Page 57 of 156
55
WerkingSensor aanwezig op wiel
gemonteerd op voertuigFoutaanduidingTe treffen maatregel
–
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door andere me
een andere maat (*)–
NEE
JA
JAJA
JA
NEE
NEENeem contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt
Neem contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt
–
–
(*) Weergegeven als een alternatief in het Instructieboek of op het registratiecertificaat;
verkrijgbaar bij Lineaccessori Alfa Romeo. Raadpleeg, voor een juist gebruik van het systeem, onderstaande tabel wanneer de wielen/banden moeten worden vervangen:
Page 58 of 156

VEILIGHEID
56
43)De aanwezigheid van het TPMS-
systeem ontslaat de bestuurder niet van
de verplichting om de bandenspanning
regelmatig te controleren, met inbegrip
van het reservewiel.
44)Controleer de bandenspanning bij
koude banden. Als de bandenspanning om
welke reden dan ook bij warme banden
moet worden gecontroleerd, dan mag de
spanning niet worden verlaagd, ook
wanneer de gemeten waarde hoger is dan
de voorgeschreven waarde. Herhaal de
controle wanneer de banden koud zijn.
45)Als een of meerdere wielen zonder
sensoren zijn gemonteerd, dan is het
systeem niet langer beschikbaar. Hierbij
gaat het TPMS-waarschuwingslampje
korter dan een minuut knipperen voordat
het continu blijft branden, en wordt een
bericht op het display getoond zolang er
geen 4 wielen met sensoren gemonteerd
worden.
46)Het TPMS-systeem waarschuwt niet
bij een plotselinge afname van de
bandenspanning (bijvoorbeeld bij een
klapband). Breng in dergelijke gevallen de
auto tot stilstand en voorkom bruuske
stuurbewegingen.
47)Wanneer standaardbanden moeten
worden vervangen door winterbanden (en
omgekeerd), moet het TPMS hierop
worden afgesteld. Dit mag alleen door
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt
worden verricht.
BELANGRIJK48)Veranderingen in de
buitentemperatuur kunnen variaties in de
bandenspanningen veroorzaken. Het
TPMS-systeem kan tijdelijk een
onvoldoende spanningswaarde aangeven.
Controleer in dergelijke gevallen de
bandenspanning bij koude banden en
herstel zo nodig de juiste
spanningswaarde.
49)Wanneer een wiel wordt vervangen, is
het raadzaam ook de rubberen
ventielpakking te vervangen: neem
contact op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt. De montage/demontage van
een band en/of velg vereist specifieke
voorzorgsmaatregelen; om schade of een
verkeerde montage van de sensoren te
voorkomen, mogen deze werkzaamheden
alleen door gespecialiseerd personeel
worden uitgevoerd. Neem contact op met
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
50)Sterke radiofrequentie-interferentie
kan de regelmatige werking van het
TPMS-systeem verhinderen. Dit wordt
aangegeven met een bericht op het
display. Het bericht verdwijnt
automatisch zodra de interferentie is
verdwenen.51)De bij de auto geleverde
bandenreparatiekit (“Fix&Go Automatic”)
(waar aanwezig) is compatibel met de
TPMS-sensoren; als andere
afdichtmiddelen dan die in de originele kit
worden gebruikt, kan dit de werking
nadelig beïnvloeden. Als andere dan de
originele afdichtmiddelen worden
gebruikt, wordt geadviseerd de
TPMS-sensoren te laten controleren door
een gekwalificeerd reparatiecentrum.
Page 59 of 156

57
VEILIGHEIDSGORDELS
Alle stoelen van het voertuig zijn
uitgerust met veiligheidsgordels met
drie verankeringspunten en een
oprolautomaat.
Het mechanisme van de oprolautomaat
werkt door vergrendeling van de gordel
wanneer er heftig geremd wordt of door
een sterke deceleratie wegens een
botsing. Zo kan de gordel vrij schuiven en
kan hij zich aanpassen aan het lichaam
van de inzittende. In het geval van een
ongeval, zal de gordel geblokkeerd
worden waardoor het risico van impact
binnenin het interieur en het naar buiten
geslingerd worden van een persoon
beperkt worden.
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt gebruikt
houden en moet er ook voor zorgen dat
andere inzittenden van het voertuig deze
voorschriften naleven.
Maak de veiligheidsgordels altijd vast
alvorens weg te rijden.
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met de
rug tegen de rugleuning zit. Pak, om de gordel om te leggen, de gesp
1 fig. 33 en steek deze in de sluiting 2,
totdat de klik van het vergrendelen
wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel
blokkeert, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Om de gordel los te maken, druk op knop
3 en begeleid de gordel tijdens het
teruglopen met de hand, zodat hij niet
draait.
52)
De oprolautomaat kan blokkeren als het
voertuig op een steile helling staat: dit is
normaal. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als de gordel snel word
uitgetrokken of bij hard remmen,
botsingen en bij bochten die op hoge
snelheid worden genomen.
33A0L0050
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN VOOR
HET GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Houd u aan de geldende plaatselijke
wetten met betrekking tot het gebruik
van veiligheidsgordels (en verzeker u
ervan dat alle passagiers dat doen. Maak
de veiligheidsgordels altijd vast alvorens
weg te rijden. Ook zwangere vrouwen
moeten de veiligheidsgordel omleggen:
voor zwangere vrouwen en het
ongeboren kind wordt het risico op
verwondingen bij een ongeval fors
ingeperkt als de gordel wordt gedragen.
Natuurlijk moeten zwangere vrouwen
wel het onderste deel van de gordel lager
omleggen, zodat de gordel over het
bekken en onder de buik komt fig. 34.
Zorg dat de gordelband nooit gedraaid is.
Het bovenste gordelgedeelte moet over de
schouder en schuin over de borst liggen.
34A0L0052
Page 60 of 156

VEILIGHEID
58
Het onderste gordelgedeelte moet over
het bekken fig. 35 en dus niet over de
buik van de inzittende liggen. Steek nooit
voorwerpen (wasknijpers, klemmen enz.)
tussen de gordel en het lichaam van de
inzittende.
53)
Iedere veiligheidsgordel mag maar door
één persoon tegelijk worden gebruikt:
neem geen kinderen op schoot om u
beiden met één veiligheidsgordel
bescherming te bieden fig. 36.
Steek geen enkel voorwerp tussen de
gordel en het lichaam van een inzittende.
54) 55)
35A0L0053
ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
❒ Zorg er altijd voor dat de gordel goed
uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de oprolautomaat niet
haperend werkt;
❒ controleer de werking van de
veiligheidsgordel als volgt: maak de
gordel vast en trek hard aan de gordel;
❒ vervang de gordels na een ongeval,
ook al lijken ze niet beschadigd. Vervang
de gordels ook altijd als de
gordelspanners werden geactiveerd.
❒ zorg dat er geen vocht in de
oprolautomaat komt: de goede werking
ervan is alleen gegarandeerd als ze droog
blijven;
❒ vervang de gordel als hij tekenen van
slijtage vertoont. 52)Druk tijdens het rijden niet op de knop
3 fig. 33.
53)Voor optimale bescherming moet de
rugleuning rechtop gezet worden, moet
men goed tegen de rugleuning aanzitten
en moet de gordel goed aansluiten op de
borst en het bekken. Leg de
veiligheidsgordels altijd om! Rijden
zonder veiligheidsgordels doet bij een
ongeval het risico op ernstige
verwondingen toenemen en kan zelfs de
dood tot gevolg hebben.
54)Het demonteren of aanpassen van
onderdelen van de veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste verboden.
Werkzaamheden aan deze onderdelen
moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd en bevoegd personeel.
Neem altijd contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
55) Nadat een gordel aan een zware
belasting is blootgesteld (bijvoorbeeld bij
een ongeval), moet de gordel compleet
met de verankeringen,
bevestigingsbouten en de gordelspanner
worden vervangen. Ook als er geen
zichtbare schade is, kan de gordel toch
verzwakt zijn.
BELANGRIJK
Page 61 of 156

59
SBR-SYSTEEM
(Seat Belt Reminder)
Dit systeem bestaat uit een akoestisch
waarschuwingssignaal dat, tegelijk met
het knipperende lampje
instrumentenpaneel, de bestuurder
waarschuwt wanneer de
veiligheidsgordel niet is omgelegd.
Neem contact op met een Speciaal Alfa
Romeo Servicepunt om het
waarschuwingssignaal permanent te
laten uitschakelen.
De zoemer kan te allen tijde via het
Setup-menu opnieuw worden
ingeschakeld (zie paragraaf
“Menuopties” in het hoofdstuk
“Kennismaking met de auto”).
Als de bestuurder de enige inzittende is
en de veiligheidsgordel niet is omgelegd,
dan wordt bij het overschrijden van 20
km/h of wanneer langer dan 5 seconden
met een snelheid van 10 à 20 km/h
wordt gereden, een akoestische
signaalcyclus gestart (6 seconden
continu durend geluidssignaal gevolgd
door een intermitterend piepsignaal van
ongeveer 90 seconden) en het
waarschuwingslampje
einde van de cyclus continu branden tot
de motor is afgezet. Het geluidssignaal
wordt onmiddellijk onderbroken
wanneer de veiligheidsgordel wordt
omgelegd.
Als de veiligheidsgordel tijdens het rijden
weer wordt losgemaakt, gaan het
geluidssignaal en het knipperende
lampje weer werken zoals hiervoor is
beschreven.
GORDELSPANNERS
De veiligheidsgordels zijn voorzien van
gordelspanners die bij een heftige
frontale botsing de gordel enige
centimeters aantrekt. Op die manier
worden de inzittenden veel beter op hun
plaats gehouden en wordt de
voorwaartse beweging beperkt.
Wanneer de gordelspanners hebben
gewerkt; rolt de gordel niet meer op.
De auto is ook uitgerust met een tweede
gordelspanner (gemonteerd bij de
dorpellijst). De activering hiervan kan
herkend worden aan de verkorting van de
metalen kabel.
Tijdens de werking van de gordelspanner
kan er wat rook ontsnappen. Deze rook is
niet schadelijk en duidt niet op
brandgevaar.
BELANGRIJK Voor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed aansluit op borst
en bekken.
Page 62 of 156

VEILIGHEID
60
De gordelspanner vereist geen
onderhoud of smering: elke verandering
van de oorspronkelijke conditie zal de
werking ervan teniet doen. Als de
gordelspanner door ongebruikelijke
natuurlijke gebeurtenissen (bijv.
overstromingen, vloedgolven enz.) met
water en/of modder in contact is
geweest, neem dan contact op met een
Speciaal Alfa Romeo Servicepunt om
hem te laten vervangen.
56) 57)
4)
KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming zijn de
oprolautomaten van de gordels voor
voorzien van een krachtbegrenzer die bij
een ongeval de piekbelasting op de borst
en schouders beperken.
VEILIG KINDEREN
VERVOEREN
De Alfa 4C is een sportieve auto
waarmee elke dag in de stad gereden kan
worden, onder voorwaarde dat de
bestuurder en de passagiers hun
veiligheidsgordels omleggen.
Een kind mag ook vervoerd worden op de
passagiersstoel, onder voorwaarde dat
het kind zwaarder weegt dan 9 kg en er
een geschikt kinderzitje wordt gebruikt.
Kinderen moeten, afhankelijk van hun
gewicht, in geschikte kinderzitjes
vervoerd worden. Er zijn verschillende
soorten kinderzitjes leverbaar; kies altijd
het zitje dat het meest geschikt is voor
het kind.
58)
Kinderen langer dan 1,50 m worden wat
de beveiligingssystemen betreft
gelijkgesteld aan volwassenen en
moeten de standaard veiligheidsgordels
dragen. Alle beveiligingssystemen
moeten voorzien zijn van de
typegoedkeuringsgegevens en het
keurmerk op een label dat stevig
bevestigd moet zijn op het kinderzitje en
dat absoluut niet verwijderd mag
worden. Kinderzitjes zijn verkrijgbaar bij
Lineaccessori Alfa Romeo.
Deze producten zijn speciaal voor
Alfa Romeo voertuigen ontworpen en
getest.
56)De gordelspanner kan slechts één
maal gebruikt worden. Ga, na activering
van de gordelspanner, naar een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt om hem te laten
vervangen.
57)Het demonteren of aanpassen van
onderdelen van de veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste verboden.
Werkzaamheden aan deze onderdelen
moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd en bevoegd personeel.
Neem altijd contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
BELANGRIJK
4)Gebeurtenissen die leiden tot stoten,
trillingen of plaatselijke verhittingen in de
zone rond de gordelspanners (hoger dan
100°C gedurende ten hoogste 6 uur)
kunnen de gordelspanners beschadigen of
in werking doen treden.
Neem contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt, als aan deze
componenten gewerkt moet worden.
WAARSCHUWINGEN
Page 63 of 156

61
“UNIVERSEEL” KINDERZITJE
MONTEREN
(met de veiligheidsgordels)
Alleen kinderzitjes voor Groep 1, 2 en 3,
namelijk in de rijrichting gemonteerde
kinderzitjes, kunnen op de Alfa 4C
geïnstalleerd worden.
Dit voertuig is NIET geschikt voor het
monteren van tegen de rijrichting in op
de passagiersstoel gemonteerde
kinderzitjes.
GROEP 1
Kinderen met een gewicht van 9 tot 18 kg
mogen in een in de rijrichting gemonteerd
kinderzitje vervoerd worden fig. 37.
59)
37A0L0059
GROEP 2
Kinderen met een gewicht tussen 15 en
36 kg mogen rechtstreeks de
veiligheidsgordels van de auto gebruiken,
fig. 38.
Het kinderzitje is in dit geval alleen nodig
om het kind correct ten opzichte van de
gordels te plaatsen, zodat het diagonale
gordelgedeelte schuin over de borst en
nooit langs de nek ligt; het horizontale
gordelgedeelte moet over het bekken en
niet over de buik liggen.
59)
38A0L0064
58)De passagiersstoel van de auto is niet
geschikt voor het gebruik van tegen de
rijrichting in geplaatste kinderzitjes
(Groep 0 en 0+). Daarom mogen erg kleine
kinderen (van 0 tot 9 kg) NIET in dit
voertuig vervoerd worden.
BELANGRIJK
Page 64 of 156

VEILIGHEID
62
GroepGewichtsklassePassagier
Groep 1 9-18 kg L
Groep 2 15-25 kg L
Groep 3 22-36 kg L
L = geschikt voor speciale kinderzitjes voor dit type auto.
GESCHIKTHEID VAN DE PASSAGIERSSTOELEN VOOR HET GEBRUIK VAN UNIVERSELE KINDERZITJES
In overeenstemming met de Europese Richtlijn 2000/3/EG is de geschiktheid van elke passagiersstoel voor de montage van
universele kinderzitjes in de volgende tabel weergegeven:
DOOR ALFA ROMEO AANBEVOLEN KINDERZITJES VOOR DE ALFA 4C
Lineaccessori Alfa Romeo heeft twee kinderzitjes speciaal voor uw Alfa 4C die in de rijrichting moeten worden gemonteerd en die
alleen met de driepuntsgordel kunnen worden vastgezet.
GewichtsklasseKinderzitjeType kinderzitjeInstallatie kinderzitje
Britax Romer Duo Plus
Nummer typegoedkeuring:
E1 04301133
Fiat-bestelcode: 71803161 Groep 1 – van 9 tot
18 kgKinderzitjes die in de rijrichting gemonteerd moeten
worden maken UITSLUITEND gebruik van de
veiligheidsgordels van de auto.
Het wordt geadviseerd geen gebruik te maken van
de ISOFIX-verankeringen en bovenbevestiging van
het kinderzitje aangezien de auto niet is uitgerust
met ISOFIX-verankeringen en bovenbevestiging.
Fair Junior Fix
Nummer typegoedkeuring:
E4 04443721
Fiat-bestelcode: 71806570Dit moet geïnstalleerd worden in de rijrichting met
behulp van UITSLUITEND de veiligheidsgordel van
de auto.
Het wordt geadviseerd geen gebruik te maken van
de ISOFIX-verankeringen aangezien de auto niet is
uitgerust met ISOFIX -verankeringen. Groep 2 – 3 van 15 tot
36 kg