Page 97 of 156

95
OPPOMPEN
Ga als volgt te werk:
107)
❒ trek de handrem aan, draai de
ventieldop los, neem de vulleiding
1 fig. 80 uit en draai de ringmoer 2 op het
ventiel van de band vast;
80A0L0078
❒ controleer of schakelaar 1 fig. 81 van
de compressor in stand 0 (uit) staat, start
de motor, steek de stekker in het
stopcontact op de tunnelconsole
(zie fig. 82) en schakel de compressor in
door schakelaar 1 fig. 81 in stand I (aan)
te zetten;
81A0L0079
82A0L0080
❒ pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de paragraaf
“Wielen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”. Controleer de
bandenspanning op de drukmeter
1 fig. 81, doe dit bij uitgeschakelde
compressor om een precieze aflezing te
verkrijgen;
❒ als het na 5 minuten niet mogelijk is
om minstens 1,8 bar te krijgen,
❒ ontkoppel dan de compressor van het
ventiel en het stopcontact en verplaats
vervolgens de auto ongeveer 10 meter
naar voren of naar achteren, zodat het
afdichtmiddel zich gelijkmatig in de band
kan verdelen; pomp de band vervolgens
weer op.
❒ als na deze handeling nog steeds geen
1,8 bar wordt verkregen binnen 5
minuten na inschakeling van de
compressor, rij dan niet verder maar
neem contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk;
❒ stop na ongeveer 10 minuten en
controleer opnieuw de bandenspanning;
trek de handrem aan;
❒ als een spanning van minstens 1,8 bar
wordt gemeten, herstel dan de correcte
bandenspanning (bij draaiende motor en
aangetrokken handrem), ga weer rijden
en rijd zeer voorzichtig naar een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
108) 109) 110)
1
A
Page 98 of 156

NOODGEVALLEN
96
BANDENSPANNING CONTROLEREN EN
HERSTELLEN
De compressor kan ook gebruikt worden
voor het controleren en eventueel
herstellen van de bandenspanning.
Maak de snelkoppeling 1 fig. 83 los en
verbind deze rechtstreeks met het
ventiel van de op te pompen band.
83A0L0081
BUSJE MET AFDICHTMIDDEL
VERVANGEN
Ga als volgt te werk:
❒ maak de stekker 1 fig. 84 en de leiding
2 los;
❒ draai het te vervangen busje linksom
en trek het omhoog;
❒ breng het nieuwe busje aan en draai
het rechtsom;
❒ plaats stekker 1 en leiding 2 in hun
zittingen.
84A0L0082
102)Waarschuw de andere
weggebruikers voor de stilstaande auto
conform de geldende wettelijke
voorschriften: alarmknipperlichten,
gevarendriehoek enz. Alle inzittenden
moeten de auto verlaten en uit de buurt
van gevaarlijk verkeer wachten tot de
reparatie is uitgevoerd. Indien de auto
geparkeerd is op een helling of ruw
terrein, blokkeer dan de wielen met
wiggen of andere geschikte middelen
(zie voor de juiste procedure voor het
veilig parkeren van de auto, de paragraaf
“Parkeren” in het hoofdstuk “Starten en
rijden”).
103)Reparatie is niet mogelijk als de
wielvelg beschadigd is (groef is vervormd,
waardoor lucht kan ontsnappen).
Verwijder niet het eventueel in de band
binnengedrongen voorwerp (schroef of
spijker).
104)Overhandig de folder aan het
personeel dat de band zal repareren die
behandeld is met de “Fix&Go Automatic”
bandenreparatiekit.
105)Bedien de compressor niet langer
dan 20 minuten achter elkaar.
Gevaar voor oververhitting. De kit is niet
geschikt voor definitieve reparatie, dus
de gerepareerde banden mogen slechts
tijdelijk gebruikt worden.
BELANGRIJK
Page 99 of 156

97
STARTEN MET HULPACCU
DE MOTOR STARTEN
Neem onmiddellijk contact op met het
Alfa Romeo Servicenetwetwerk als het
waarschuwingslampje
Yop het
instrumentenpaneel continu blijft
branden.
STARTEN MET HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor gestart
worden met een hulpaccu met dezelfde
of een iets hogere capaciteit dan de lege
accu.
111) 13)
Ga als volgt te werk om de auto te
starten:
❒ Verbind de plusklemmen (+ teken bij
de klem) van de beide accu’s met een
startkabel fig. 85;
85A0L0116
106)De wettelijk verplichte informatie
omtrent chemicaliën, met betrekking tot de
bescherming van de menselijke gezondheid
en het milieu en het veilige gebruik van het
afdichtmiddel, staat vermeld op het label
van de verpakking. Naleving van de
instructies op het label is van essentieel
belang voor een veilig en effectief gebruik
van het product. Vergeet niet het label vóór
gebruik zorgvuldig te lezen; de gebruiker
van het product is verantwoordelijk voor
eventuele schade voortvloeiend uit
oneigenlijk gebruik. Het afdichtmiddel heeft
een houdbaarheidsdatum. Vervang het
busje als de houdbaarheidsdatum van het
afdichtmiddel is verstreken.
107)Doe de beschermende
handschoenen aan die bij de
bandenreparatiekit zijn geleverd.
108)Breng de sticker op een voor de
bestuurder goed zichtbare plaats aan, als
herinnering dat de band behandeld is met
de snelle bandenreparatiekit. Rijd
voorzichtig, met name in bochten.
Overschrijd de snelheid van 80 km/h niet.
Vermijd abrupt accelereren of remmen.
109)Rij niet verder als de
bandenspanning onder 1,8 bar is gedaald:
de Fix&Go Automatic snelle
bandenreparatiekit kan de vereiste
wegligging niet garanderen omdat de
band te ernstig beschadigd is. Neem
contact op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
110)Geef altijd aan dat de band
gerepareerd is met behulp van de snelle
bandenreparatiekit. Overhandig de folder
aan het personeel dat de met de snelle
bandenreparatiekit behandelde band
moet repareren.
12)Als de band door vreemde
voorwerpen lek is geraakt, kan de kit
gebruikt worden voor beschadigingen in
het loopvlak of de schouder van de band
met een diameter van maximaal 4 mm.
Gebruik de reparatiekit niet als de band
beschadigd is geraakt door het rijden met
een lege band.
WAARSCHUWINGEN
3)Laat het busje en het afdichtmiddel
niet in het milieu achter. Zorg dat ze
worden weggegooid overeenkomstig de
nationale en plaatselijke voorschriften.
WAARSCHUWINGEN
Page 100 of 156

NOODGEVALLEN
98
❒ sluit met een tweede startkabel de
minklem (–) van de hulpaccu aan op een
massapunt
Eop de motor of de
versnellingsbak van de auto die gestart
moet worden;
❒ start de motor, maak als de motor
gestart is, de kabels in omgekeerde
volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met een Speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet rechtstreeks met
elkaar!
Als de hulpaccu in een andere auto is
geïnstalleerd, controleren of er geen
accidenteel contact is tussen de metalen
delen van beide auto’s.
ROLLEND STARTEN
Probeer, onder geen enkele
omstandigheid, de motor te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden.
BRANDSTOFAFSLUITSYSTEEM
WERKING
Deze grijpt in bij een botsing en
veroorzaakt het volgende:
❒ de afsluiting van de brandstoftoevoer
waarna de motor afslaat;
❒ automatische portierontgrendeling;
alle lampen in de auto worden
ingeschakeld;
❒ inschakeling van de
alarmknipperlichten.
Het digitale waarschuwingslampje en
het speciale bericht op het display geven
de inwerkingtreding van het systeem aan.
Controleer het voertuig zorgvuldig op
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder het voertuig of in de
buurt van de tank.
112)
111)Deze procedure moet uitgevoerd
worden door gekwalificeerd personeel
aangezien onjuiste handelingen kunnen
leiden tot zeer sterke elektrische
ontladingen. Bovendien is accuvloeistof
giftig en corrosief: vermijd contact met
huid en ogen. Houd open vuur en
brandende sigaretten uit de buurt van de
accu en veroorzaak geen vonken.
BELANGRIJK
13)Gebruik nooit een accusnellader om
de motor te starten, aangezien dit kan
leiden tot beschadiging van de
elektronische systemen en de
regeleenheden van de ontsteking en de
brandstoftoevoer.
WAARSCHUWINGEN
Page 101 of 156

99
Draai na een botsing de contactsleutel
naar STOP om te voorkomen dat de accu
leegloopt.
Ga als volgt te werk om de correcte
werking van de auto te herstellen:
❒ zet de bedieningshendel van de linker
richtingaanwijzer in de middelste stand
(neutraal);
❒ draai de contactsleutel naar MAR;
❒ schakel de richtingaanwijzer rechts in;
❒ schakel de richtingaanwijzer
rechts uit;
❒ schakel de richtingaanwijzer links in;
❒ schakel de richtingaanwijzer links uit;
❒ schakel de richtingaanwijzer rechts in;
❒ schakel de richtingaanwijzer
rechts uit;
❒ schakel de richtingaanwijzer links in;
❒ schakel de richtingaanwijzer links uit;
❒ contactsleutel op de stand OFF
gedraaid;
❒ draai de contactsleutel naar MAR.SLEPEN VAN HET VOERTUIG
Het bij de auto geleverde sleepoog
bevindt zich in de gereedschapshouder in
de bagageruimte.
Het sleepoog kan alleen bevestigd
worden aan de voorzijde van de auto.
MONTAGE VAN HET SLEEPOOG
Neem sleepoog 1 fig. 86 en draai het
helemaal vast op de pen met
schroefdraad.
113) 114) 115)
86A0L0107
112)Als na een botsing een
brandstoflucht wordt geroken of
brandstoflekkage wordt geconstateerd,
dan mag het systeem niet opnieuw
ingeschakeld worden om brand te
voorkomen.
BELANGRIJK
Page 102 of 156

NOODGEVALLEN
100
113)Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel op MAR en vervolgens op
STOP worden gezet, zonder de sleutel uit
het contactslot te nemen. Als de sleutel
uit het contactslot wordt genomen, wordt
automatisch het stuurslot ingeschakeld
waardoor het voertuig niet kan worden
bestuurd. Controleer ook of de
versnellingsbak in vrijstand (N) staat.
114) Vergeet niet dat tijdens het slepen
de rembekrachtiging ook niet werkt.
Daarom is er meer kracht nodig bij het
intrappen van het pedaal om te remmen.
Gebruik voor het slepen geen soepele
kabels en vermijd bruuske bewegingen.
Controleer of er tijdens het slepen geen
delen van de auto door de
sleepverbinding kunnen worden
beschadigd.
Neem bij het slepen in elk geval de
wettelijke voorschriften in acht van het
land waarin wordt gereden en pas uw
rijgedrag aan.
Start de motor niet wanneer de auto
wordt gesleept. Maak voor de montage
van het sleepoog de schroefdraad
zorgvuldig schoon. Zorg ervoor dat het
sleepoog volledig in de zitting is
vastgeschroefd alvorens het voertuig te
slepen.
BELANGRIJK115) Het sleepoog mag uitsluitend
gebruikt worden voor het slepen over de
weg in pechgevallen. Het is toegestaan
het voertuig over korte afstanden te
slepen m.b.v. geschikte middelen conform
de wegenverkeerswetgeving (starre
stang), om het voertuig over de weg te
verplaatsen om hem gebruiksklaar te
maken voor het slepen of voor transport
met takelwagen.
Het sleepoog MAG NIET worden gebruikt
om voertuigen off-road (d.w.z. op het
terrein) te slepen of waar hindernissen
zijn en/of voor het slepen met kabels of
andere niet-starre hulpmiddelen.
In overeenstemming met
bovengenoemde voorwaarden, moet men
voor het slepen twee voertuigen
gebruiken (een slepend en een gesleept
voertuig), die zich beide zo veel mogelijk
op één lijn bevinden.
Page 103 of 156

ONDERHOUD EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD .......................................................... 102
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA ................................. 103
PERIODIEKE CONTROLES ............................................................................... 105
GEBRUIK VAN DE AUTO ONDER ZWARE
OMSTANDIGHEDEN ............................................................................................ 105
NIVEAUS CONTROLEREN ............................................................................... 106
DE ACCU OPLADEN ............................................................................................. 106
LUCHTFILTER ......................................................................................................... 112
RUITENWISSERS .................................................................................................. 112
SPROEIERS ............................................................................................................... 113
ACCU ............................................................................................................................ 113
OPHEFFEN VAN DE AUTO ............................................................................... 114
CARROSSERIE ........................................................................................................ 115
INTERIEUR ............................................................................................................... 117
Dankzij correct onderhoud kunnen de prestaties van de
auto, evenals beperkte bedrijfskosten en het behoud van de
efficiëntie van de veiligheidssystemen gedurende
langere tijd gegarandeerd worden.
Dit hoofdstuk legt uit hoe.
Page 104 of 156

ONDERHOUD EN ZORG
102
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is essentieel voor een
lange levensduur van het voertuig onder
optimale omstandigheden.
Om die reden heeft Alfa Romeo een
reeks controles en onderhoudsbeurten
opgesteld die elke 20.000 kilometer
uitgevoerd moeten worden.
Vóór 20.000 km en vervolgens tussen
elke twee onderhoudsbeurten is het
sowieso nodig om bepaalde onderdelen
van het Geprogrammeerde
Onderhoudsschema te controleren (bijv.
periodieke controle van de
vloeistofniveaus, bandenspanning, enz.).
De servicebeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud worden
volgens een vast tijdsschema door het
Speciale Alfa Romeo Servicepunt
uitgevoerd. Eventuele reparaties die
nodig blijken tijdens het uitvoeren van de
diverse inspecties en controles van het
geprogrammeerd onderhoud, mogen
uitsluitend worden uitgevoerd na
uitdrukkelijke toestemming van de
eigenaar.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
2000 km voordat er een
onderhoudsbeurt moet worden
uitgevoerd, verschijnt er een speciaal
bericht op het display en gaat het lampje
branden.
De onderhoudsbeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud zijn door
de fabrikant voorgeschreven. Het niet
uitvoeren ervan kan het vervallen van de
garantie tot gevolg hebben.
Het wordt geadviseerd het Speciale
Alfa Romeo Servicepunt onmiddellijk te
informeren over eventuele kleine
defecten en niet te wachten tot de
volgende servicebeurt.