3964-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• Wanneer het stevig waait
• Als een sensor is bedekt met bijvoor- beeld ijs, sneeuw of vuil (nadat de sen-
sor is schoongemaakt, zal het systeem
weer normaal werken)
• Bij zware regenval of als er veel water op een sensor terechtkomt
• Bij het rijden onder barre weersomstan-
digheden, bijvoorbeeld bij mist, sneeuw
of een zandstorm
• De sensor is bevroren. (Het ontdooien
van de sensor zal het probleem oplos-
sen.)
●Omgeving van de auto
• Wanneer zich tussen de auto en een gesignaleerd obstakel een object
bevindt dat niet kan worden gesigna-
leerd
• Als een object zoals een auto, motor- fiets, fiets of voetganger voor de auto
langs komt of plotseling van opzij
opduikt.
• De auto nadert een hoge of gebogen
stoeprand.
• De auto rijdt op een bijzonder hobbelige weg, op een helling, op grind of op gras.
• Als het object zich te dicht bij de sensor bevindt.
●Andere bronnen van ultrasoongolven
• Wanneer in de omgeving van de auto
ultrasoongolven worden geproduceerd
door claxons, voertuigdetectiesystemen,
motorfietsmotoren, luchtremmen van
vrachtwagens, sonarsystemen van
andere auto's of andere bronnen. • Als een sticker of een elektronisch
onderdeel zoals een kentekenplaat met
achtergrondverlichting (met name fluo-
rescerende), een mistlamp, een spat-
bordantenne of een draadloze antenne
in de buurt van een van de sensoren is
geplaatst
●Veranderingen in de auto
• Als de auto sterk naar één kant helt
• Als de voorzijde van de auto omhoog of omlaag staat door de belading van de
auto
• Als de stand van een sensor is gewijzigd door een aanrijding o.i.d.
• Als er uitrusting die een sensor kan hin- deren, zoals een sleepoog, bumperbe-
schermer (een extra beschermstrip,
enz.), fietsendrager of sneeuwploeg, is
geplaatst
• Als de wielophanging is gewijzigd of als
er een andere maat banden dan voorge-
schreven is gemonteerd
• Als er verf of een sticker op de sensor is
aangebracht
• Als de selectiehendel in stand N staat.
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 396 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
397
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
*: Indien aanwezig
Deze functie treedt in werking in situaties zoals hieronder aan
gegeven wanneer
in de rijrichting van de auto een auto wordt gesignaleerd.
■Bij het achteruitrijden nadert ee n auto en het rempedaal wordt niet of te
laat ingetrapt
→ Blz. 372
Parking Suppor t Brake-functie (voor voer tuigen die
achterlangs rijden)*
Als een radarsensor achter een a uto signaleert die van rechts of links
achter nadert en het systeem bepaalt dat de kans op een aanrijd ing
groot is, activeert deze functie de remmen om de kans op een aa nrijding
met de naderende auto te verkleinen.
Voorbeelden van het in werking treden van de functie
Soorten sensorenWAARSCHUWING
■Ervoor zorgen dat de Parking Sup-
port Brake (voor voertuigen die
achterlangs rijden) goed werkt
Neem de volgende voorzorgsmaatrege-
len met betrekking tot de radarsensoren
achter ( →Blz. 372) in acht. Het niet in
acht nemen van de voorschriften kan er
toe leiden dat een sensor niet goed
werkt, waardoor een ongeval kan ont-
staan.
●Wijzig, demonteer of spuit de senso-
ren niet.
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 397 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
3984-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Voorwaarden voor werking van de
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden)
De functie werkt als het controlelampje
PKSB OFF niet br andt of knippert
( → Blz. 128, 129) en aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan:
●Begrenzingsregeling hybridesysteem
• De Parking Support Brake is ingescha-
keld.
• De rijsnelheid is 15 km/h of lager.
• Voertuigen die de auto van rechts of links achter de auto naderen met een
snelheid van minder dan ongeveer 8
km/h
• De selectiehendel staat in stand R.
• De Parking Support Brake stelt vast dat
er harder dan normaal moet worden
geremd om een aanrijding met een
naderende auto te voorkomen.
●Remregeling
• De begrenzingsregeling van het hybri- desysteem is in werking.
• De Parking Support Brake stelt vast dat
een noodstop noodzakelijk is om een
aanrijding met een naderende auto te
voorkomen.
■Voorwaarden voor het stoppen van
de werking van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden)
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
●Begrenzingsregeling hybridesysteem
• De Parking Support Brake is uitgescha- keld.
• De aanrijding kan worden voorkomen met normaal remmen.
• Er nadert niet langer een auto van rechts of links achter de auto.
●Remregeling
• De Parking Support Brake is uitgescha- keld.
• Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken nadat de auto door de remregeling tot
stilstand is gebracht.
• Het rempedaal wordt ingetrapt nadat de auto tot stilstand is gebracht door de
remregeling.
• Er nadert niet langer een auto van rechts of links achter de auto.
■Detectiegebied van de Parking Sup-
port Brake-functie (voor voertuigen
die achterlangs rijden)
Het detectiegebied van de Parking Sup-
port Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden) verschilt van dat van de
RCTA ( →Blz. 376). Daardoor wordt de
Parking Support Brake-functie (voor voer-
tuigen die achterlangs rijden) mogelijk niet
geactiveerd, ook al signaleert de RCTA
een auto en wordt er een waarschuwing
gegeven.
■Omstandigheden w aaronder de Par-
king Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden)
een auto niet signaleert
De Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden) is niet
ontworpen om de volgende typen voertui-
gen en/of objecten te signaleren.
●Voertuigen die van direct achter de auto
naderen
●Voertuigen die achteruit inparkeren in
een parkeerruimte naast uw auto
●Voertuigen die niet kunnen worden
gesignaleerd door de sensoren als
gevolg van obstakels
WAARSCHUWING
●Vervang een radarsensor achter uit-
sluitend door een originele sensor.
●Voorkom dat de radarsensoren ach-
ter beschadigd raken en houd de
radarsensoren en hun omgeving op
de bumper te allen tijde schoon.
●Wanneer het gebied rondom een
radarsensor achter wordt blootgesteld
aan een krachtige schok, werkt het
systeem mogelijk niet goed meer
doordat de sensor niet goed meer
werkt. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
●Neem de voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot het omgaan met de
radarsensor achter in acht.
( → Blz. 372)
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 398 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
399
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
●Voertuigen vlak bij uw auto die plotse-
ling accelereren of decelereren
●Vangrails, muren, bebording, gepar-
keerde auto's en vergelijkbare stil-
staande objecten
*
●Kleine motorfietsen, fietsen, voetgan-
gers, enz.*
●Voertuigen die van de auto af bewegen
●Voertuigen die naderen vanuit parkeer-
ruimtes naast uw auto*
●Objecten die zich zeer dicht bij een
radarsensor bevinden*
●Voertuigen die de auto van rechts of
links achter de auto naderen met een
snelheid van minder dan ongeveer 8
km/h
●Voertuigen die de auto van rechts of
links achter de auto naderen met een
snelheid van meer dan ongeveer 28
km/h
*: Afhankelijk van de omstandigheden
wordt er mogelijk een auto en/of object
gesignaleerd.
■Omstandigheden waaronder het sys-
teem mogelijk werkt, zelfs als er geen
kans op een aanrijding is
Onder sommige omstandigheden, zoals
de onderstaande, werkt de Parking Sup-
port Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden) mogelijk zelfs als er
geen kans op een aanrijding is.
●Wanneer de parkeerplaats uitkijkt op
een straat en er auto's over die straat rij-
den
●Wanneer een gesignaleerde naderende
auto een bocht maakt
●Wanneer een voertuig uw auto van opzij
passeert
●Wanneer de afstand tussen uw auto en
metalen objecten, zoals een vangrail,
muur, verkeersbord of geparkeerde
auto, die mogelijk elektrische golven
richting de achterzijde van de auto
reflecteren, kort is
●Als er zich ronddraaiende objecten,
zoals een ventilator van een airco-unit,
in de buurt van de auto bevinden
●Als er water op de achterbumper spat of
gespoten wordt, bijvoorbeeld van een
sproeier
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 399 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
4004-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Situaties waarin de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden) mogelijk niet
goed werkt
In bepaalde situaties, zoals de onder-
staande, signaleren de radarsensoren een
object mogelijk niet en werkt deze functie
mogelijk niet goed
●Stilstaande objecten
●Wanneer een sensor of de omgeving
van een sensor zeer heet of koud is
●Als de achterbumper is bedekt met bij-
voorbeeld ijs, sneeuw of vuil
●Bij zware regenval of een andere oor-
zaak waardoor er veel water op de auto
terechtkomt
●Wanneer een voertuig naast uw auto het
detectiegebied van een radarsensor
blokkeert
●Als de auto sterk naar één kant helt
●Als er uitrusting die een sensor kan hin-
deren, zoals een sleepoog, bumperbe-
schermer (een extra beschermstrip,
enz.), fietsendrager of sneeuwploeg, is
geplaatst
●Als de wielophanging is gewijzigd of als
er een andere maat banden dan voorge-
schreven is gemonteerd
●Als de voorzijde van de auto omhoog of
omlaag staat door de belading van de
auto
●Als een sticker of een elektronisch
onderdeel zoals een kentekenplaat met
achtergrondverlichting (met name fluo-
rescerende), een mistlamp, een spat-
bordantenne of een draadloze antenne
in de buurt van een radarsensor is
geplaatst
●Als de stand van een radarsensor is
gewijzigd
●Wanneer meerdere auto's naderen met
slechts weinig ruimte tussen elke auto
●Als er een auto snel van achteren nadert
●Omstandigheden waaronder de radar-
sensor een voertuig mogelijk niet signa-
leert
• Wanneer een voertuig van rechts of
links achter de auto nadert terwijl u ach-
teruitrijdend een bocht maakt • Wanneer u achteruitrijdend een bocht
maakt
• Bij het onder een kleine hoek achteruit uitrijden van een parkeerplaats
• Bij het achteruitrijden op een helling met een grote verandering in het hellingsper-
centage
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 400 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
4064-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■ECB (elektronisch geregeld
remsysteem)
Het elektronisch geregelde remsys-
teem genereert remkracht overeen-
komstig de bediening van de
remmen.
■ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
■Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht
nadat het rempedaal is ingetrapt als
het systeem oordeelt dat er sprake is
van een noodstop
■VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder
controle te houden bij uitwijkmanoeu-
vres en het nemen van bochten op
een glad wegdek.
■VSC+ (Vehicle Stability Con-
trol+)
Coördineert de werking van ABS-,
TRC-, VSC- en EPS-systemen.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit
behouden blijft bij uitwijkmanoeuvres
op een glad wegdek door de stuur-
commando's aan te passen.
■Trailer Sway Control (indien
aanwezig)
Helpt de bestuurder om de aanhang-
wagen weer onder controle te krijgen
door op afzonderlijke wielen remdruk
uit te oefenen en het aandrijfkoppel te
verminderen wanneer wordt gesigna-
leerd dat de aanhangwagen slingert.
■Secondary Collision Brake
(indien aanwezig)
Als de airbagsensor een aanrijding
signaleert, worden de remmen en
remlichten automatisch geregeld om
de rijsnelheid te verlagen en te hel-
pen de kans op verdere schade ten
gevolge van een tweede aanrijding te
verkleinen.
■TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de
aandrijvende wielen gaan doorslip-
pen bij het wegrijden met de auto of
bij het accelereren op gladde wegen
■Active Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto naar
de buitenkant van de bocht uitwijkt
door remregeling uit te oefenen op de
wielen aan de binnenzijde wanneer
tijdens het rijden in een bocht wordt
geprobeerd te accelereren
Ondersteunende
systemen
Om de veiligheid en de presta-
ties tijdens het rijden te verbete-
ren is uw auto uitgerust met de
volgende systemen die automa-
tisch in werking treden als de
omstandigheden daar om vra-
gen. Houd er ech ter rekening
mee dat dit aanvullende syste-
men zijn en vertrouw niet in al te
sterke mate op deze systemen
als u de auto bedient.
Overzicht van de
ondersteunende systemen
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 406 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
409
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Geluiden en trillingen tijdens de wer-
king van de Active Cornering Assist
Tijdens de werking van de Active Corne-
ring Assist kunnen geluiden en trillingen
vanuit het remsysteem worden waargeno-
men, maar deze duiden niet op een sto-
ring.
■Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt, kan
het geluid van een elektromotor (zoemend
geluid) hoorbaar zijn. Dit is normaal en
duidt niet op een storing.
■Gereduceerde bekrachtiging door het
EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het EPS-
systeem wordt gereduceerd om het sys-
teem tegen oververhitting te beschermen
als er gedurende langere tijd veel stuurbe-
wegingen worden uitgevoerd. Hierdoor
kan de besturing zwaar aanvoelen. Pro-
beer als dat het geval is minder frequent te
sturen of breng de auto tot stilstand en
schakel het hybridesysteem UIT. Het EPS-
systeem moet binnen 10 minuten weer
normaal werken.
■Werkingsvoorwaarden Secondary
Collision Brake
De rijsnelheid is ongeveer 10 km/h of
hoger en de airbagsensor signaleert een
aanrijding. (De Secondary Collision Brake
werkt niet wanneer de rijsnelheid lager is
dan ongeveer 10 km/h.)
■Automatisch uitschakelen Secon-
dary Collision Brake
De Secondary Collision Brake wordt in de
volgende situaties automatisch uitgescha-
keld:
●De rijsnelheid wordt lager dan ongeveer
10 km/h
●Er verstrijkt een bepaalde tijd tijdens de
werking
●Het gaspedaal wordt flink ingetrapt.
■Werkingsvoorwaarden van de Active
Cornering Assist
Het systeem werkt onder de volgende
omstandigheden:
●Werking van de TRC/VSC
●Het systeem signaleert dat de auto naar
de buitenkant van de bocht uitwijkt wan- neer tijdens het nemen van de bocht
wordt geprobeerd te accelereren
●Het rempedaal wordt losgelaten
■Voorwaarden voor werking nood-
stopsignaal
Als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan, werkt het noodstopsignaal:
●De alarmknipperlichten zijn uit.
●De werkelijke rijsnelheid is hoger dan 55
km/h.
●Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het om een
noodstop gaat.
■Automatisch uitschakelen van nood-
stopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende
situaties uitgeschakeld:
●De alarmknipperlichten worden inge-
schakeld.
●Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het niet om
een noodstop gaat.
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 409 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
4245-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Druk op de schakelaar voor de voor-
ruitverwarming.
Zet, als de recirculatiemodus is ingescha-
keld, de schakelaar voor de buitenlucht-
/recirculatiemodus in de buitenluchtmo-
dus. (Mogelijk gaat dit automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de tem-
peratuur om de voorruit en zijruiten snel
te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd
nogmaals op de schakelaar voor de voor-
ruitverwarming om terug te keren naar de
vorige modus.
Als de voorruitverwarming is ingescha-
keld, brandt het controlelampje op de
schakelaar voorruitontwaseming.
■Ontwasemen van de achterruit
en buitenspiegels
De achterruit- en buitenspiegelver-
warming worden gebruikt om de ach-
terruit te ontwasemen en om
regendruppels, dauw en ijs van de
buitenspiegels te verwijderen.
Druk op de schakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming.
De buitenspiegelverwarming schakelt na
15 minuten automatisch uit.
Als de achterruit- en buitenspiegelverwar-
ming is ingeschakeld, brandt het controle-
lampje op de schakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming.
■S-FLOW-modus (auto's met
luchtvochtigheidssensor)
In de S-FLOW-modus wordt bij de
luchtcirculatie prioriteit gegeven aan
de bestuurdersstoel, waardoor de
luchtcirculatie en het effect van de
airconditioning op de voorpassagiers-
stoel en de achterstoelen worden
gereduceerd. Druk op de schakelaar S-FLOW-
modus om het systeem in en uit te
schakelen.
Wanneer de S-FLOW-modus is ingescha-
keld, brandt het controlelampje op de
schakelaar S-FLOW-modus en dooft het
controlelampje voor de temperatuur aan
voorpassagierszijde.
■S-FLOW-modus (auto's zonder
luchtvochtigheidssensor)
Bij de luchtcirculatie wordt prioriteit
gegeven aan de voorstoelen, en de
luchtcirculatie en airconditioning voor
de achterstoelen wordt effectief gere-
geld.
Druk op de schakelaar S-FLOW-
modus om het systeem in en uit te
schakelen.
Wanneer de S-FLOW-modus is ingescha-
keld, brandt het controlelampje op de
schakelaar S-FLOW-modus.
■Persoonlijke voorkeursinstellin-
gen aanjager
Als de automatische stand geselec-
teerd is, kan alleen de aanjagersnel-
heid volgens uw voorkeur worden
ingesteld.
1 Druk op de schakelaar voor de
automatische modus.
2 Druk op de keuzeschakelaar voor
de aanjager.
3 Elke keer als de keuzeschakelaar
voor de aanjager wordt ingedrukt,
verandert de aanjagersnelheid als
volgt.
MEDIUM (gemiddeld) → SOFT (laag) →
FAST (snel)
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 424 Friday, March 22, 2019 11:40 AM