Page 25 of 196

23
Toegang tot de auto
2Centrale vergrendeling
Wanneer u op de knop drukt, kunt u alle
portieren/deuren van uw voertuig, cabine
en laadruimte vergrendelen.
Als een van de portieren/deuren open is of
niet goed is gesloten, dan werkt de centrale
vergrendeling niet.
De richtingaanwijzers knipperen één keer.
Als uw voertuig met een alarm is uitgerust, dan
kunt u het alarm inschakelen door op deze knop
te drukken.
Het controlelampje van de centrale vergrendeling
gaat branden en daarna knipperen.
De sleutel in-/uitklappen
► Druk op deze knop om de sleutel uit of
in te klappen.
Wanneer u deze knop niet indrukt, kan
de afstandsbediening beschadigd raken.
Supervergrendeling
Druk twee keer achter elkaar op deze
knop om de supervergrendeling in te
schakelen.
Het is dan niet mogelijk de portieren en deuren
van binnenuit of buitenaf te openen.
De richtingaanwijzers knipperen drie keer.
Schakel nooit de supervergrendeling in
als er zich iemand in de auto bevindt.
De batterij vervangen
Referentie: CR 2032/3 volt.
► Druk op de knop om de sleutel uit te klappen.
► Draai de schroef ( 1) met een kleine
schroevendraaier van het gesloten naar het
open hangslot.
► Wrik met de schroevendraaier om de
batterijhouder ( 2) eruit te halen.
► Verwijder de eenheid; vervang de batterij ( 3)
en let daarbij op de polariteit.
► Sluit de batterijhouder ( 2) in de sleutel weer
en vergrendel deze door de schroef ( 1) te
draaien.
Wanneer er geen voorgeschreven batterij
wordt gebruikt, kan de afstandsbediening
beschadigd raken.
Gebruik uitsluitend identieke batterijen of
batterijen met gelijkwaardige eigenschappen
als die van de batterijen die door de
CITROËN-dealer worden voorgeschreven.
Lever gebruikte batterijen in bij een
inzamelpunt.
Page 26 of 196

24
Toegang tot de auto
Overzicht van de belangrijkste functies van de sleutel
Type sleutelDe cabine ontgrendelenDe portieren vergrendelenDe achterdeuren vergrendelen
Basissleutel Draai linksom (bestuurderszijde).Draai rechtsom (bestuurderszijde).-
Sleutel met afstandsbediening
Signalering
Richtingaanwijzers 2 keer knipperen.1 keer knipperen.2 keer knipperen.
Controlelampje centrale
vergrendeling op het dashboard Uit.
Vast branden gedurende
ongeveer 3 seconden, daarna
knipperen. Knippert.
Wanneer u de sleutel in het slot van het bestuurdersportier gebruikt, wordt het alarm niet in-/uitgeschakeld.
Vergrendelen/
ontgrendelen van
binnenuit
Cabine en laadruimte
► Druk op deze toets om de portieren/deuren
en de laadruimte te vergrendelen/ontgrendelen.
De deuren kunnen altijd van binnenuit worden
geopend.
Als een van de portieren/deuren open is of niet goed is gesloten, dan werkt de
centrale vergrendeling niet.
Het controlelampje:
– brandt als de portieren en deuren zijn
vergrendeld en het contact is aangezet;
– knippert daarna wanneer de portieren en
deuren zijn vergrendeld, het voertuig stilstaat en
de motor is afgezet.
Deze toets werkt niet als het voertuig
vanaf de buitenkant is vergrendeld of
supervergrendeld (afhankelijk van
uitrustingsniveau, met de sleutel of
afstandsbediening).
Wanneer u rijdt met de portieren/deuren
gesloten, is het voor hulpdiensten in een
noodgeval lastig om in het voertuig te komen.
Laadruimte
► Druk op deze toets om de zijdeur en
achterdeuren vanuit de cabine te vergrendelen/
ontgrendelen.
Het controlelampje blijft branden bij
vergrendeling.
Carjackbeveiliging
Na het wegrijden worden de portieren van
de cabine en de deuren van de laadruimte
automatisch vergrendeld zodra sneller wordt
gereden dan 20 km/h.
Zolang er gedurende de rit geen portier wordt
geopend, blijven de portieren vergrendeld.
De functie inschakelen/
uitschakelen
De functie kan worden ingesteld met de
toets MODE: kies "AAN"of "UIT" in het
menu "Automatisch sluiten".
Page 27 of 196

25
Toegang tot de auto
2Laadruimte
► Druk op deze toets om de zijdeur en
achterdeuren vanuit de cabine te vergrendelen/
ontgrendelen.
Het controlelampje blijft branden bij
vergrendeling.
Carjackbeveiliging
Na het wegrijden worden de portieren van
de cabine en de deuren van de laadruimte
automatisch vergrendeld zodra sneller wordt
gereden dan 20 km/h.
Zolang er gedurende de rit geen portier wordt
geopend, blijven de portieren vergrendeld.
De functie inschakelen/
uitschakelen
De functie kan worden ingesteld met de
toets MODE: kies "AAN"of "UIT" in het
menu "Automatisch sluiten".
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de configuratie van het
voertuig (MODE).
Voorportieren
► Gebruik de betreffende toets op de
afstandsbediening of gebruik de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier om te
ontgrendelen.
► Trek de hendel naar u toe.
Schuifdeur
Controleer of de rail op de vloer vrij is
van voorwerpen die het openen of sluiten
van de schuifdeur in de weg kunnen staan.
Openen
Van buitenaf
► Trek de hendel naar u toe en daarna naar
achteren.
Van binnenuit
Page 28 of 196

26
Toegang tot de auto
► Duw de hendel naar de achterkant om te
ontgrendelen en te openen.
Open de deur volledig zodat hij open blijft
staan; hij wordt dan geblokkeerd door het
blokkeersysteem (aan de onderzijde van de
deur).
Ga niet rijden als de schuifdeur is
geopend.
Sluiten
Van buitenaf
► Trek de hendel naar u toe en daarna naar
voren.
Van binnenuit
► Trek aan de hendel terwijl u de deur open
schuift om te ontgrendelen en te sluiten.
Achterdeuren
Als de auto stilstaat en de achterdeuren worden geopend, wordt de camera
geactiveerd en stuurt deze zijn beelden naar
het scherm in de cabine.
Openen
Van buitenaf
► Trek de hendel naar u toe en trek daarna aan
de hendel om de linkerdeur te openen.
De twee deuren openen tot 96°.
Van binnenuit
► Trek de hendel op het deurpaneel naar u toe
en duw er daarna op om de rechterdeur te open.
► Duw op de handgreep om de linkerdeur te
openen.
Ga niet rijden als de achterdeur is
geopend.
Openen tot 180°
Als uw voertuig is voorzien van een
deurvangersysteem, dan kan de opening worden
vergroot van 96° naar 180°.
► Druk op de toets op het deurpaneel om de
hoek van de deur te vergroten.
Bij het sluiten komt de deurvanger automatisch
in zijn oorspronkelijke stand terug.
Sluiten
► Bij het sluiten moet eerst de linkerdeur en
vervolgens de rechterdeur worden gesloten.
Alarm
Dit systeem (afhankelijk van de uitvoering)
beveiligt uw auto tegen inbraak en diefstal.
Het systeem bestaat uit de volgende typen
beveiliging:
- Uitwendige beveiliging
Dit systeem biedt een omtrekbeveiliging, dankzij
sensoren op de portieren, deuren en motorkap
en op de elektrische voeding,
Page 29 of 196

27
Toegang tot de auto
2
► Druk op de toets op het deurpaneel om de
hoek van de deur te vergroten.
Bij het sluiten komt de deurvanger automatisch
in zijn oorspronkelijke stand terug.
Sluiten
► Bij het sluiten moet eerst de linkerdeur en
vervolgens de rechterdeur worden gesloten.
Alarm
Dit systeem (afhankelijk van de uitvoering)
beveiligt uw auto tegen inbraak en diefstal.
Het systeem bestaat uit de volgende typen
beveiliging:
- Uitwendige beveiliging
Dit systeem biedt een omtrekbeveiliging, dankzij
sensoren op de portieren, deuren en motorkap
en op de elektrische voeding,
- Wegsleepbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er
veranderingen in de positie van de auto worden
waargenomen.
Activering
► Zet het contact af en verlaat het voertuig.► Druk op deze toets van de
afstandsbediening.
De beveiliging is na een paar seconden actief.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking
en knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Het alarm komt vervolgens terug in de
waakfase, maar het systeem geeft op het
moment dat het contact wordt aangezet aan dat
het alarm is afgegaan door het gedurende 10
seconden branden van het verklikkerlampje van
de elektronische startblokkering.
Het alarm gaat tevens af nadat de elektrische
voeding is onderbroken en weer wordt
aangesloten.
Met de afstandsbediening
uitschakelen
► Druk op deze toets.
De stand-bymodus wordt uitgeschakeld als het
voertuig wordt ontgrendeld.
De wegsleepbeveiliging
uitschakelen
(Afhankelijk van de motor)► Druk op deze toets om de beveiliging
uit te schakelen (bijvoorbeeld wanneer uw
voertuig wordt gesleept met het alarm
ingeschakeld).
De beveiliging blijft actief totdat de portieren/
deuren met de centrale vergrendeling worden
geopend.
Storing afstandsbediening
► Ontgrendel de portieren/deuren met de
sleutel in het slot; het alarm wordt geactiveerd.
► Schakel het contact in; de sleutelcode
wordt geïdentificeerd en het alarm wordt
uitgeschakeld.
Wanneer u de portieren/deuren
vergrendelt met de sleutel in het slot, dan
wordt het alarm niet geactiveerd.
Snel uitschakelen van de sirene als
deze per ongeluk is afgegaan:
► zet het contact aan; de identificatie van de
sleutelcode zorgt ervoor dat de sirene stopt,
► druk op de ontgrendelknop (cabine en
sleutel) van de afstandsbediening.
Als u de auto wilt vergrendelen zonder het
alarmsysteem in te schakelen, bijvoorbeeld
om de auto te wassen, vergrendel de auto
dan met de sleutel in het slot.
Page 30 of 196

28
Toegang tot de auto
Bij het ontgrendelen van de auto met
de afstandsbediening wordt de sirene
automatisch uitgeschakeld.
Elektrische ruitbediening
A. Elektrische ruitbediening aan
bestuurderszijde
B. Elektrische ruitbediening aan
passagierszijde
Handmatig schakelen
► Druk op of trek aan schakelaar A/B zonder
voorbij het weerstandspunt te gaan om de ruit
te openen of te sluiten. De ruit stopt zodra u de
knop loslaat.
Automatische werking
► Wanneer u de ruit wil openen of sluiten,
druk op of trek aan schakelaar A voorbij het
weerstandspunt: de ruit opent of sluit volledig
wanneer de schakelaar wordt losgelaten. Bedien
de schakelaar opnieuw om het openen of sluiten
te stoppen.
Verwijder bij het verlaten van de auto
altijd de contactsleutel, zelfs wanneer u
de auto maar even verlaat.
Als er tijdens het bedienen van de ruit iets
tussen de ruit en de sponning bekneld raakt,
moet u de ruit meteen weer openen. Druk
daarvoor op de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan de
passagierszijde bedient, moet hij ervan
verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten
van de ruit verhindert.
De bestuurder dient te controleren of alle
passagiers de elektrische ruitbediening
correct gebruiken.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze zich
tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
Page 31 of 196

29
Ergonomie en comfort
3Bestuurdersportier
Om veiligheidsredenen mag de stoel
alleen worden versteld als het voertuig
stilstaat.
Verstellen in lengterichting
► Trek de beugel omhoog en schuif de stoel in
de gewenste stand.
Zorg er bij het verstellen van de stoel
naar achteren voor dat het schuiven van
de stoel niet wordt verhinderd door personen
of voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de stoel
als grote voorwerpen op de vloer achter de
stoel zijn geplaatst.
Hoogte van de stoel
► Zet de hendel ( 1) omhoog om de voorkant
van de stoel omhoog of omlaag te zetten.
► Zet de hendel ( 2) omhoog om de achterkant
van de stoel omhoog of omlaag te zetten.
Rugleuninghoek
► Draai aan de draaiknop om de rugleuning te
verstellen.
Lendensteun
► Draai aan de knop om de lendensteun in de
gewenste stand te zetten.
Hoofdsteun
► Druk op de ring om de hoogte van de
hoofdsteun aan te passen.
► U kunt de hoofdsteun verwijderen door de
ringen in te drukken en de hoofdsteun van de
stoel te tillen.
Page 32 of 196

30
Ergonomie en comfort
Achterbank
Rugleuninghoek
► Draai de draaiknop om de hoek van de
rugleuning aan te passen.
Verstelbare armsteun
► Zet de armsteun omhoog of omlaag.
► Draai de knop onder het uiteinde van de
armsteun om deze in de gewenste positie te
vergrendelen.
Stoelverwarming
Druk op deze schakelaar om de stoelverwarming
in of uit te schakelen.
Gebruik de functie niet als de stoel niet
wordt gebruikt.
Zet de stoelverwarming zo snel mogelijk in
een lagere stand.
Schakel de functie uit zodra de temperatuur
van de stoelen en in het interieur op
een aangenaam niveau is gekomen. Dit
vermindert het stroomverbruik waardoor ook
het brandstofverbruik lager wordt.
Langdurig gebruik van de
stoelverwarming wordt afgeraden voor
personen met een gevoelige huid.
Personen die warmte niet goed kunnen
voelen door bijvoorbeeld ziekte of medicijnen,
kunnen brandwonden krijgen.
Voorkom als volgt schade aan het
verwarmingselement en kortsluiting:
– Plaats geen zware voorwerpen op de stoel.
– Ga niet op uw knieën op de stoel zitten of
op de stoel staan.
– Mors geen vloeistoffen op de stoel.
– Gebruik de stoelverwarming nooit als de
stoel vochtig is.
Stoel met instelbare
schokdemping
► Draai de knop om de schokdemping aan te
passen aan het gewicht van de bestuurder.
Draaibare stoel
► Draai de knop om de stoel 180° te draaien.
Voorbank met twee
zitplaatsen
Deze bank is uitgerust met twee hoofdsteunen
en twee veiligheidsgordels.
Schrijftafeltje
Als de rugleuning van de middelste zitplaats
wordt neergeklapt, ontstaat er een schrijftafeltje.
► Trek aan de band aan de bovenzijde van het
rugleuningkussen.