11
Instrumentenpaneel
1
Na enkele seconden schakelt het display weer
over naar de normale weergave.
Motoroliekwaliteit
Dit verklikkerlampje knippert bij het
starten van de motor en er verschijnt,
volgens uitvoering, een melding op het
instrumentenpaneel: het systeem heeft een
verslechtering van de kwaliteit van de motorolie
gedetecteerd. De motorolie moet zo snel
mogelijk worden ververst.
Dit tweede verklikkerlampje gaat samen
met het eerste verklikkerlampje branden
als de olie niet is ververst en de kwaliteit van de
olie een nieuwe grenswaarde heeft
overschreden. Als dit verklikkerlampje met
regelmatige intervallen gaat branden, vul dan zo
snel mogelijk motorolie bij.
Voor de 3,0 l HDi-motoren zal het
toerental beperkt worden tot 3000 t/min
en vervolgens tot 1500 t/min zolang de olie
niet is ververst. Laat de motorolie verversen
om te voorkomen dat er schade aan de motor
ontstaat.
De onderhoudsindicator
resetten
In een bevoegde werkplaats met
diagnosegereedschap kan het permanent
knipperen van het waarschuwingslampje na elke
servicebeurt worden uitgeschakeld.
Als u zelf onderhoud aan het voertuig uitvoert,
reset de onderhoudsindicator dan als volgt.
► Steek de sleutel in het contactslot.
► Draai deze in de stand MAR - ON.
► Druk tegelijkertijd het rem- en
koppelingspedaal langer dan 15 seconden in.
Zie de controlelijst in het
onderhoudsschema van de fabrikant die
bij aflevering van het voertuig wordt
meegeleverd.
Herinnering
onderhoudsinformatie
Druk kort op de toets MODE voor toegang
tot de onderhoudsindicaties.
Gebruik de pijlen omhoog/omlaag om de
service-intervallen en de kwaliteit van de
motorolie te bekijken.
Wanneer u nog een keer op de toets MODE
drukt, gaat u terug naar de verschillende menu's
op het display.
Als u lang op de toets drukt, gaat u terug naar
het beginscherm.
Menu... Select... Hiermee
kunt u ...
Service Service
(km/mijl tot
onderhouds -
beurt) Het reste-
rende aantal
kilometer /
mijl tot de
volgende
onder -
houdsbeurt
weergeven.
Olie verver-
sen (km/
mijlen tot olie
verversen) Het reste-
rende aantal
mijl / kilo-
meter tot de
volgende
keer olie ver -
versen weer -
gegeven.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de configuratie van het
voertuig (MODE).
11 7
In geval van pech
8
► Monteer het reservewiel door de 2
gaten (M) uit de lijnen met de 2 bijbehorende
assen N.
► Draai de bouten met de hand vast.
Schroef de bouten in deze volgorde aan.
► Draai ze vast met de wielsleutel ( D) en
wielstang ( B).
► Zet het voertuig omlaag met de wielsleutel
(D) en wielstang ( B), en verwijder dan de krik.
► Draai de bouten weer vast met de wielsleutel
(D) en wielstang ( B).
Laat het aanhaalmoment van de
wielbouten en de bandenspanning van
het reservewiel zo snel mogelijk door een
dealer van de fabrikant of een gekwalificeerde
werkplaats controleren.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en verwissel hem met het
reservewiel.
Controleer als uw voertuig is uitgerust
met een
bandenspanningscontrolesysteem de
bandenspanning en reset het systeem.
5 - Berg het wiel met de
lekke band op
U moet het wiel met de lekke band of het
reservewiel onder het voertuig terugplaatsen om
het liersysteem te blokkeren.
Controleer of het goed in de ruimte onder
de vloer is bevestigd.
Wanneer het wiel niet goed is geplaatst, kan
de veiligheid in gevaar komen.
► Plaats het wiel aan de achterkant van het
voertuig.
Bij stalen velgen:
► Hang de steun ( I) aan het buitenste deel.
► Schroef de hendel ( H) om de beugel en de
stalen velg vast te zetten.
Bij lichtmetalen velgen:
178
Audio- en telematicasysteem op het touchscreen
– Sla het geselecteerde mobiele apparaat op in
de favorieten.
– Stel de parameters in.
– Apparaat toevoegen.
– Voeg een nieuw mobiel apparaat toe.
– Verbonden audio.
– Maak alleen verbinding met het mobiele
apparaat voor audio.
Radio-instelling
– DAB-meldingen.
– Activeer of deactiveer meldingen.
– Activeer of deactiveer de opties:
Alarm, Aankondiging evenement, Nieuws
aandelenmarkt, Nieuws, Programma-informatie,
Speciaal evenement, Sportberichten, Info over
openbaar vervoer. Alarmmeldingen, Weerbericht.
Instellingen herstellen
Herstel de standaardinstellingen van het scherm,
de klok, het geluid en de radio.
Persoonsgegevens verwijderen
Verwijder persoonsgegevens, Bluetooth
®-
apparaten en vooraf ingestelde instellingen.
Gesproken commando's
Informatie - het systeem
gebruiken
U kunt het systeem in plaats van met de
toetsen van het scherm ook bedienen via
gesproken commando's.
Toont de klok.
Kompas
Toont de richting waarin u rijdt.
Traject
– Huidige informatie, Traject A, Traject B.
Toont de boordcomputer.
Houd de toets "Traject A" of "Traject B" ingedrukt
om de gegevens van het betreffende traject te
resetten.
Configuratie
Druk op deze toets om het menu
Instellingen weer te geven:
Display (Weergave)
– Brightness (Helderheid).
– Stel de lichtsterkte van het scherm in.
– Display mode (Weergavemodus).
– Stel de weergavemodus in.
– Language (Taal).
– Kies de taal voor het display.
– Unit of measurement (Maateenheid).
– Stel de meeteenheden voor het verbruik,
afstand en temperatuur in.
– Touch screen beep (Pieptoon touchscreen).
– Activeer of deactiveer het geluidssignaal
wanneer er een toets op het scherm wordt
aangeraakt.
– Display Trip B (Weergave traject B).
– Geef Traject B op het scherm voor de
bestuurder weer.
Voice commands (Gesproken commando's) –
Voice response time (Reactietijd systeem
gesproken commando's).
– Stel de lengte van de reactie van het
spraaksysteem in.
– Display list of commands (Een lijst met
commando's weergeven).
– Geef suggesties voor verschillende opties
weer tijdens een spraaksessie.
Clock and Date (Tijd en datum)
– Time setting and format (Tijd en formaat
instellen).
– De tijd instellen.
– Display time mode (Tijd weergeven).
– Activeer of deactiveer de weergave van de
digitale klok op de statusbalk.
– Synchro time (Tijd synchroniseren).
– Activeer of deactiveer de automatische
tijdweergave.
– Date setting (Datum instellen).
– De datum instellen.
Safety/Assistance (Veiligheid/Assistentie)
– Reversing camera (Achteruitrijcamera).
– Toont de achteruitrijcamera in de
achteruitversnelling.
– Camera delay (Vertraging camera).
– Laat het beeld van de achteruitrijcamera
maximaal 10 seconden of tot een snelheid van
18 km/u zien.
Lighting (Verlichting)
– Daytime running lamps (Dagrijverlichting).
– Activeer of deactiveer de automatische
verlichting van de koplampen bij het starten.
Doors & locking (Portieren en vergrendeling) –
Autoclose (Automatisch sluiten).
– Activeer of deactiveer het automatisch
vergrendelen van de portieren wanneer het
voertuig rijdt.
Audio
– Equalizer.
– Stel de lage, middelhoge en hoge tonen in.
– Balance/Fade (Balans/fader).
– Stel de balans van de luidsprekers voor en
achter, en links en rechts in.
– Druk op de toets in het midden van de pijlen
voor een evenwichtige instelling.
– Volume/Speed (Volume/Snelheid).
– Selecteer de gewenste parameter; de optie
wordt gemarkeerd weergegeven.
– Volume.
– Optimaliseer de kwaliteit van de audio bij laag
volume.
– Automatic radio (Automatische radio).
– Stel de radio in bij het opstarten of gebruik de
laatste instelling toen de contactsleutel in STOP
werd gezet.
– Radio switch-off delay (Vertraging
uitschakeling radio).
– Stel de parameter in.
– AUX vol. Setting (Volume-instelling AUX).
– Stel de parameters in.
Telephone (Telefoon)/Bluetooth
®
– Connected tels (Verbonden telefoons).
– Start de Bluetooth®-verbinding van het
geselecteerde mobiele apparaat.
– Verwijder het geselecteerde apparaat.
188
Trefwoordenregister
Lichtschakelaar 49
Lichtsignaal 49
Luchtfilter 105
Luchtfilter (vervangen) 105
M
Matten 79
Menu 13, 169–170, 173, 175, 178
Menu's (audio) 169–170
Menustructuren
display 169–170, 173, 175, 178
Middenconsole 4
Milieu 5
Mistachterlicht 49
Mistlampen vóór 49
Motoren 132
Motorkap 101
Motorolie 103–104
Motorolieniveaumeter 10–11
N
Niveau AdBlue® 105
Niveau koelvloeistof ~
Koelvloeistofniveau 12, 104
Niveau remvloeistof ~
Remvloeistofniveau 104
Niveaus 103–104
Niveaus controleren 102–104
Niveaus en controles 102–104
Niveau stuurbekrachtigingsvloeistof ~
Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau 104
Noodremassistentie ~ Brake Assist
System (BAS) 55, 92
Nulstelling onderhoudsindicator ~
Onderhoudsintervalindicator resetten 10–11
O
Oliefilter 105
Oliefilter (vervangen) 105
Olieniveau 103
Oliepeilstok 103
Olieverbruik 103
Onder de motorkap ~ Motorruimte 102
Onderhoudscontroles 10–11, 105
Onderhoudsindicator ~
Onderhoudsintervalindicator 10–11
Opbergvak boven voorruit 41–44
Opbergvakken 41–43
Openen motorkap ~ Motorkap, openen 101
Overzicht motoren ~ Motorenoverzicht 132
P
Parkeerhulpsystemen (algemene
adviezen) 78
Parkeerlichten 49
Plafonnier achter 46
Plafonniers 46
Plafonnier voor 41–43, 45
Pyrotechnische gordelspanners 59
R
Radar (waarschuwingen) 79
Radio 160, 169, 171
Radiozender 160, 169
Regelmatige controles ~ Controles 105–106
Regelmatig onderhoud 79, 105
Regeneratie roetfilter 105–106
Remblokken 106
Remmen 106
Remschijven 106
Remvloeistof 103–104
Reservewiel 107, 112–113, 115–117
Richtingaanwijzers 49
Rijadviezen 5, 68–69
Rijden 68–69
Rijhulpcamera (waarschuwingen) 79
Rijhulpsystemen (algemene adviezen) 78
Roetfilter 105–106
Ruitbediening 28
Ruitensproeiervloeistof 103–104
Ruitenwissers 52
Ruitenwisserschakelaar 52