Page 105 of 196

103
Praktische informatie
7Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend
en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor
bestemde containers bij het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Motorolie
Het peil moet worden gecontroleerd nadat
de motor minimaal 30 minuten
uitgeschakeld is geweest en terwijl de auto op
een vlakke ondergrond staat. Controleer het peil
met de peilstok.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. Er
wordt geadviseerd om het oliepeil elke 5000 km
te controleren en, waar nodig, olie bij te vullen.
Gebruik nooit additieven in de motorolie
om te voorkomen dat de motor en
emissieregeling minder betrouwbaarheid
werken.
Controle met de oliepeilstok
Zie de afbeelding van onder de motorkap voor
de locatie van de peilstok.
► Trek de oliepeilstok aan het gekleurde
uiteinde helemaal naar buiten.
► Veeg het uiteinde van de peilstok af met een
schone, niet-pluizende doek.
► Steek de oliepeilstok weer volledig in de
buis en trek hem er weer uit om het oliepeil te
controleren: het oliepeil is juist als het tussen de
merktekens A (max) en B (min) ligt.
Start de motor niet wanneer het peil staat:
– boven markering A; neem contact op met
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
– onder markering B; vul onmiddellijk motorolie
bij.
Eigenschappen van de olie
Wanneer u motorolie bijvult of ververst,
controleer dan of de olie geschikt is voor de
motor en voldoet aan de aanbevelingen in
het onderhoudsschema dat bij de auto is
geleverd (of verkrijgbaar is bij uw CITROËN-
dealer en bij gekwalificeerde werkplaatsen).
Wanneer er niet-aanbevolen olie wordt
gebruikt, kan de contractuele garantie bij een
defecte motor vervallen.
Motorolie bijvullen
► Verwijder de peilstok voordat u bijvult.
► Plaats de olievulnek terug.
► Schroef de vuldop los.
► Plaats de olievulnek in de vulopening.
► Vul olie bij.
► Verwijder de olievulnek uit de vulopening.
► Plaats de vuldop terug.
► Plaats de peilstok terug.
Page 106 of 196

104
Praktische informatie
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een
kant-en-klaar mengsel.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet een voor de omstandigheden
geschikte vloeistof met antivries worden gebruikt
om de onderdelen van het systeem (pomp,
reservoir, leidingen enz.) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
AdBlue (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de meters en met name de
indicatoren voor de AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat
de motor om wettelijke redenen niet meer kan
worden gestart.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue
® (BlueHDi) en met
name over het bijvullen van AdBlue.
Controles
Controleer, tenzij anders aangegeven, deze
onderdelen conform het onderhoudsschema
van de fabrikant dat betrekking heeft op de
motoruitvoering van uw auto.
Remvloeistofniveau
Het niveau van deze vloeistof dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken " MAX"
te bevinden. Controleer indien dit niet het geval
is of de remblokken van uw auto zijn versleten.
Zie het onderhoudsschema van de fabrikant om
vast te stellen hoe vaak de remvloeistof moet
worden ververst.
Reinig de dop voordat deze na het
bijvullen worden teruggeplaatst. Gebruik
uitsluitend DOT4 remvloeistof uit een
afgesloten houder.
Stuurbekrachtigings-
vloeistof
Het niveau van deze vloeistof dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken " MAX"
te bevinden. Controleer het niveau terwijl het
voertuig met een koude motor op een vlakke
ondergrond staat geparkeerd door het niveau op
de vulhals af te lezen.
Draai de dop los die aan de peilstok is
bevestigd. Voor toegang tot het reservoir
verwijdert u eerst de beschermkap door de drie
bevestigingsschroef een kwart slag te draaien en
daarna de tweede kap over de dop.
Koelvloeistof
Het is normaal dat tussen twee
onderhoudsbeurten door koelvloeistof
moet worden bijgevuld. De motor moet koud zijn als u het niveau
controleert en koelvloeistof bijvult.
De motor van de auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken " MAX" te bevinden,
maar mag beslist niet hoger zijn.
Als het niveau zich dicht bij of onder het
merkteken "MIN" bevindt, moet u koelvloeistof
bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van
de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Het koelsysteem staat onder druk. Wacht
daarom na het afzetten van de motor ten minste
één uur voordat werkzaamheden aan het
koelsysteem worden uitgevoerd.
Om toegang te krijgen tot de tankdop, verwijdert
u de beschermende afdekking door de drie
bevestigingsschroeven een kwartslag te draaien.
Neem, om brandwonden te voorkomen wanneer
u met spoed moet bijvullen, een doek en draai
de dop twee omwentelingen los om de druk te
laten dalen.
Verwijder, als de druk eenmaal gedaald is, de
dop en vul koelvloeistof bij.
Controleer het niveau van de
koelvloeistof regelmatig (iedere 5000
km/3 maanden).
Vloeistof ruiten- en
koplampsproeiers
Als uw voertuig is voorzien van
koplampsproeiers en u wilt het niveau
controleren of bijvullen, parkeer het voertuig en
zet de motor af.
Inhoud reservoir: ongeveer 5,5 liter.
Voor toegang tot de vuldop trekt u aan de
telescopische vulnek en haalt u de dop los.
Page 107 of 196

105
Praktische informatie
7Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een
kant-en-klaar mengsel.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet een voor de omstandigheden
geschikte vloeistof met antivries worden gebruikt
om de onderdelen van het systeem (pomp,
reservoir, leidingen enz.) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
AdBlue (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de meters en met name de
indicatoren voor de AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat
de motor om wettelijke redenen niet meer kan
worden gestart.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue
® (BlueHDi) en met
name over het bijvullen van AdBlue.
Controles
Controleer, tenzij anders aangegeven, deze
onderdelen conform het onderhoudsschema
van de fabrikant dat betrekking heeft op de
motoruitvoering van uw auto.
Laat de controles anders uitvoeren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door CITROËN
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke onderdelen
als het remsysteem te optimaliseren,
selecteert en biedt CITROËN specifieke
producten aan.
12 V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen goed
vastzitten (bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12 V-accu de
desbetreffende rubriek voor meer informatie
en de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12 V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieurfilter kan de
prestaties van de airconditioning
verstoren en onaangename geuren
veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als aanvulling op de katalysator levert dit filter
een actieve bijdrage aan het verbeteren van
de luchtkwaliteit door het tegenhouden van
onverbrande vuildeeltjes. Ook wordt zwarte
uitlaatrook voorkomen.
Werking
Dit filter, dat is opgenomen in het
uitlaatsysteem, slaat roetdeeltjes op. De
motormanagementcomputer regelt automatisch
Page 108 of 196

106
Praktische informatie
moet de parkeerrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.
Laat het systeem door een CITROËN-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Brandstoffilter
Het brandstoffilter bevindt zich in de motorruimte,
vlak bij het remvloeistofreservoir.
Als dit verklikkerlampje brandt, moet het water in het filter worden afgetapt.
U kunt ook bij elke verversing van de motorolie
water in het brandstoffilter aftappen.
Het water uit het filter aftappen
► Sluit een transparante slang aan op de knop
van de ontluchtingsschroef ( 1).
► Steek het andere uiteinde van de
transparante slang in een bak.
en periodiek de verbranding van de opgeslagen
roetdeeltjes (regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voorwaarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt
voldaan. Als er een regeneratie plaatsvindt, kunt
u dit merken aan enkele verschijnselen (een
hoger stationair toerental, inschakelen van de
koelventilator, meer rook uit de uitlaat en hogere
temperatuur van de uitlaat) die geen gevolgen
hebben voor de werking van de auto en het
milieu.
Nadat u langdurig met lage snelheden
hebt gereden of nadat de motor
langdurig stationair heeft gedraaid, kan het in
uitzonderlijke gevallen voorkomen dat
waterdamp bij de uitlaat zichtbaar is bij het
gas geven. Dit is niet van invloed op de
werking van de auto of het milieu.
Vanwege de hoge uitlaattemperatuur als
gevolg van de normale werking van het
roetfilter is het raadzaam de auto uit de buurt
van brandbaar materiaal (gras, dorre
bladeren, dennenaalden, enz.) te parkeren
om brandgevaar te voorkomen.
Verzadiging/regeneratie
Bij het gevaar van verstopping van het
roetfilter gaat dit lampje branden in combinatie met een melding op het display van
het instrumentenpaneel.
Deze waarschuwing wijst op een
beginnende verzadiging van het roetfilter
(veelvuldige stadsritten: lage snelheden,
verkeersopstoppingen, enz.).
Om het filter te regenereren wordt aangeraden
zo spoedig mogelijk, als de verkeerssituatie en
-regels dit toelaten, gedurende ongeveer 15
minuten met een snelheid van meer dan 60 km/h
en een toerental hoger dan 2.000 t/min te gaan
rijden (tot het lampje uitgaat en de waarschuwing
verdwijnt).
Zet de motor niet af voordat de regeneratie
voltooid is: als de regeneratie vaak wordt
onderbroken, kan de motorolie voortijdig
vervuild raken. Het wordt afgeraden om het
regeneratieproces te voltooien terwijl de auto
stilstaat.
Storing
Als deze waarschuwing aanwezig blijft, negeer
deze dan niet. De waarschuwing duidt op een
storing in het uitlaatsysteem/roetfilter.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De transmissie is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Het kan
gebeuren dat u de remblokken vaker tussen
twee onderhoudsbeurten moeten laten
controleren.
Als er geen lek in het remsysteem zit, betekent
een daling in het remvloeistofniveau dat de
remblokken zijn versleten.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden, laat de remblokken dan nakijken
door een CITROËN-dealer of gekwalificeerde
werkplaats.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en remblokken:
de remwerking kan daardoor afnemen. Rem
een paar keer lichtjes om de remmen
vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage remschijven
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voor
informatie over het controleren van de slijtage
van de remschijven.
Handbediende parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
Page 109 of 196

107
Praktische informatie
7moet de parkeerrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.
Laat het systeem door een CITROËN-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Brandstoffilter
Het brandstoffilter bevindt zich in de motorruimte,
vlak bij het remvloeistofreservoir.
Als dit verklikkerlampje brandt, moet het water in het filter worden afgetapt.
U kunt ook bij elke verversing van de motorolie
water in het brandstoffilter aftappen.
Het water uit het filter aftappen
► Sluit een transparante slang aan op de knop
van de ontluchtingsschroef ( 1).
► Steek het andere uiteinde van de
transparante slang in een bak.
► Draai de ontluchtingsschroef ( 2) los.
► Zet het contact aan.
► Wacht totdat de spoelpomp stopt.
► Schakel het contact uit.
► Draai de ontluchtingsschroef ( 2) vast.
► Verwijder de transparante slang en laat deze
en de bak leeglopen.
► Start de motor.
► Controleer of er geen lekkage is.
In de HDi-motoren is veel hoogwaardige
technologie toegepast. Voor alle
werkzaamheden zijn speciale kwalificaties
nodig, die een CITROËN-dealer of
gekwalificeerde werkplaats kan bieden.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden,
inclusief het reservewiel, moet worden
gecontroleerd terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker
gelden voor koude banden. Als u langer dan 10
minuten of meer dan 10 km met een snelheid
van meer dan 50 km/h hebt gereden, moet u
een 0,3 bar (30 kPa) hogere bandenspanning
ten opzichte van de op de sticker aangegeven
waarden aanhouden.
Een te lage bandenspanning leidt ook tot
een hoger brandstofverbruik. Een
onjuiste bandenspanning veroorzaakt
vroegtijdige slijtage van de banden en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag van
de auto. Kans op een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde
banden vermindert de remwerking en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag. Het
wordt aanbevolen om regelmatig de staat van
de banden (profiel en wangen) en velgen te
inspecteren en te controleren of de banden over
een ventieldop beschikken.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder
het loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de
groeven minder dan 1,6 mm. De banden moeten
worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op
de levensduur van de banden, het draaien van
de banden, de bodemvrijheid en de waarde op
de snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op
de wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESP) niet meer op het
juiste moment ingrijpen.
Page 110 of 196

108
Praktische informatie
Bewaar flacons met AdBlue® nooit in uw
auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis.
Deze vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos
en geurloos (indien de vloeistof koel wordt
bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid,
moet u de huid wassen met kraanwater en zeep.
Als de vloeistof in de ogen komt, spoel de ogen
dan onmiddellijk en grondig gedurende ten
minste 15 minuten met kraanwater of met een
oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij een
blijvend branderig gevoel of blijvende irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink vervolgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het
risico van het vrijkomen van ammoniakdampen
niet worden uitgesloten: adem deze niet in.
Dampen met ammoniak werken irriterend op de
slijmvliezen (ogen, neus en keel).
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op
een vlakke en horizontale ondergrond staat.
AdBlue®
(BlueHDi-motoren)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen,
heeft CITROËN ervoor gekozen zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction)
voor de behandeling van de uitlaatgassen
zonder dat de prestaties veranderen of het
brandstofverbruik toeneemt.
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator
tot 85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in
stikstof en water (deze stoffen zijn niet schadelijk
voor de gezondheid en het milieu).
De AdBlue
® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 19 liter.
Deze heeft een externe vulopening, in de
brandstofvulklep onder de vulopening van de
brandstoftank, afgesloten met een blauwe dop.
Met deze inhoud kan het voertuig ongeveer
6.000 km rijden ( hierbij spelen uw rijstijl en het
type voertuig ook een grote rol).
Wanneer u met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2.400 km kunt rijden totdat
het reservoir helemaal leeg is, wordt er een
waarschuwingssysteem geactiveerd.
Als het AdBlue®-reservoir leeg is, zorgt
een wettelijk verplicht systeem ervoor dat
de motor niet meer kan worden gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt,
stoot uw auto te veel schadelijke stoffen
uit, waardoor hij niet meer aan de Euro
6-emissienorm voldoet.
Neem bij een storing in het SCR-systeem zo
snel mogelijk contact op met een CITROËN-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats: na
400 km wordt er een systeem geactiveerd dat
het opnieuw starten van de motor blokkeert.
Bevriezing van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager
dan ongeveer -11°C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
voorverwarmingssysteem voor het AdBlue
®-
reservoir waardoor u ook in zeer koude
omstandigheden kunt blijven rijden.
Verkrijgbaarheid van
AdBlue
®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij
te vullen zodra de eerste waarschuwing wordt
gegeven dat het minimumniveau is bereikt.
Voor een goede werking van het
SCR-systeem:
– Gebruik alleen AdBlue
®-vloeistof die aan de
norm ISO 22241 voldoet.
– Als AdBlue
® niet in de originele verpakking
wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
– Verdun AdBlue
® nooit met water.
AdBlue
® is verkrijgbaar bij een CITROËN-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
U kunt ook naar een tankstation gaan dat
over AdBlue®-pompen beschikt die
speciaal voor personenauto's zijn bedoeld.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11 °C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf +25 °C. We raden u aan om
flacons koel en buiten direct zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Page 111 of 196

109
Praktische informatie
7Bewaar flacons met AdBlue® nooit in uw
auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis.
Deze vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos
en geurloos (indien de vloeistof koel wordt
bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid,
moet u de huid wassen met kraanwater en zeep.
Als de vloeistof in de ogen komt, spoel de ogen
dan onmiddellijk en grondig gedurende ten
minste 15 minuten met kraanwater of met een
oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij een
blijvend branderig gevoel of blijvende irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink vervolgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het
risico van het vrijkomen van ammoniakdampen
niet worden uitgesloten: adem deze niet in.
Dampen met ammoniak werken irriterend op de
slijmvliezen (ogen, neus en keel).
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op
een vlakke en horizontale ondergrond staat.
Controleer 's winters of de
omgevingstemperatuur van de auto hoger is dan
-11°C. Als het kouder is, bevriest de AdBlue
®
waardoor u het niet in het reservoir kunt gieten.
Laat de auto enkele uren op een warmere plaats
staan en vul vervolgens het reservoir bij.
Giet nooit AdBlue® in de brandstoftank.
Als er AdBlue® op de carrosserie of op
een andere plaats is gemorst, spoel het
dan onmiddellijk weg met koud water of veeg
het weg met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden
verwijderd met een spons en warm water.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reservoir leeg is geraakt,
dient u ongeveer 5 minuten te wachten
voordat u het contact aanzet, zonder het
bestuurdersportier te openen, de auto te
ontgrendelen en de elektronische sleutel
in het interieur te houden .
Zet vervolgens het contact aan en start na 10
seconden wachten de motor.
► Zet het contact af en verwijder de sleutel uit
het contactslot om de motor af te zetten.
► Draai de blauwe dop van het AdBlue®-
reservoir een 6e slag linksom en verwijder de
dop.
Bijvullen
► Bij een verpakking AdBlue®: wanneer
u de uiterste houdbaarheidsdatum hebt
gecontroleerd, moet u de instructies op het etiket
zorgvuldig lezen voordat u de inhoud van de
verpakking in het AdBlue-reservoir van de auto
giet.
► Bij een AdBlue
®-pomp: steek het vulpistool in
het reservoir en blijf tanken totdat het vulpistool
afslaat.
Giet het AdBlue® reservoir niet te vol:
– Vul 10 tot 13 liter bij met behulp van
AdBlue
®-verpakkingen.
Page 112 of 196
11 0
Praktische informatie
– Stop met bijvullen als het vulpistool voor
het eerst afslaat als u bij een tankstation
tankt.
Het systeem kan alleen hoeveelheden van 5
liter AdBlue
® of meer registreren.
Als het AdBlue®-reservoir helemaal leeg
is, wat wordt bevestigd met de melding
“Bijvullen AdBlue: Starten niet mogelijk”, dan
moet u minimaal 5 liter bijvullen.
Na het vullen
► Plaats de blauwe dop terug op de
tankvulopening en draai deze rechtsom totdat u
niet verder kunt draaien (een zesde slag).
► Sluit de brandstofvulklep.
Voer lege AdBlue®-verpakkingen niet
als huisvuil af.
Deponeer ze in een daartoe bestemde
container of breng ze terug naar het
verkooppunt.