VEILIGHEID
66
61)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel of op het
deksel van de passagiersairbag aan.
Plaats nooit voorwerpen op het
dashboard aan passagierszijde, omdat
deze het correct openen van de
passagiersairbag kunnen hinderen en de
inzittenden kunnen verwonden.
62)Rijd altijd met de handen op de
stuurwielrand zodat de airbag indien
nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden.
Rijd niet met voorover gebogen lichaam.
Houd de rug goed rechtop tegen de
rugleuning gedrukt.
63)Instructies voor het uitschakelen van
de frontairbag aan passagierszijde zijn te
vinden in de paragraaf “Menuopties” in
het hoofdstuk “Kennismaking met het
instrumentenpaneel”. Denk eraan dat de
airbag in deze omstandigheden NIET in
werking zal treden wanneer dat nodig is
(ongeval).
64)Leun niet met uw hoofd, armen of
ellebogen tegen het portier om letsel te
voorkomen wanneer de airbag in werking
treedt.
65)Steek nooit het hoofd, de armen of de
ellebogen uit het raam.
BELANGRIJK66)Als de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid en het lampje ¬gaat niet
branden of blijft branden tijdens het rijden
(bij sommige versies samen met een
bericht op het display), dan is er mogelijk
een storing in de veiligheidssystemen. In
dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd worden
bij een ongeval of (in een zeer beperkt
aantal gevallen), op onjuiste wijze
geactiveerd worden. Laat het systeem
onmiddellijk controleren door een
speciaal Alfa Romeo Servicepunt
alvorens verder te rijden.
67)Reis niet met voorwerpen op schoot
of voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig letsel
veroorzaken als de airbag in werking
treedt.
68) Laat bij diefstal of poging tot
diefstal, vandalisme of overstromingen
het airbagsysteem door een Speciaal Alfa
Romeo Servicepunt controleren.
69)Als de contactsleutel in stand MAR
staat of wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd
worden als de auto door een andere auto
wordt aangereden. Vergeet ook niet dat
als de sleutel in de stand STOP staat, er
bij een ongeval geen enkel
veiligheidssysteem (airbag of
gordelspanners) wordt geactiveerd. Als
deze systemen onder deze
omstandigheden niet worden
geactiveerd, betekent dit dus niet dat het
systeem slecht functioneert.70)Wanneer de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid, gaat het lampje
“de
eerste 4 seconden constant branden.
Als het lampje daarna blijft branden,
betekent dit dat de
passagiersbescherming is uitgeschakeld;
als het lampje daarentegen uitgaat, is de
passagiersbescherming ingeschakeld.
71)De activeringsdrempel van de
frontairbag is hoger dan die van de
gordelspanners. Bij aanrijdingen die
tussen deze twee drempelwaarden liggen,
treden alleen de gordelspanners in
werking.
72)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid Omdat de frontairbags
niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden in deze gevallen de
inzittenden uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd, die dus
altijd gedragen moeten worden.
Op de achterkant van het deksel zijn de
identificatienummers van de elektrische
onderdelen die met de zekeringen
overeenkomen aangegeven.
Monteer na het vervangen van de
zekering weer het deksel 2 op de
zekeringkast.
11)
67A0L0104
Zekeringkast in het dashboard
Deze bevindt onder het dashboard in de
zone vóór de passagiersstoel.
Voor toegang tot de zekeringkast fig. 69
het beschermpaneel verwijderen volgens
onderstaande procedure:
❒ draai de vier schroeven 1 fig. 68 los;
68A0L0105
❒ verwijder het blok 2 en het plastic
deksel 3 om de vijfde
bevestigingsschroef te vinden;
❒ nu kan de vijfde schroef 4 losgedraaid
worden en het beschermpaneel van de
zekeringkast verwijderd worden.
69A0L0106
NOODGEVALLEN
88
89
Beschermd systeemAmpèreZekering
Omschakelaar koplampen (waar aanwezig) F09 5
Eentonige claxon F10 10
12 V stopcontact / aansteker F86 15
Buitenspiegelverwarming F88 7.5
Zekeringkast op het dashboard fig. 114
Beschermd systeemAmpèreZekering
Centrale portiervergrendeling F38 15
Tweeweg-ruitensproeierpomp F43 20
+30 Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
+30 Elektrische ruitbediening passagierszijde F48 20
Zekeringkast in motorruimte, fig. 116
90)Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
91)Vervang een zekering nooit door een exemplaar met een grotere stroomsterkte (ampère); BRANDGEVAAR.
92)Als een hoofdzekering (MAXI-FUSE, MEGA-FUSE, MIDI-FUSE) doorbrandt, neem dan contact op met een speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
93Controleer voordat een zekering wordt vervangen, of de contactsleutel verwijderd is en of alle stroomverbruikers uitstaan en/of zijn
ontkoppeld.
94)Als een hoofdzekering van een veiligheidssysteem (airbags, remmen), transmissiesysteem (motor, versnellingsbak) of stuurinrichting
doorbrandt, neem dan contact op met een speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
BELANGRIJK
10)Vervang een doorgebrande zekering nooit door metalen draden of ander materiaal.
11)Als de motorruimte moet worden gereinigd, zorg er dan voor dat de waterstraal niet rechtstreeks op de zekeringkast wordt gericht.
WAARSCHUWINGEN
NOODGEVALLEN
94
“FIX&GO AUTOMATIC”-KIT
ALGEMENE INSTRUCTIES
De auto is voorzien van de snelle
bandenreparatiekit “Fix&Go Automatic”.
102) 103)
Volg onderstaande instructies om deze
te gebruiken.
104) 105) 106) 12) 3)
Deze bevindt zich in de bagageruimte.
De kit bevat:
❒ een busje 3 fig. 78 met afdichtmiddel,
voorzien van: een vulleiding 4 en een
sticker 2 met daarop het opschrift “Max.
80 km/h” die na reparatie van de band op
een goed zichtbare plaats moet worden
aangebracht (bijv. op het dashboard);
❒ compressor 1 compleet met
drukmeter en aansluitstukken;
❒ een informatiefolder fig. 79 met de
aanwijzingen voor een correct gebruik
van de bandenreparatiekit. Deze
informatiefolder moet worden
overhandigd aan het personeel dat de
band behandeld met deze kit moet
repareren;❒ een paar handschoenen in het zijvak
van de compressor;
❒ adapters voor het oppompen van
verschillende elementen.
BELANGRIJK Het afdichtmiddel werkt
bij buitentemperaturen tussen –20°C en
+50°C. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum.
78A0L0076
79A0L0077
100) Controleer voordat u aan de
krikhandgreep draait of de krikhandgreep
vrij kan bewegen zonder dat u met uw
hand over de grond schraapt.
Ook de bewegende delen van de krik
(“wormschroef” en gewrichten) kunnen
verwondingen veroorzaken: raak deze
delen niet aan. In geval van accidenteel
contact met smeervet, het betreffende
deel zorgvuldig schoonmaken.
101)Neem zo snel mogelijk contact op
met een speciaal Alfa Romeo Servicepunt
om het correcte aanhaalkoppel van de
wielbouten te laten controleren.
1
43
2
103
2436486072
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
1750 Turbo Benzine VERSIES
x 1000 km
Maanden
40
12
206080100120
Laadtoestand accu controleren en eventueel opladen
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
bagageruimte, interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren.
Bevestigingen voertuig controleren
Bevestigingen mechanische onderdelen controleren
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo nodig de sproeiers afstellen
Stand/slijtage wisserblad ruitenwisser controleren
Slot van achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie, koolstof
monocoque, aerodynamische bodemplaat, pijpen en slangen (uitlaat,
brandstoftoevoersysteem, remmen) en rubber elementen (hoezen, balgen, bussen enz.)
Conditie en slijtage remblokken en schijven voorremmen controleren
en de werking van remblokslijtagesensor controleren
Conditie en slijtage remblokken en schijven achterremmen controleren
en de werking van remblokslijtagesensor controleren
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen
(motorkoeling, remmen, ruitensproeiers, enz.)
ONDERHOUD EN ZORG
118
Ga als volgt te werk om ze weer terug te
leggen:
❒ draai de bouten met vouwring
1 fig. 103 vast in de zittingen op de vloer;
❒ plak de klittenbandstrips 2 van de
matten aan die op de vloer, oefen een
lichte druk uit en controleer of de matten
goed vast zitten.
132)
STOELEN EN STOFFEN OF
MICROVEZEL BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel of
een stofzuiger. Voor de reiniging van
microvezel bekleding (op bepaalde
versies, inclusief stuurwiel).
Het is raadzaam om de borstel vochtig te
maken. Reinig de stoelen met een spons
bevochtigd met een oplossing van water
en neutrale zeep.
LEREN STOELEN (waar aanwezig)
Verwijder het droge vuil met een
zeemleren lap of een iets vochtige doek,
zonder al te veel druk uit te oefenen.
Dep vloeistoffen of vetvlekken op met
een absorberende, droge doek zonder
hierbij te wrijven. Reinig vervolgens met
een zachte doek of een zeemleren lap
bevochtigd met water en neutrale zeep.
Als de vlek nog niet verwijderd is, gebruik
dan een speciaal reinigingsmiddel en
volgt de aanwijzingen strikt op.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol.
Controleer of de gebruikte
reinigingsproducten geen alcohol of
alcoholderivaten, zelfs niet in kleine
hoeveelheden bevatten.
KUNSTSTOF, KOOLSTOF EN
GECOATE INTERIEURDELEN
Reinig kunststof interieurdelen en
zichtbare koolstof delen met een
vochtige doek (bij voorkeur een
microvezeldoek) en een oplossing van
water en een neutraal, niet-schurend
reinigingsmiddel.
Gebruik voor het reinigen van olieachtige
of hardnekkige vlekken speciale
producten zonder oplosmiddelen die het
originele voorkomen en de kleur van de
interieurdelen niet veranderen.
Verwijder stof met een microvezeldoek,
eventueel bevochtigd met water.
Het gebruik van papieren doekjes wordt
afgeraden, aangezien deze resten
achterlaten.
26)
LEDEREN BEKLEDING
(voor bepaalde versies/markten)
Gebruik uitsluitend water en neutrale
zeep om deze delen schoon te maken.
Gebruik nooit alcohol of producten op
basis van alcohol.
Controleer alvorens een specifiek
product voor interieurreiniging te
gebruiken, of het geen terpentijnolie
en/of stoffen op basis van alcohol bevat.
130)Gebruik nooit ontvlambare
producten zoals petroleum of wasbenzine
voor het reinigen van het interieur van de
auto. De elektrostatische lading die door
het wrijven tijdens het reinigen ontstaat,
kan brand veroorzaken.
131)Bewaar geen spuitbussen in de auto:
ontploffingsgevaar.
Spuitbussen mogen niet blootgesteld
worden aan temperaturen boven 50°C.
Wanneer het voertuig in de zon staat, kan
de binnentemperatuur deze waarde ruim
overschrijden.
132)Daarom is het van fundamenteel
belang dat er niets onder het pedaal ligt:
let erop dat de matten vlak liggen en dat
ze de slag van de pedalen niet hinderen.
BELANGRIJK
26)Gebruik nooit alcohol, benzine en
afgeleide producten om het dashboard en
het glas van het instrumentenpaneel te
reinigen.
WAARSCHUWINGEN
121
VOERTUIGIDENTIFICA-
TIENUMMER
Dit bevindt zich op het dashboard onder
de voorruit fig. 105.
Markering
De markering 1 fig. 106 bevindt zich
op de bodemplaat aan passagierszijde,
naast de passagiersstoel.
De markering bevat: voertuigtype en
sequentieel chassisnummer.
105A0L0158
106A0L0089
IDENTIFICATIEPLAATJE
CARROSSERIELAK
Dit plaatje is aangebracht onder de
achterklep en bevat de volgende
gegevens fig. 107:
A Lakfabrikant.
B Kleurnaam.
C Kleurcode.
D Kleurcode voor overspuiten en
bijwerken.
107A0L0090
MOTORCODE
Deze is op het cilinderblok ingeslagen en
vermeldt het type en het
motorserienummer.
149
ALFABETISCHE
INHOUDSOPGAVE
Aandachtig lezen ..............................................2
ABS-systeem ...................................................50
Accu ...................................................................113
opladen ......................................................113
tips voor lange levensduur
accu .............................................................114
vervangen ................................................114
Achterklep/motorkap ............................... 24
openen ..........................................................24
sluiten ............................................................25
Achterlichtunits (lamp vervangen) .......85
Achteruitkijkspiegels...................................15
Actieve veiligheidssystemen...................50
Afmetingen ....................................................127
Afstandsbediening ...........................................9
Alarm ....................................................................11
Alarmknipperlichten ....................................82
"Alfa DNA"-systeem ..............................27
"All Weather"-modus .............................28
"Dynamic"-modus....................................27
"Natural"-modus ......................................27
“Race”-modus ............................................27
Alfa Romeo-code ...........................................12
Alfa Romeo-codesysteem .......................11
ASR (AntiSlip Regulation)-systeem .....50
Banden .............................................................123
bandenspanning....................................124
Fix&Go Automatic (kit) ........................94
standaard banden ................................123
winterbanden .........................................124
Bougies (type)...............................................122
Brandstofafsluitsysteem ..........................98
Brandstofmeter..............................................30
Brandstofverbruik .....................................132
Buitenspiegels.................................................15
Buitenverlichting............................................16
Carrosserie ....................................................115
bescherming tegen
atmosferische invloeden .................115
corrosiegarantie ...................................115
onderhoud ................................................116
CBC (Cornering Brake Control)-
systeem ........................................................51
Chassisnummer ...........................................121
CO
2-emissies ................................................133
Contactslot ...................................................... 10
stuurslot.......................................................11
Cruisecontrol ...................................................75
Dagverlichting (DRL) ...................................17
Dashboard en boordinstrumenten .......30
Dashboard ............................................................8
De motor starten ...................................68/72
Derde remlicht (lamp vervangen) ..........86
Dimlicht ...............................................................17
lamp vervangen ......................................82/84
Display ................................................................32
DTC-systeem
(Drag Torque Control)..................................50
EEBD-systeem ...............................................50
Een lamp vervangen .....................................82
Een wiel vervangen .......................................90
Electronic Q2 (“E-Q2”) .................................51
Elektrische ruitbediening ..........................23
ESC-systeem ...................................................51
Fix&Go Automatic ........................................94
Follow me home-systeem .........................17
Frontairbag bestuurderszijde .................64
Frontairbag passagierszijde en
kinderzitjes .......................................................64
Frontairbag passagierszijde ....................64