Page 105 of 156

103
2436486072
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
1750 Turbo Benzine VERSIES
x 1000 km
Maanden
40
12
206080100120
Laadtoestand accu controleren en eventueel opladen
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
bagageruimte, interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren.
Bevestigingen voertuig controleren
Bevestigingen mechanische onderdelen controleren
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo nodig de sproeiers afstellen
Stand/slijtage wisserblad ruitenwisser controleren
Slot van achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie, koolstof
monocoque, aerodynamische bodemplaat, pijpen en slangen (uitlaat,
brandstoftoevoersysteem, remmen) en rubber elementen (hoezen, balgen, bussen enz.)
Conditie en slijtage remblokken en schijven voorremmen controleren
en de werking van remblokslijtagesensor controleren
Conditie en slijtage remblokken en schijven achterremmen controleren
en de werking van remblokslijtagesensor controleren
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen
(motorkoeling, remmen, ruitensproeiers, enz.)
Page 106 of 156

ONDERHOUD EN ZORG
104
2436486072
x 1000 km
Maanden
40
12
206080100120
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel controleren
Toestand van de getande distributieriem controleren
Slag handremhendel controleren en, indien nodig, afstellen
(of om de 12 maanden)
Controle, m.b.v. de diagnoseaansluiting, van de werking van het
brandstoftoevoer-/motormanagementsysteem en het
versnellingsbaksysteem; controle van de verslechtering van de motorolie
Oliepeil van de automatische versnellingsbak met
dubbele koppeling controleren en eventueel bijvullen
Bougies vervangen (1)
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen
Getande distributieriem vervangen (2)
Luchtfilterelement vervangen
Motorolie en oliefilter vervangen (3)
Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)
(1) De volgende zaken zijn van vitaal belang om de correcte werking te garanderen en ernstige schade aan de motor te voorkomen: gebruik uitsluitend
bougies van hetzelfde merk en type die speciaal gecertificeerd zijn voor deze motoren (zie de paragraaf “Motor” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”); houd u strikt aan de vervangingsintervallen van de bougies die vermeld zijn in het Geprogrammeerde Onderhoudsschema;
geadviseerd wordt contact op te nemen met een Speciaal Alfa Romeo Servicepunt om de bougies te laten vervangen.
(2) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden
(koud klimaat, gebruik in de stad, langdurig stationair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in elk geval om de 5 jaar.
(3) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden van de auto en wordt
aangegeven met een brandend lampje of een bericht (waar aanwezig) op het instrumentenpaneel of in elk geval om de 12 maanden.
Page 107 of 156

105
PERIODIEKE CONTROLES
Elke 1.000 km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
❒ niveau motorkoelvloeistof;
❒ remvloeistof;
❒ ruitensproeiervloeistof;
❒ conditie en spanning banden;
❒ werking verlichting
(koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, etc.);
❒ werking ruitenwisser/-
sproeiersysteem en stand/slijtage van
wisserblad.
Elke 3.000 km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
BELANGRIJK Om de correcte
oliehoeveelheid te weten te komen, altijd
controleren met gebruik van de peilstok.
Voer de controle uit met het voertuig
geparkeerd op effen terrein.
GEBRUIK VAN DE AUTO ONDER
ZWARE OMSTANDIGHEDEN
Als het voertuig vooral onder de
volgende omstandigheden wordt
gebruikt:
❒ trekken van aanhanger of caravan;
❒ stoffige wegen;
❒ talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
❒ de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij lage
snelheden of als de auto lang niet wordt
gebruikt;
❒ dan moeten de volgende controles
vaker worden uitgevoerd dan is
aangegeven in het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
❒ remblokken van schijfremmen vóór op
conditie en slijtage controleren;
❒ sloten van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren;
❒ visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat, brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen, balgen, bussen enz.);
❒ laadtoestand accu en
accuvloeistofpeil (elektrolyt)
controleren;❒ visueel de toestand van de
aandrijfriem(en) van de hulporganen
controleren;
❒ motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
❒ luchtfilter controleren en eventueel
vervangen.
Gebruik van de auto op het circuit moet
beschouwd worden als een uitzondering.
De auto is ontworpen en gebouwd voor
gebruik op de weg.
Page 108 of 156
ONDERHOUD EN ZORG
106
NIVEAUS CONTROLEREN
De vuldop 2 en de peilstok 1 voor het controleren van het motoroliepeil en het reservoir 3 voor de motorkoelvloeistof zijn
bereikbaar door de achterklep omhoog te zetten (zie de procedure in de paragraaf “Bagageruimte/motorkap” in het hoofdstuk
“Kennismaking met de auto”).
116) 117) 118)
14)
87A0L0152
Page 109 of 156
107
Het remvloeistof- en het ruitensproeiervloeistofreservoir bevinden zich tussen de motorkap en de voorruit en kunnen worden
bereikt door, respectievelijk, het paneel 4 en het beschermrooster 5, te verwijderen; gebruik de meegeleverde kit voor het bijvullen
(zie onderstaande beschrijvingen).
14))
88A0L0153
Page 110 of 156

ONDERHOUD EN ZORG
108
MOTOROLIE
Controleer of het oliepeil tussen de
tekens MIN en MAX op de peilstok
1 fig. 87 staat.
Neem voor deze controle de peilstok uit
de houder, maak hem schoon met een
niet-pluizende doek, zet de peilstok
terug, neem hem weer uit en controleer
het oliepeil.
119)
Wanneer het oliepeil vlakbij of onder het
MIN-teken staat, moet via de vulopening
2 fig. 87 olie bijgevuld worden tot het peil
het teken MAX bereikt.
15)
Om de vuldop los en weer vast te maken,
moet gereedschap 1, weergegeven in
fig. 89 en opgeborgen in de auto, worden
gebruikt.
Neem de oliepeilstok 1 fig. 87 uit, maak
hem schoon met een niet pluizende
doek en breng hem weer in. Neem de
motoroliepeilstok weer uit en controleer
of het peil tussen het MIN- en
MAX-teken op de peilstok staat.
119)
WAARSCHUWING Zorg ervoor dat de
oliedop na het bijvullen van de olie goed
op zijn plaats vast zit.
Verwijder gereedschap 1 fig. 89 voordat
u na het aanbrengen van de dop de
motorkap weer sluit, en plaats het in de
houder om te voorkomen dat het kwijt
raakt en dat de motor beschadigt.
Het verschil tussen het MIN en MAX-
teken komt overeen met ongeveer
1 liter olie.
89A0L0231
Motorolieverbruik
16) 4)
Gewoonlijk ligt het maximaal
motorolieverbruik op 400 gram per
1000 km.
Wanneer de auto nieuw is, moet de
motor ingereden worden. Daarom is het
motorolieverbruik pas stabiel na de
eerste 5.000 - 6.000 km.
BELANGRIJK Laat na het bijvullen of het
verversen van motorolie de motor enkele
seconden draaien wacht enkele minuten
na het afzetten alvorens het oliepeil te
controleren.
MOTORKOELVLOEISTOF
120) 17)
Controleer het koelvloeistofniveau bij
koude motor. Het niveau moet tussen het
MIN- en MAX teken op het reservoir
staan.
Als het niveau te laag is, draai dan de
reservoirdop 3 fig. 87 los en vul de
vloeistof bij zoals beschreven in de
paragraaf “Vloeistoffen en
smeermiddelen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
Page 111 of 156

109
RUITENSPROEIERVLOEISTOF
121) 122)
Ga als volgt te werk om het
vloeistofniveau van de ruitensproeier te
controleren:
❒ om elke interferentie tijdens de
procedure te voorkomen, het
ruitenwisserblad omhoog zetten zoals
beschreven in de paragraaf
“Ruitenwisser” in het hoofdstuk
“Onderhoud en zorg”;
❒ draai de 4 zelftappende schroeven
1 fig. 90 los met de bijgeleverde
schroevendraaier, om het rooster van de
motorkap te verwijderen;
❒ haal de plug uit de opening;
❒ houd de plug vlakbij de opening, leg
een vinger op het middelste gat 2 fig. 91
in de plug en verwijder hem: het niveau is
90A0L0130
zichtbaar op de bedieningspijp 3 fig. 92
vanwege de capillariteit;
❒ zet, na de controle, de plug 2 terug
met de bedieningspijp 3 in de beginstand;
❒ zet het rooster van de motorkap terug
en draai de 4 zelftappende schroeven 1
weer vast.
WAARSCHUWING Sluit de plug weer
door hem horizontaal te houden (niet
gericht naar de motorkap) om te
voorkomen dat het openingslipje op een
moeilijk bereikbare plaats vast blijft
zitten.
Het wordt aanbevolen de
ruitensproeiervloeistof regelmatig te
controleren, met name in
rijomstandigheden waarbij de
ruitensproeier intensief gebruikt wordt.
91A0L0131
Als het niveau onvoldoende is, dat wil
zeggen dat er geen vloeistof in de leiding
zit, ga dan als volgt te werk:
❒ om elke interferentie tijdens de
procedure te voorkomen, het
ruitenwisserblad omhoog zetten zoals
beschreven in de paragraaf
“Ruitenwisser” in dit hoofdstuk;
❒ draai de 4 zelftappende schroeven
1 fig. 90 los met de bijgeleverde
schroevendraaier. Verwijder het rooster
van de motorkap;
92A0L0147
Page 112 of 156

ONDERHOUD EN ZORG
110
❒ neem de witte trechter 4 fig. 93 voor
het bijvullen van de
ruitensproeiervloeistof/brandstof en de
verlengbuis uit de servicekit in de
bagageruimte;
❒ neem plug 2 fig. 91 met de
vloeistofbedieningspijp weg via de
opening van de motorkap op het rooster;
❒ zet trechter 4 fig. 93 en de verlengpijp
in de hals van het reservoir en vul bij;
❒ verwijder, na het bijvullen, trechter 4
met de verlengpijp;
❒ zet plug 2 terug met de peilstok;
❒ zet het rooster van de motorkap terug
en draai de 4 zelftappende schroeven 1
vast.
93A0L0148
REMVLOEISTOF
123) 124) 18) 19)
Ga als volgt te werk om het
remvloeistofniveau te controleren:
❒ draai de 2 zelftappende schroeven
5 fig. 94 los en verwijder het
beschermpaneel;
❒ controleer of de vloeistof op het
maximumniveau staat;
❒ zet, na de controle, het
beschermpaneel terug en draai de 2
zelftappende schroeven 5 vast.
Als het vloeistofniveau in het reservoir
onvoldoende is, ga dan als volgt te werk:
❒ neem de zwarte trechter voor het
bijvullen van de remvloeistof en de
verlengbuis uit de servicekit in de
bagageruimte;
94A0L0149
❒ draai de dop van het reservoir los en
introduceer de trechter 6 fig. 95 met de
verlengbuis in de vulmond van het
reservoir;
❒ verwijder, na het bijvullen, trechter 6
met de verlengpijp;
❒ draai de dop van het reservoir vast;
❒ zet, na de controle, het
beschermpaneel terug en draai de 2
zelftappende schroeven 5 vast.
WAARSCHUWING Wees uiterst
voorzichtig bij het verwijderen van de dop
van de opening om te voorkomen dat de
dop in de carrosserie van de auto valt.
95A0L0160