-apparatuur
uit het audiosysteem te wissen.
Zie de betreffende hoofdstukken voor
meer informatie over de audio, telefoon,
radio en navigatie.
De instellingen in de submenu's 4, 5 en 6
zijn afhankelijk van de uitrusting in het
voertuig.
In het submenu "Display" (Display) kunt u het
volgende doen: –
"Languages" (Talen) selecteren en een van de
hierboven genoemde talen kiezen,
– "Unit of Measurement" (Maateenheid)
selecteren en het verbruik (mijl/gallon, l/100 km),
afstanden (mijl, km) en temperatuur (°F, °C)
instellen,
– "Trip B display" (Weergave traject B)
selecteren om traject B van de boordcomputer in
of uit te schakelen (aan, uit).
In het submenu "Safety/Assistance" (Veiligheid/
Assistentie) kunt u het volgende doen:
– "Parkview Camera" (Parkview-camera)
en daarna de "Reversing camera"
(Achteruitrijcamera) selecteren om deze in of uit
te schakelen (On, Off),
– "Parkview camera" (Parkview-camera), daarna
"Vertraging camera" (Camera delay) selecteren
om het display 10 seconden vast te houden of
tot 18 km/u in of uit te schakelen) (aan, uit),
– "Traffic Sign" (Verkeersbord) selecteren om
deze in of uit te schakelen (aan, uit),
– "Passenger airbag" (Passagiersairbag)
selecteren om deze in of uit te schakelen (aan,
uit).
In het submenu "Lights" (Verlichting) kunt u het
volgende doen:
– "Daytime running lamps" (Dagrijverlichting)
selecteren om deze in of uit te schakelen (aan,
uit),
– "Auto. main beam headlamps" (Automatisch
groot licht) om deze functie in of uit te schakelen
(aan, uit),
22
Toegang tot de auto
Legenda
Met de sleutel kunt u de sloten van de auto
vergrendelen en ontgrendelen, de tankdop
openen en sluiten en de motor starten en
afzetten.
Afstandsbediening met 2 knoppen
Centrale ontgrendeling
Druk op deze knop om gelijktijdig alle
portieren en deuren van de auto te
ontgrendelen.
De plafonnier gaat kort branden en de
richtingaanwijzers knipperen twee keer.
Als u op deze knop drukt, wordt het alarm (indien
aanwezig) uitgeschakeld.
Het verklikkerlampje van de knop van de
centrale vergrendeling op het dashboard gaat
uit.
Centrale vergrendeling
Wanneer u op deze knop drukt, kunt u
alle portieren/deuren van het voertuig
tegelijkertijd vergrendelen.
Als een van de portieren/deuren open is of
niet goed is gesloten, dan werkt de centrale
vergrendeling niet.
De richtingaanwijzers knipperen één keer.
Als uw voertuig met een alarm is uitgerust, dan
kunt u het alarm inschakelen door op deze knop
te drukken.
Het controlelampje van de centrale vergrendeling
gaat branden en daarna knipperen.
Afstandsbediening met 3 knoppen
Ontgrendelen van de cabine
Druk op deze knop om de cabine van uw
auto te ontgrendelen.
De plafonnier gaat kort branden en de
richtingaanwijzers knipperen twee keer.
Het verklikkerlampje van de knop van de
centrale vergrendeling op het dashboard gaat
uit.
Ontgrendelen van de
laadruimte
Druk op deze knop om de schuifdeur en
de achterdeuren van de laadruimte te
ontgrendelen.
De richtingaanwijzers knipperen twee keer.
Als u op deze knop drukt, wordt het alarm (indien
aanwezig) uitgeschakeld.
Centrale vergrendeling
Wanneer u op de knop drukt, kunt u alle
portieren/deuren van uw voertuig, cabine
en laadruimte vergrendelen.
Als een van de portieren/deuren open is of
niet goed is gesloten, dan werkt de centrale
vergrendeling niet.
De richtingaanwijzers knipperen één keer.
Als uw voertuig met een alarm is uitgerust, dan
kunt u het alarm inschakelen door op deze knop
te drukken.
Het controlelampje van de centrale vergrendeling
gaat branden en daarna knipperen.
De sleutel in-/uitklappen
► Druk op deze knop om de sleutel uit of
in te klappen.
Wanneer u deze knop niet indrukt, kan
de afstandsbediening beschadigd raken.
24
Toegang tot de auto
Overzicht van de belangrijkste functies van de sleutel
Type sleutelDe cabine ontgrendelenDe portieren vergrendelenDe achterdeuren vergrendelen
Basissleutel Draai linksom (bestuurderszijde).Draai rechtsom (bestuurderszijde).-
Sleutel met afstandsbediening
Signalering
Richtingaanwijzers 2 keer knipperen.1 keer knipperen.2 keer knipperen.
Controlelampje centrale
vergrendeling op het dashboard Uit.
Vast branden gedurende
ongeveer 3 seconden, daarna
knipperen. Knippert.
Wanneer u de sleutel in het slot van het bestuurdersportier gebruikt, wordt het alarm niet in-/uitgeschakeld.
Vergrendelen/
ontgrendelen van
binnenuit
Cabine en laadruimte
► Druk op deze toets om de portieren/deuren
en de laadruimte te vergrendelen/ontgrendelen.
De deuren kunnen altijd van binnenuit worden
geopend.
Als een van de portieren/deuren open is of niet goed is gesloten, dan werkt de
centrale vergrendeling niet.
Het controlelampje:
– brandt als de portieren en deuren zijn
vergrendeld en het contact is aangezet;
– knippert daarna wanneer de portieren en
deuren zijn vergrendeld, het voertuig stilstaat en
de motor is afgezet.
Deze toets werkt niet als het voertuig
vanaf de buitenkant is vergrendeld of
supervergrendeld (afhankelijk van
uitrustingsniveau, met de sleutel of
afstandsbediening).
Wanneer u rijdt met de portieren/deuren
gesloten, is het voor hulpdiensten in een
noodgeval lastig om in het voertuig te komen.
Laadruimte
► Druk op deze toets om de zijdeur en
achterdeuren vanuit de cabine te vergrendelen/
ontgrendelen.
Het controlelampje blijft branden bij
vergrendeling.
Carjackbeveiliging
Na het wegrijden worden de portieren van
de cabine en de deuren van de laadruimte
automatisch vergrendeld zodra sneller wordt
gereden dan 20 km/h.
Zolang er gedurende de rit geen portier wordt
geopend, blijven de portieren vergrendeld.
De functie inschakelen/
uitschakelen
De functie kan worden ingesteld met de
toets MODE: kies "AAN"of "UIT" in het
menu "Automatisch sluiten".
34
Ergonomie en comfort
Temperatuur
► Draai de knop (2) om de temperatuur naar
wens tussen blauw (koel) en rood (warm) naar
wens in te stellen.
Luchtstroom
► Zet de knop (3) in de gewenste stand zodat
er voldoende lucht stroomt om het interieur
comfortabel te houden.
Als de knop voor de luchtstroom in de stand 0 staat (systeem uitgeschakeld),
wordt het thermisch comfort niet meer
geregeld. Door de rijwind stroomt er nog wel
wat lucht in de auto.
Luchtverdeling
Draai de knop in de gewenste stand om de
luchtstroom te verdelen naar:
de zijventilatieroosters en de middelste
ventilatieroosters,
de zijventilatieroosters, de middelste
ventilatieroosters en de beenruimte,
de voetenruimte,
de voorruit, de beenruimte en de zijruiten,
de voorruit en de zijruiten.
y '