KENNISMAKING MET DE AUTO
DASHBOARD ................................................................................................................ 8
SLEUTELS........................................................................................................................9
CONTACTSLOT.......................................................................................................... 10
ALFA ROMEO-CODESYSTEEM........................................................................ 11
ALARM ........................................................................................................................... 11
PORTIEREN ................................................................................................................. 12
ZITPLAATSEN ........................................................................................................... 13
STUURWIEL ................................................................................................................ 14
ACHTERUITKIJKSPIEGELS ................................................................................. 15
BUITENVERLICHTING .......................................................................................... 16
INTERIEURVERLICHTING ................................................................................... 18
RUITENWISSERS/-SPROEIER ......................................................................... 19
KLIMAATREGELING ............................................................................................... 20
ELEKTRISCHE RUITEN ......................................................................................... 23
ACHTERKLEP/MOTORKAP ............................................................................... 24
KOPLAMPEN .............................................................................................................. 25
“Alfa DNA”-SYSTEEM ............................................................................................ 27
Grondige kennis van uw nieuwe voertuig begint hier.
Het onderhavige instructieboek geeft een eenvoudige en directe
uitleg van hoe het in elkaar zit en hoe het werkt.
We adviseren u daarom om het te lezen terwijl u comfortabel
in uw auto zit, zodat u de weergegeven
functies direct kunt controleren.
KENNISMAKING MET DE AUTO
8
INSTRUMENTENPANEEL
1. Luchtroosters 2. Linker hendel 3. Instrumentenpaneel 4. Rechterhendel 5. Passagiersairbag 6. Bedieningen op het dashboard
7. Verwarming/klimaatregeling 8. Stuurwiel 9. Bedieningsknoppen
A0L0144
9
DE SLEUTELS
MECHANISCHE SLEUTEL
Werking
De metalen baard 1 fig. 1 activeert:
❒ de contactschakelaar;
❒ de sloten van de portieren.
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING(waar aanwezig)
Werking
De metalen baard 1 fig. 2 activeert:
❒ de contactschakelaar;
❒ de sloten van de portieren.
Druk op knop 2 om de metalen baard in/uit
te klappen.
1) 1)
1A0L0005
Portierontgrendeling
Druk kort op de knop Ë:
om de portieren te ontgrendelen en de
plafondverlichting voor een bepaalde tijd
in te schakelen; de richtingaanwijzers
knipperen tweemaal (waar aanwezig).
De portieren worden automatisch
ontgrendeld wanneer de afsluiter van de
brandstoftoevoer in werking treedt.
Als een van de portieren niet goed
gesloten is wanneer de portieren
vergrendeld worden, knippert de led snel
samen met de richtingaanwijzers.
Portiervergrendeling
Druk kort op knop Á:
om de portieren te vergrendelen en de
plafondverlichting uit te schakelen; de
richtingaanwijzers knipperen eenmaal
(waar aanwezig).
2A0L0006
Als een of meerdere portieren open zijn,
worden de portieren niet vergrendeld.
Dit wordt aangegeven door het snel
knipperen van de richtingaanwijzers
(waar aanwezig). De portieren worden
vergrendeld ook als de achterklep open
staat.
Wanneer de portieren van buiten de auto
worden vergrendeld (met de
afstandsbediening), gaat led 1 fig. 3
enkele seconden branden en daarna
knipperen (bewakingsfunctie).
Wanneer de portieren van binnen de auto
worden vergrendeld (door te drukken op
de ≈knop op het dashboard), blijft de
led continu branden.
3A0L0007
PORTIEREN
CENTRALE PORTIERVERGRENDELING
De portieren vergrendelen van buitenaf
Druk bij gesloten portieren op de knop Á
van de afstandsbediening of steek en
draai de metalen baard (van de sleutel) in
het slot van het portier. De led 1 fig. 6 op
de knop ≈op het dashboard gaat
branden om aan te geven dat de
portieren vergrendeld zijn.
De portiervergrendeling vindt plaats als
alle portieren gesloten zijn, onafhankelijk
van het feit of de achterklep geopend of
gesloten is.
6A0L0007
Portieren ontgrendelen van buitenaf
Druk op de knop Ëvan de
afstandsbediening of steek en draai de
metalen baard (van de sleutel) in het slot
van het bestuurdersportier.
De portieren ver-/ontgrendelen van
binnenuit
Druk op knop ≈. De knop is voorzien
van een led-lampje dat aangeeft wanneer
de portieren worden ver-/ontgrendeld.
Led aan: portieren vergrendeld.
Led uit: portieren ontgrendeld.
NOODVERGRENDELING
PORTIEREN
Portier passagierszijde
Het passagiersportier is uitgerust met
een inrichting om het portier zonder
stroom te vergrendelen.
KENNISMAKING MET DE AUTO
12
HET ALARM UITSCHAKELEN
Druk op de toets Ë.
BELANGRIJK Als het centrale
portiersvergrendelingssysteem
uitgeschakeld wordt met de metalen
baard van de sleutel, wordt het alarm
niet uitgeschakeld.
HET ALARM UITSLUITEN
Om het diefstalalarm volledig buiten
werking te stellen (bijv. als het voertuig
lang niet wordt gebruikt), het voertuig
afsluiten door de metalen baard van de
sleutel in het slot om te draaien.
VOLUMETRISCHE BEVEILIGING/
HELLINGSHOEKDETECTIE
Om de juiste werking van de beveiliging
te garanderen, de zijruiten volledig
sluiten.
Om de volumetrische beveiliging uit te
schakelen, de contactsleutel twee keer
achter elkaar van STOP naar MAR
draaien, schakel daarna het alarm binnen
15 seconden in, door op de toets Áop de
afstandsbediening te drukken.
Om ook de hellingshoekdetectie uit te
schakelen, de contactsleutel drie keer
achter elkaar van STOP naar MAR
draaien, schakel daarna het alarm binnen
15 seconden in, door op de toets Áop de
afstandsbediening te drukken.
13
STOELEN
INSTELLINGEN
Verstellen in lengterichting
(waar aanwezig)
Trek hendel 1 fig. 8 omhoog en schuif de
stoel naar voren of naar achteren: in de
rijstand moeten de armen op de rand van
het stuurwiel rusten.
6) 7)
8A0L0011
Steek de metalen baard van de
contactsleutel in de behuizing 1 fig. 7 en
draai hem rechtsom, om het portier te
vergrendelen.
Om de werking van de portiersloten weer
te herstellen (alleen als de acculading
hersteld is), als volgt te werk gaan:
❒ druk op de knop Ëvan de
afstandsbediening;
of
❒ druk op de knop ≈voor
portiervergrendeling/-ontgrendeling op
het dashboard;
7A0L0036
of
❒ steek de metalen baard van de
contactsleutel in het slot van het
voorportier;
of
❒ trek aan de binnenhandgreep van het
portier.
Initialisatie mechanisme portier
openen/sluiten
Als de accu is losgekoppeld of als een
zekering is doorgebrand, dan moet het
open-/sluitmechanisme als volgt opnieuw
geïnitialiseerd worden:
❒ sluit alle portieren;
❒ druk op de knop Ëvan de sleutel of op
de knop ≈voor portiervergrendeling/-
ontgrendeling op het dashboard;
❒ druk op de knop Ávan de sleutel of op
de knop ≈voor portiervergrendeling/-
ontgrendeling op het dashboard;
Handmatig inklappen van de spiegels
Klap indien nodig de buitenspiegels in
door ze van stand 1 in stand 2 fig. 13 te
zetten.
BELANGRIJK Tijdens het rijden moeten
de spiegels altijd in stand 1 staan.
Spiegelverwarming(indien aanwezig)
Druk op knop fig. 14 om deze functie
in te schakelen.
Inschakeling wordt aangegeven met het
digitale lampje op het display.
Druk nogmaals op om de functie van
tevoren uit te schakelen.
13A0L0015
14A0L0025
BUITENVERLICHTING
Met de linkerhendel fig. 15 worden de
meeste buitenlichten bediend.
De buitenverlichting kan alleen worden
ingeschakeld met de contactsleutel in de
stand MAR.
Het instrumentenpaneel en de
bedieningselementen op het dashboard
en de middelste tunnel gaan tegelijk
branden met de buitenverlichting.
15A0L0020
KENNISMAKING MET DE AUTO
16
11)De buitenspiegel is bolvormig;
hierdoor wordt de afstandswaarneming
enigszins vertekend.
BELANGRIJK
63
Belangrijkste veiligheidsvoorschriften
die voor het vervoeren van kinderen
opgevolgd moeten worden
❒ Volg de aanwijzingen die de producent
verplicht bij het kinderzitje moet leveren
zorgvuldig op.
Bewaar deze instructies samen met de
overige documenten en dit
instructieboek in de auto.
Raadpleeg bij gebruik van kinderzitjes
altijd de instructies; controleer altijd of
de veiligheidsgordel goed is bevestigd,
door aan de gordel te trekken;
❒ elk kinderzitje is bedoeld voor één
kind; vervoer nooit twee kinderen in één
kinderzitje; controleer altijd of de gordel
niet langs de nek van het kind loopt;
❒ controleer tijdens het rijden dat het
kind geen verkeerde houding aanneemt
of de gordels losmaakt.
❒ vervoer kinderen nooit op schoot,
ook geen pasgeborenen. Niemand kan
een kind vasthouden in geval van een
ongeval; vervang na een ongeval altijd het
kinderzitje door een nieuwe. Laat ook de
veiligheidsgordel vervangen waar het
kinderzitje mee vastzat.
FRONTAIRBAGS
FRONTAIRBAGS BESTUURDER EN
PASSAGIER
De auto is uitgerust met meertraps
frontairbags (“Smart bagssysteem”) voor
de bestuurder en de passagier.
De frontairbags voor
bestuurder/passagier zijn ontworpen om
de inzittenden te beschermen bij
middelzware frontale botsingen, door de
airbag tussen de inzittende en het
stuurwiel of het dashboard op te blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen bij
andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan enz.),
betekent dit dus niet dat het systeem
slecht functioneert.
Airbags zijn geen vervanging voor de
veiligheidsgordels maar een aanvulling
daarop, de gordels moeten altijd
omgelegd worden. Bij een botsing worden
degenen die geen veiligheidsgordel
dragen naar voren geworpen en kunnen
zo in contact komen met een airbag die
nog niet volledig opgeblazen is. Onder
deze omstandigheden wordt de
inzittende minder door de airbag
beschermd.
60)
59)De schema’s zijn indicatief en dienen
slechts ter illustratie van de montage.
Monteer het kinderzitje overeenkomstig
de aanwijzingen, die bijgesloten
moeten zijn.
BELANGRIJK
❒ Een onjuiste montage van het
kinderzitje kan leiden tot een inefficiënt
beschermingssysteem. Bij een ongeval
kan het kinderzitje loskomen en kan het
kind zelfs dodelijk gewond raken. Houd u
bij het monteren van kinderzitjes strikt
aan de meegeleverde instructies.
❒ Wanneer het kinderzitje niet in
gebruik is, zet het dan vast met de
veiligheidsgordel of verwijder het uit het
voertuig. Laat het kinderzitje niet los in
het interieur liggen. Op die manier kan het
geen letsel bij de inzittenden
veroorzaken, als er plotseling moet
worden geremd of in geval van een
ongeval.
In de volgende omstandigheden kan het
voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
❒ frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, die niet de
voorkant van de auto zijn (bijv. spatbord
tegen de vangrail);
❒ de auto schuift onder andere auto’s of
veiligheidsbarrières (bijvoorbeeld onder
vrachtwagens of vangrails); in deze
situaties bieden ze geen aanvullende
bescherming ten opzichte van de
veiligheidsgordels, zodat hun activering
geen zin heeft. In deze gevallen wijst de
uitgebleven activering dus niet op een
storing van het systeem.
FRONTAIRBAG BESTUURDERSZIJDE
Deze airbag bevindt zich in een speciale
ruimte in het midden van het stuurwiel
fig. 39.
61)
39A0L0055
FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDE
Deze airbag bevindt zich in een speciale
ruimte in het dashboard fig. 40.
62)
FRONTAIRBAG PASSAGIER EN
KINDERZITJES
Het is TEN STRENGSTE VERBODEN een
kinderzitje tegen de rijrichting in te
installeren. Als bij een botsing de airbag
wordt opgeblazen, kan het kind hierdoor
dodelijke verwondingen oplopen.
Neem ALTIJD de aanwijzingen vermeld
op het label op de zonneklep aan
passagierszijde fig. 41 in acht.
40A0L0056
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
De frontairbags kunnen in werking treden bij
heftige botsingen tegen de onderkant van de
auto (bijv. botsing met treden,
trottoirbanden, kuilen of verkeersdrempels,
enz.). Als de airbag geactiveerd wordt,
ontsnapt er een kleine hoeveelheid poeder:
dit poeder is niet schadelijk en duidt niet op
het begin van een brand. Dit poeder kan
echter de huid en ogen irriteren: was ze in dit
geval met neutrale zeep en water.
De controle, reparatie en vervanging van de
airbags moeten door een Speciaal Alfa
Romeo Servicepunt worden uitgevoerd. Als
de auto wordt gesloopt, moet het
airbagsysteem buiten werking gesteld
worden door een Speciaal Alfa Romeo
Servicepunt. Gordelspanners en airbags
worden op verschillende manieren
geactiveerd, afhankelijk van het type botsing.
Als een of meerdere van deze voorzieningen
niet in werking treden, dan duidt dat niet op
een storing in het systeem.
63) 64) 65) 66) 67) 68) 69) 70) 71) 72)
VEILIGHEID
64
41A0L0230