86
Rijden
De functie in-/uitschakelen
► Druk het rem- of koppelingspedaal in of draai
de ring in de stand OFF; het controlelampje gaat
uit.
Wanneer de dynamische stabiliteitsregeling
actief is, wordt de snelheidsregelaar tijdelijk
uitgeschakeld.
Herstellen - RES
Als u de geprogrammeerde snelheid van het
voertuig wilt herstellen (bijvoorbeeld nadat u het
rem- of koppelingspedaal hebt ingedrukt):
► Ga geleidelijk terug naar de gekozen
snelheid en druk op de toets 3.
Het controlelampje gaat branden; de
werking van de snelheidsregelaar is
hersteld.
Ingestelde snelheid wissen
De ingestelde snelheden worden uit het
geheugen gewist als het contact wordt afgezet.
Storing
Bij een storing stopt de functie met
werken en gaat het controlelampje uit.
Laat het systeem controleren door een
CITROËN-dealer of gekwalificeerde werkplaats.
Lane Departure Warning
System
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem registreert wanneer de
bestuurder onbedoeld een rijstrookmarkering
(doorgetrokken of onderbroken streep)
overschrijdt.
Bovenaan de voorruit is in het midden een
camera geplaatst; deze camera houdt de weg in
de gaten en ziet rijstrookmarkeringslijnen en de
positie van het voertuig ten opzichte van deze
lijnen.
Bij een rijsnelheid hoger dan 60 km/u wordt er
een alarm gegeven als het voertuig van zijn
rijrichting afwijkt.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
autowegen.
Wanneer de voorruit is beschadigd, raden
wij u aan om contact op te nemen met een CITROËN-dealer of gekwalificeerde werkplaats
om de camera eventueel te laten vervangen en/
of kalibreren.
Werking
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld als
de auto wordt gestart.
Deze twee verklikkerlampjes op
het instrumentenpaneel gaan
branden om aan te geven dat het systeem
controleert of aan de werkingsvoorwaarden
wordt voldaan.
Als aan de voorwaarden wordt voldaan, gaan
deze twee verklikkerlampjes uit. Het systeem is
dan geactiveerd.
Als niet meer aan de werkingsvoorwaarden
wordt voldaan, blijft het systeem wel
ingeschakeld maar is het niet meer actief. Dit
wordt aangegeven door het blijven branden
van deze twee verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel.
Werkingsvoorwaarden
Als het systeem is ingeschakeld, is het
systeem uitsluitend actief als aan de volgende
werkingsvoorwaarden wordt voldaan:
– De auto rijdt vooruit.
– Er is geen enkele storing in de auto
gesignaleerd.
– De auto rijdt met een snelheid van minimaal
60 km/h.
– De rijstrookmarkering is goed zichtbaar.
– Het zicht is helder.
– De weg is recht (of maakt een flauwe bocht).
– Het zichtveld is voldoende vrij van obstakels
(er wordt voldoende afstand tot de voorligger
gehouden).
– Als de rijstrookmarkering wordt overschreden
(bijvoorbeeld bij het uitvoegen), mag de
richtingaanwijzer voor de richting waarin de
rijstrook wordt verlaten (rechts of links) niet zijn
ingeschakeld.
– De rijrichting van de auto komt overeen met
het verloop van de rijstrook.
Uitschakelen/inschakelen
► Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen.
Als de functie is uitgeschakeld, gaat het lampje
in de toets branden.
Als de functie weer wordt ingeschakeld,
blijven de twee controlelampjes op het
instrumentenpaneel branden totdat de rijsnelheid
60 km/u is.
De status van de functie blijft opgeslagen in het
geheugen nadat het contact is afgezet.
130
In geval van pech
Uw voertuig slepen
Het afneembare sleepoog bevindt zich in de
gereedschapskist onder de passagiersstoel voor.
► Haal de afdekking los met een plat
gereedschap.
► Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
Laad de accu uitsluitend op in een goed
geventileerde ruimte, ver van open vuur
of andere bronnen van vonken, om elk risico
van brand- of explosiegevaar uit te sluiten.
Probeer een bevroren accu niet op te laden;
deze moet eerst worden ontdooid om de
kans op explosies te vermijden. Als de accu
is bevroren voordat u deze oplaadt, laat de
accu dan nakijken door een specialist; deze
controleert of de componenten binnenin niet
zijn beschadigd en er geen barsten in de
behuizing zitten, omdat de kans op lekkage
van het giftige en corroderende zuur bestaat.
Laad de accu langzaam ongeveer maximaal
24 uur bij een lage stroomsterkte op om
schade aan de accu te voorkomen.
Deze sticker hoort bij het Stop &
Start-systeem en geeft aan dat er een
speciale 12 V-loodaccu is gebruikt die alleen
door een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats mag worden
losgekoppeld en/of vervangen.
Wanneer een CITROËN-dealer of
gekwalificeerde werkplaats de accu heeft
teruggeplaatst, werkt het Stop &
Start-systeem pas weer als het voertuig
langere tijd achter elkaar heeft stilgestaan;
hoe lang dit duurt, is afhankelijk van
temperatuur en de laadtoestand van de accu
(kan tot ongeveer 8 uur duren).
Slepen
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Controleer of het gewicht van de trekkende
auto hoger is dan van de auto die wordt
gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van de
gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon
moet beschikken over een geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de
grond altijd een goedgekeurde sleepstang;
kabels, touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met
uitgeschakelde motor, werken ook de rem- en
stuurbekrachtiging niet.
Neem contact op met een
professioneel bergingsbedrijf:
– Als de auto is gestrand op de autosnelweg
of autoweg.
– Als het niet mogelijk is de versnellingsbak
in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te
ontgrendelen of de parkeerrem vrij te zetten.
– Als het bij een auto met automatische
transmissie niet mogelijk is om deze te slepen
met draaiende motor.
– Bij het slepen met slechts twee wielen op
de grond.
– Bij auto's met vierwielaandrijving.
– Bij het ontbreken van een goedgekeurde
sleepstang.