Page 65 of 156

63
Belangrijkste veiligheidsvoorschriften
die voor het vervoeren van kinderen
opgevolgd moeten worden
❒ Volg de aanwijzingen die de producent
verplicht bij het kinderzitje moet leveren
zorgvuldig op.
Bewaar deze instructies samen met de
overige documenten en dit
instructieboek in de auto.
Raadpleeg bij gebruik van kinderzitjes
altijd de instructies; controleer altijd of
de veiligheidsgordel goed is bevestigd,
door aan de gordel te trekken;
❒ elk kinderzitje is bedoeld voor één
kind; vervoer nooit twee kinderen in één
kinderzitje; controleer altijd of de gordel
niet langs de nek van het kind loopt;
❒ controleer tijdens het rijden dat het
kind geen verkeerde houding aanneemt
of de gordels losmaakt.
❒ vervoer kinderen nooit op schoot,
ook geen pasgeborenen. Niemand kan
een kind vasthouden in geval van een
ongeval; vervang na een ongeval altijd het
kinderzitje door een nieuwe. Laat ook de
veiligheidsgordel vervangen waar het
kinderzitje mee vastzat.
FRONTAIRBAGS
FRONTAIRBAGS BESTUURDER EN
PASSAGIER
De auto is uitgerust met meertraps
frontairbags (“Smart bagssysteem”) voor
de bestuurder en de passagier.
De frontairbags voor
bestuurder/passagier zijn ontworpen om
de inzittenden te beschermen bij
middelzware frontale botsingen, door de
airbag tussen de inzittende en het
stuurwiel of het dashboard op te blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen bij
andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan enz.),
betekent dit dus niet dat het systeem
slecht functioneert.
Airbags zijn geen vervanging voor de
veiligheidsgordels maar een aanvulling
daarop, de gordels moeten altijd
omgelegd worden. Bij een botsing worden
degenen die geen veiligheidsgordel
dragen naar voren geworpen en kunnen
zo in contact komen met een airbag die
nog niet volledig opgeblazen is. Onder
deze omstandigheden wordt de
inzittende minder door de airbag
beschermd.
60)
59)De schema’s zijn indicatief en dienen
slechts ter illustratie van de montage.
Monteer het kinderzitje overeenkomstig
de aanwijzingen, die bijgesloten
moeten zijn.
BELANGRIJK
❒ Een onjuiste montage van het
kinderzitje kan leiden tot een inefficiënt
beschermingssysteem. Bij een ongeval
kan het kinderzitje loskomen en kan het
kind zelfs dodelijk gewond raken. Houd u
bij het monteren van kinderzitjes strikt
aan de meegeleverde instructies.
❒ Wanneer het kinderzitje niet in
gebruik is, zet het dan vast met de
veiligheidsgordel of verwijder het uit het
voertuig. Laat het kinderzitje niet los in
het interieur liggen. Op die manier kan het
geen letsel bij de inzittenden
veroorzaken, als er plotseling moet
worden geremd of in geval van een
ongeval.
Page 66 of 156

In de volgende omstandigheden kan het
voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
❒ frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, die niet de
voorkant van de auto zijn (bijv. spatbord
tegen de vangrail);
❒ de auto schuift onder andere auto’s of
veiligheidsbarrières (bijvoorbeeld onder
vrachtwagens of vangrails); in deze
situaties bieden ze geen aanvullende
bescherming ten opzichte van de
veiligheidsgordels, zodat hun activering
geen zin heeft. In deze gevallen wijst de
uitgebleven activering dus niet op een
storing van het systeem.
FRONTAIRBAG BESTUURDERSZIJDE
Deze airbag bevindt zich in een speciale
ruimte in het midden van het stuurwiel
fig. 39.
61)
39A0L0055
FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDE
Deze airbag bevindt zich in een speciale
ruimte in het dashboard fig. 40.
62)
FRONTAIRBAG PASSAGIER EN
KINDERZITJES
Het is TEN STRENGSTE VERBODEN een
kinderzitje tegen de rijrichting in te
installeren. Als bij een botsing de airbag
wordt opgeblazen, kan het kind hierdoor
dodelijke verwondingen oplopen.
Neem ALTIJD de aanwijzingen vermeld
op het label op de zonneklep aan
passagierszijde fig. 41 in acht.
40A0L0056
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
De frontairbags kunnen in werking treden bij
heftige botsingen tegen de onderkant van de
auto (bijv. botsing met treden,
trottoirbanden, kuilen of verkeersdrempels,
enz.). Als de airbag geactiveerd wordt,
ontsnapt er een kleine hoeveelheid poeder:
dit poeder is niet schadelijk en duidt niet op
het begin van een brand. Dit poeder kan
echter de huid en ogen irriteren: was ze in dit
geval met neutrale zeep en water.
De controle, reparatie en vervanging van de
airbags moeten door een Speciaal Alfa
Romeo Servicepunt worden uitgevoerd. Als
de auto wordt gesloopt, moet het
airbagsysteem buiten werking gesteld
worden door een Speciaal Alfa Romeo
Servicepunt. Gordelspanners en airbags
worden op verschillende manieren
geactiveerd, afhankelijk van het type botsing.
Als een of meerdere van deze voorzieningen
niet in werking treden, dan duidt dat niet op
een storing in het systeem.
63) 64) 65) 66) 67) 68) 69) 70) 71) 72)
VEILIGHEID
64
41A0L0230
Page 67 of 156
65
Frontairbag passagierszijde en kinderzitjes: BELANGRIJK
Page 68 of 156

VEILIGHEID
66
61)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel of op het
deksel van de passagiersairbag aan.
Plaats nooit voorwerpen op het
dashboard aan passagierszijde, omdat
deze het correct openen van de
passagiersairbag kunnen hinderen en de
inzittenden kunnen verwonden.
62)Rijd altijd met de handen op de
stuurwielrand zodat de airbag indien
nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden.
Rijd niet met voorover gebogen lichaam.
Houd de rug goed rechtop tegen de
rugleuning gedrukt.
63)Instructies voor het uitschakelen van
de frontairbag aan passagierszijde zijn te
vinden in de paragraaf “Menuopties” in
het hoofdstuk “Kennismaking met het
instrumentenpaneel”. Denk eraan dat de
airbag in deze omstandigheden NIET in
werking zal treden wanneer dat nodig is
(ongeval).
64)Leun niet met uw hoofd, armen of
ellebogen tegen het portier om letsel te
voorkomen wanneer de airbag in werking
treedt.
65)Steek nooit het hoofd, de armen of de
ellebogen uit het raam.
BELANGRIJK66)Als de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid en het lampje ¬gaat niet
branden of blijft branden tijdens het rijden
(bij sommige versies samen met een
bericht op het display), dan is er mogelijk
een storing in de veiligheidssystemen. In
dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd worden
bij een ongeval of (in een zeer beperkt
aantal gevallen), op onjuiste wijze
geactiveerd worden. Laat het systeem
onmiddellijk controleren door een
speciaal Alfa Romeo Servicepunt
alvorens verder te rijden.
67)Reis niet met voorwerpen op schoot
of voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig letsel
veroorzaken als de airbag in werking
treedt.
68) Laat bij diefstal of poging tot
diefstal, vandalisme of overstromingen
het airbagsysteem door een Speciaal Alfa
Romeo Servicepunt controleren.
69)Als de contactsleutel in stand MAR
staat of wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd
worden als de auto door een andere auto
wordt aangereden. Vergeet ook niet dat
als de sleutel in de stand STOP staat, er
bij een ongeval geen enkel
veiligheidssysteem (airbag of
gordelspanners) wordt geactiveerd. Als
deze systemen onder deze
omstandigheden niet worden
geactiveerd, betekent dit dus niet dat het
systeem slecht functioneert.70)Wanneer de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid, gaat het lampje
“de
eerste 4 seconden constant branden.
Als het lampje daarna blijft branden,
betekent dit dat de
passagiersbescherming is uitgeschakeld;
als het lampje daarentegen uitgaat, is de
passagiersbescherming ingeschakeld.
71)De activeringsdrempel van de
frontairbag is hoger dan die van de
gordelspanners. Bij aanrijdingen die
tussen deze twee drempelwaarden liggen,
treden alleen de gordelspanners in
werking.
72)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid Omdat de frontairbags
niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden in deze gevallen de
inzittenden uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd, die dus
altijd gedragen moeten worden.
Page 69 of 156
STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTEN............................................................................................. 68
PARKEREN ................................................................................................................... 69
TCT-VERSNELLINGSBAK MET DUBBELE KOPPELING ..................... 70
CRUISECONTROL .................................................................................................... 75
PARKEERSENSOREN............................................................................................. 77
TANKEN .........................................................................................................................79
Laten we meteen ter zake komen en kijken hoe u de
mogelijkheden van uw auto optimaal kunt benutten.
We zullen u laten zien hoe u uw auto onder
alle omstandigheden veilig kunt besturen
voor een plezierige en zuinige rijervaring.
Page 70 of 156

STARTEN EN RIJDEN
68
DE MOTOR STARTEN
Alvorens de motor te starten, de stoel,
achteruitkijkspiegels, buitenspiegels
instellen en de veiligheidsriem correct
vastmaken. Trap nooit het gaspedaal in
om de motor te starten.
Procedure
73) 74) 75) 5)
De metalen baard 1 fig. 2 activeert:
❒ trap het rempedaal in;
❒ draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.
Als de motor niet bij de eerste poging
start, draai dan de contactsleutel naar de
stand STOP alvorens de procedure te
herhalen.
❒ Als, met de contactsleutel in de stand
MAR, het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel samen met het
waarschuwingslampje blijft branden,
draai dan de sleutel naar STOP en weer
terug naar MAR; als het
waarschuwingslampje blijft branden,
probeer het dan met de andere sleutels
die bij de auto zijn geleverd. Neem
contact op met een Speciaal Alfa Romeo
Servicepunt als de motor nog steeds niet
gestart kan worden.
❒ Laat de contactsleutel nooit in de
stand MAR staan als de motor is afgezet.
DE MOTOR AFZETTEN
Procedure
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
6) 7)
73)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
74)De rembekrachtiging werkt niet
zolang de motor niet is gestart; om die
reden is meer kracht dan normaal
benodigd voor de bediening van het
rempedaal.
75)Probeer de motor nooit te starten
door de auto te duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden. Hierdoor kan
de katalysator worden beschadigd.
BELANGRIJK
5)Tijdens de eerste gebruiksperiode
adviseren wij om overmatige belasting
van de auto te voorkomen (bijvoorbeeld
hard accelereren, lang rijden met hoge
toeren, abrupt remmen, enz.).
6)Laat de startinrichting nooit in de
stand MAR staan als de motor is afgezet,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
7)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut,
verspilt brandstof en is, vooral voor
motoren met turbocompressor,
schadelijk.
WAARSCHUWINGEN
Page 71 of 156

69
DE AUTO PARKEREN
Verwijder altijd de contactsleutel als de
auto wordt verlaten.
Ga bij het parkeren en verlaten van de
auto als volgt te werk:
❒ schakel een versnelling in (de eerste
versnelling als de auto heuvel op is
geparkeerd, de achteruit als de auto
heuvel af is geparkeerd) en zet de
voorwielen iets uitgestuurd;
❒ zet de motor af en trek de handrem
aan.
Als de auto op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan met
wiggen of stenen.
Wacht tot de ingeschakelde versnelling
van het display verdwijnt, voordat u het
rempedaal loslaat.
76)
BELANGRIJK: laat de auto NOOIT achter
met de versnellingsbak in de vrijstand.
HANDREM
Trek, om de handrem in te schakelen, de
hendel 1 fig. 42 omhoog totdat de auto
blokkeert. Bij aangetrokken handrem en
contactsleutel in de stand MAR, gaat het
waarschuwingslampje xop het
instrumentenpaneel branden.
Trek, om de handrem los te zetten, hendel
1 iets omhoog, druk knop 2 in, houd deze
ingedrukt en laat de hendel zakken.
Het waarschuwingslampje xop het
instrumentenpaneel gaat uit.
Vier of vijf klikken zijn over het algemeen
voldoende wanneer het voertuig op een
vlakke ondergrond staat, terwijl er tien of
elf nodig kunnen zijn als het voertuig met
belading op een steile helling staat.
77)
BELANGRIJK Tijdens deze handelingen
moet het rempedaal ingetrapt blijven.
42A0L0066
76)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de sleutel
uit de startinrichting als het voertuig
wordt verlaten en neem de sleutel mee.
77)De auto moet geremd worden na
enkele klikken van de handrem: als dat
niet zo is, contact opnemen met het
Alfa Romeo Servicenetwerk om de
handrem te laten afstellen. Parkeer de
auto altijd op veilige wijze, zoals
aangegeven in de
wegenverkeerswetgeving en zoals
hierboven beschreven.
BELANGRIJK
Page 72 of 156

STARTEN EN RIJDEN
70
TCT-VERSNELLINGSBAK MET
DUBBELE KOPPELING
De Alfa 4C is voorzien van de TCT 6-
versnellingsbak met dubbele
drogeplaatkoppeling met schakelpeddels
achter het stuur. Dit is een geavanceerde
technische oplossing die de combinatie
biedt van de bediening van een
handgeschakelde versnellingsbak, de
directheid van een sequentieel systeem
en het gemak van de mogelijkheid om een
automatisch keuzeprogramma te
selecteren zonder de vertraging van een
conventionele automatische transmissie.
Met de sleutel uit het contactslot, zal het
systeem geen enkele actie uitvoeren
wanneer de knoppen op het
bedieningspaneel van de transmissie op
de centrale tunnel fig. 43 worden
bediend, ongeacht de druk die op het
rempedaal wordt uitgeoefend.
43A0L0067
De transmissie zal daarom in de toestand
blijven waarin deze verkeerde toen de
motor werd afgezet.
Bij stationair draaiende motor en de
sleutel in de stand MAR (elektrische
verbruikers vanaf contactsleutel
ingeschakeld), verschijnt op het display
de ingeschakelde versnelling en de
actieve bedieningswijze (automatisch =
AUTO of handmatig = geen weergave).
BEDIENINGSWIJZE
De versnellingsbak kan op twee manieren
bediend worden (behalve wanneer de
Race-modus geselecteerd is):
❒ de eerste is handmatig (MANUAL),
waarbij de bestuurder beslist wanneer hij
schakelt;
❒ de tweede is volledig automatisch
(AUTO), waarbij het systeem beslist
wanneer er geschakeld wordt.
Wanneer de Race-modus geselecteerd is,
is MANUAL de enig toegestane
bedieningswijze.
Handmatige bediening (MANUAL)
Deze bedieningswijze laat aan de
bestuurder de keuze van de geschiktste
overbrengingsverhouding, afhankelijk
van de gebruiksomstandigheden van de
auto.Met de schakelpeddel “+” op het
stuurwiel wordt een hogere versnelling
ingeschakeld, terwijl met de hendel “–”
een lagere versnelling wordt
ingeschakeld (zie de volgende paragraaf,
“Schakelpeddels”).
Als het verzoek door het systeem
geaccepteerd wordt, toont het display de
nieuw ingeschakelde versnelling.
Als het systeem het verzoek niet
accepteert, toont het display de
voorafgaand aan het verzoek
ingeschakelde versnelling en klinkt er een
geluidssignaal.
Het systeem weigert een
schakelcommando als dit de juiste
werking van de motor en de
versnellingsbak in gevaar brengt.
44A0L0146