3564-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
( → Blz. 345). Controleer daarom, wanneer
u deze functie gebruikt, het weergegeven
verkeersbord met de snelheidslimiet.
In de onderstaande gevallen wordt de
ingestelde snelheid mogelijk niet gewijzigd
in de herkende snelheidslimiet door het
ingedrukt houden van de schakelaar
+RES/-SET:
●Als er geen informatie over de snel-
heidslimiet beschikbaar is
●Wanneer de herkende snelheidslimiet
gelijk is aan de ingestelde snelheid
●Wanneer de herkende snelheidslimiet
buiten het snelheidsbereik van het
Dynamic Radar Cruise Control-systeem
ligt
■Werking van de remmen
Er kan een geluid van de remmen hoor-
baar zijn en de reactie van het rempedaal
kan veranderen, maar dit duidt niet op een
storing.
■Waarschuwingsmeldingen en zoe-
mers voor de Dynamic Radar Cruise
Control met volledi g snelheidsbereik
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te infor-
meren dat hij tijdens het rijden extra moet
opletten. Lees de op het multi-informatie-
display weergegeven waarschuwingsmel-
ding en volg de aanwijzingen op.
( → Blz. 322, 537)
■Omstandigheden w aarin de sensor
voorliggers mogelijk niet op de juiste
manier signaleert
Bedien in onderstaande gevallen en
afhankelijk van de omstandigheden het
rempedaal wanneer het systeem onvol-
doende decelereert of bedien het gaspe-
daal wanneer moet worden geaccelereerd.
Omdat de sensor deze voertuigen wellicht
niet op de juiste manier signaleert, wordt
er mogelijk geen naderingswaarschuwing
( → Blz. 353) gegeven.
●Auto's die plotseling voor u invoegen
●Auto's die met lage snelheden rijden
●Auto's die niet op dezelfde rijstrook rij-
den
●Voertuigen met een relatief kleine ach-
terzijde (aanhangwagens zonder lading,
enz.)
●Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rij-
den
●Als door omringend verkeer opgewor-
pen water of sneeuw de signalering door
de sensor hindert
●Als de achterzijde van de auto ver inge-
zakt is (omdat er zware lading in de
bagageruimte vervoerd wordt, enz.)
●De voorligger heeft een extreem grote
bodemvrijheid
■Omstandigheden waaronder de
afstandsregelmodus mogelijk niet
goed werkt
Bedien indien nodig in onderstaande
gevallen het rempedaal (of, afhankelijk
van de situatie, het gaspedaal).
Doordat de sensor voorliggers mogelijk
niet op de juiste manier signaleert, werkt
het systeem mogelijk niet goed.
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 356 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
3624-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Automatische uitschakeling snel-
heidsbegrenzer
De ingestelde snelheid wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer de cruise control
geactiveerd wordt.
■Als het controlelampje van de snel-
heidsbegrenzer dooft en “Speed
Limiter Malfunction Visit Your Dea-
ler” (Storing in snelheidsbegrenzer.
Ga naar uw dealer) wordt weergege-
ven
Schakel het hybridesysteem uit en vervol-
gens weer in. Stel na het weer inschakelen
van het hybridesysteem de snelheidsbe-
grenzer in.
Als de snelheidsbegrenzer niet kan wor-
den ingesteld, is er mogelijk een storing
aanwezig in het snelheidsbegrenzersys-
teem. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige.
*: Indien aanwezig
BSM (Blind Spot
Monitor)*
De Blind Spot Monitor is een
systeem met 2 functies:
De BSM-functie (Blind Spot
Monitor)
Helpt de bestuurder bij het nemen
van een beslissing als van rijstrook
wordt gewisseld
RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert) (indien aanwezig)
Helpt de bestuurder bij het achter-
uitrijden
Deze functies maken gebruik
van dezelfde sensoren.
WAARSCHUWING
■Waarschuwingen met betrekking
tot het gebruik van de BSM-functie
De bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor een veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig
en houd rekening met de omgeving.
De BSM-functie is een aanvullende
functie die de bestuurder er attent op
maakt dat er zich een auto in de dode
hoek van de buitenspiegels bevindt of
snel van achteren nadert richting dode
hoek. Vertrouw niet alleen op de BSM-
functie. De functie kan niet beoordelen
of u veilig van rijstrook kunt wisselen.
Wanneer u alleen op de functie ver-
trouwt, kan dit leiden tot een ongeval
met ernstig letsel tot gevolg.
Aangezien het systeem onder bepaalde
omstandigheden mogelijk niet goed
werkt, dient de bestuurder altijd zelf de
veiligheid te controleren.
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 362 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
3644-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Zichtbaarheid van de indicatoren in
de buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de buiten-
spiegels bij fel zonlicht niet goed te zien.
■Hoorbaarheid van de RCTA-zoemer
De RCTA-zoemer komt mogelijk moeilijk
boven harde geluiden uit, zoals wanneer
het volume van het audiosysteem hoog
staat.
■Wanneer “Blind Spot Monitor
Unavailable” (Blind Spot Monitor niet
beschikbaar), “Rear Cross Traffic
Alert Unavailable” (Rear Cross Traffic
Alert niet beschikbaar) of “RCTA
Unavailable” (RCTA niet beschikbaar)
wordt weergegeven op het multi-
informatiedisplay
De sensorspanning is niet in orde of water,
sneeuw, modder, enz. hopen zich mogelijk
op in de buurt rondom de sensor in de
achterbumper. ( →Blz. 372)
Wanneer het water, de sneeuw, de mod-
der, enz. rondom de sensor worden verwij-
derd, moet het syst eem weer normaal
gaan werken.
Ook werkt mogelijk de sensor niet normaal
bij extreem warm of koud weer.
■Wanneer “Blind Spot Monitor System
Malfunction Visit Your Dealer” (Sto-
ring in Blind Spot Monitor. Ga naar
uw dealer), “Rear Cross Traffic Alert
Malfunction Visit Your Dealer” (Sto-
ring in Rear Cross Traffic Alert. Ga
naar uw dealer) of “RCTA Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in RCTA.
Ga naar uw dealer) op het multi-infor-
matiedisplay wordt weergegeven
Er zit mogelijk een storing in de sensor of
de sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de
auto nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aange-
past aan de persoonlijke voorkeur.
( → Blz. 149)
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 364 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
3724-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
■Omgaan met de radarsensor
Er zijn Blind Spot Monitor-sensoren
geplaatst aan de binnenzijde links en
rechts van de achterbumper. Houd u
aan het volgende om ervoor te zorgen
dat de Blind Spot Monitor goed werkt.
●Houd de sensoren en de omgeving
ervan op de achterbumper te allen
tijde schoon.
Als een sensor of de omgeving ervan
op de achterbumper vuil is of bedekt
is met sneeuw, werkt de Blind Spot
Monitor mogelijk niet en wordt er een
waarschuwingsmelding ( →Blz. 364)
weergegeven. Veeg in dat geval het
vuil of de sneeuw weg en rijd gedu-
rende ongeveer 10 minuten met de
auto terwijl aan de bedrijfscondities
voor de BSM-functie ( →Blz. 374)
wordt voldaan. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige wanneer de
waarschuwingsmelding niet verdwijnt.
●Stel de sensor en de omgeving ervan
op de achterbumper niet bloot aan
krachtige schokken.
Als een sensor ook maar iets wordt
verplaatst, werkt het systeem moge-
lijk niet goed meer en worden auto's
mogelijk niet meer correct gesigna-
leerd.
Laat in de volgende gevallen uw auto
nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
• Een sensor of de omgeving ervan is blootgesteld aan krachtige schokken.
• Als er krassen op of deuken in de omgeving van de sensor aanwezig
zijn of als een deel van de sensoren
is losgekomen.
●Neem de sensor niet uit elkaar.
●Bevestig geen accessoires, (door-
zichtige) stickers, aluminium tape,
enz. op een sensor of het omliggende
gebied op de achterbumper.
●Breng geen wijzigingen aan de sen-
sor of de omgeving ervan op de ach-
terbumper aan.
●Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige als een sensor of de achterbum-
per moet worden verwijderd/geplaatst
of vervangen.
●Breng geen andere kleur lak dan een
officiële Toyota-kleur aan op de ach-
terbumper.
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 372 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
373
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Auto's die kunnen worden gesignaleerd door de Blind Spot Monito
r
De BSM-functie maakt gebruik va n radarsensoren om de volgende soorten
auto's te signaleren die op een aangrenzende rijstrook rijden e n brengt de
bestuurder hiervan op de hoogte via de indicatoren in de buiten spiegels.
Auto's die in het gebied rijden dat niet in de buitenspiegels t e zien in (de
dode hoek)
Auto's die snel van achteren naderen in het gebied dat niet in de buitenspie-
gels te zien in (de dode hoek)
■Detectiegebieden BSM-functie
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin auto's kunnen wor den gesig-
naleerd.
Het detectiegebied reikt tot:
Ongeveer 0,5 m - 3,5 m vanaf de zijkanten van de auto
Het gebied tussen de zijkanten van de auto en 0,5 m vanaf de zi jkant van de auto kan
niet worden gesignaleerd.
Ongeveer 1 m vóór de achterbumper
Ongeveer 3 m achter de achterbumper
De Blind Spot Monitor-functie
A
B
A
B
C
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 373 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
3744-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Ongeveer 3 m - 60 m achter de achterbumper
Hoe groter het snelheidsverschil is tussen uw auto en de gesign aleerde auto, hoe verder
weg de auto wordt gesignaleerd, waardoor de indicator in de bui tenspiegel gaat branden
of knipperen.
■De BSM-functie werkt wanneer
De BSM-functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
●De BSM-functie is ingeschakeld.
●De selectiehendel staat in een andere
stand dan R.
●De rijsnelheid is hoger dan ongeveer 16
km/h.
■De BSM-functie signaleert een auto
wanneer
De BSM-functie signaleert in de volgende
situaties een auto in het detectiegebied:
●Een auto in een aangrenzende rijstrook
uw auto inhaalt.
●U haalt een auto in een aangrenzende
rijstrook langzaam in.
●Een andere auto binnen het detectiege-
bied komt wanneer deze van rijstrook
wisselt.
■Omstandigheden waaronder de BSM-
functie een auto niet signaleert
De BSM-functie is niet ontworpen om de
volgende typen voertuigen en/of objecten
te signaleren:
●Kleine motorfietsen, fietsen, voetgan-
gers, enz.*
●Tegemoetkomende auto's
●Vangrails, muren, bebording, gepar-
keerde auto's en vergelijkbare stil-
staande objecten
*
●Auto's achter u die op dezelfde rijstrook
rijden*
●Auto's die 2 rijstroken van uw auto ver-
wijderd zijn*
●Auto's die snel door uw auto worden
ingehaald
*: Afhankelijk van de omstandigheden wordt er mogelijk een auto en/of object
gesignaleerd.
■Omstandigheden waaronder de BSM-
functie mogelijk niet goed werkt
●Onder de volgende omstandigheden
signaleert de BSM-functie auto's moge-
lijk niet correct:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat de sensor of de omgeving ervan
is blootgesteld aan hevige schokken
• Wanneer de sensor of de omgeving ervan op de achterbumper is bedekt
door modder, sneeuw of ijs of wanneer
er een sticker op is geplakt
• Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van slecht weer, zoals zware
regenval, sneeuw, of mist
• Wanneer meerdere auto's naderen met slechts weinig ruimte tussen elke auto
• Wanneer er slechts weinig ruimte zit tus- sen uw auto en een auto achter u
• Bij een duidelijk verschil in snelheid tus-
sen uw auto en de auto die binnen het
detectiegebied komt
• Wanneer het snelheidsverschil tussen
uw auto en een andere auto verandert
• Wanneer een auto het detectiegebied binnenkomt met ongeveer dezelfde
snelheid als uw auto
• Wanneer uw auto vanuit stilstand weg- rijdt, blijft een auto in het detectiegebied
• Bij het op- en afrijden van opeenvol- gende steile hellingen, zoals heuvels,
dalingen in de weg, enz.
• Bij het rijden op wegen met scherpe bochten, opeenvolgende bochten of
oneffenheden
• Wanneer de rijstroken breed zijn of wan- neer op de rand van een rijstrook wordt
gereden en de auto op een aangren-
zende rijstrook ver van uw auto vandaan
is
• Wanneer een accessoire (zoals een fiet-
sendrager) op de achterzijde van de
auto is gemonteerd
• Bij een duidelijk verschil in hoogte tus- sen uw auto en de auto die binnen het
detectiegebied komt
• Direct nadat de BSM-functie/RCTA is ingeschakeld
• Bij het rijden met een aanhangwagen
D
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 374 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
375
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
●Onder de volgende omstandigheden is
de kans dat de BSM-functie onnodig
een auto en/of object signaleert groter:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd
doordat de sensor of de omgeving ervan
is blootgesteld aan hevige schokken
• Wanneer de afstand tussen uw auto en
een vangrail, muur, enz. die het detec-
tiegebied binnenkomt kort is
• Bij het op- en afrijden van opeenvol-
gende steile hellingen, zoals heuvels,
dalingen in de weg, enz.
• Wanneer de rijstroken smal zijn of wan-
neer op de rand van een rijstrook wordt
gereden en een auto die op een andere
dan de aangrenzende rijstroken rijdt het
detectiegebied binnenkomt
• Bij het rijden op wegen met scherpe bochten, opeenvolgende bochten of
oneffenheden
• Als de banden slippen of spinnen
• Wanneer er slechts weinig ruimte zit tus-
sen uw auto en een auto achter u
• Wanneer een accessoire (zoals een fiet- sendrager) op de achterzijde van de
auto is gemonteerd
• Als achter de auto water of sneeuw opgeworpen wordt
■Werking van de RCTA
De RCTA maakt gebruik van radar-
sensoren om auto's die van rechts of
links achter naderen te signaleren en
waarschuwt de bestuurder voor de
aanwezigheid van dergelijke auto's
door de indicatoren in de buitenspie-
gels te laten knipperen en een zoe-
mer te laten klinken. Naderende auto's
Detectiegebieden
■Weergave RCTA-icoon (indien
aanwezig)
Wanneer een auto wordt gesigna-
leerd die van rechts of links achter
nadert, wordt het volgende weerge-
geven op het scherm van het naviga-
tiesysteem (indien aanwezig) of het
scherm van het multimediasysteem
(indien aanwezig).
Wanneer de Toyota Parking
Assist-monitor (indien aanwezig)
wordt weergegeven
Wanneer de Panoramic View
Monitor-monitor (indien aanwezig)
wordt weergegeven
De Rear Crossing Traffic
Alert-functie (indien
aanwezig)
A
B
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 375 Friday, March 22, 2019 11:40 AM
3764-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
: Er is een storing aanwezig in de
RCTA ( →Blz. 364)
■Detectiegebieden RCTA
Hieronder staan de gebieden aange-
geven waarin auto's kunnen worden
gesignaleerd.
De zoemer kan de bestuurder waarschu-
wen voor snellere auto's die van verder
weg naderen.
Bijvoorbeeld:
■De RCTA werkt wanneer:
De RCTA-functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt vol-
daan:
●De RCTA is ingeschakeld.
●De selectiehendel in stand R staat.
●De rijsnelheid is lager dan ongeveer 8
km/h.
●De rijsnelheid van de naderende auto
ligt tussen ongeveer 8 km/h en 28 km/h.
■Instellen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden aangepast
op het multi-informatiedisplay. ( →Blz. 149)
■Omstandigheden waaronder de
RCTA een auto niet signaleert
De RCTA is niet ontworpen om de vol-
gende typen voertuigen en/of objecten te
signaleren.
●Voertuigen die van direct achter de auto
naderen
●Voertuigen die achteruit inparkeren in
een parkeerruimte naast uw auto
●Voertuigen die niet kunnen worden
gesignaleerd door de sensoren als
gevolg van obstakels
●Vangrails, muren, bebording, gepar-
keerde auto's en vergelijkbare stil-
staande objecten
*
●Kleine motorfietsen, fietsen, voetgan-
gers, enz.*
●Voertuigen die van de auto af bewegen
●Voertuigen die naderen vanuit parkeer-
ruimtes naast uw auto*
*
: Afhankelijk van de omstandigheden wordt er mogelijk een auto en/of object
gesignaleerd.
■Omstandigheden waaronder de
RCTA mogelijk niet goed werkt
●Onder de volgende omstandigheden
signaleert de RCTA auto's mogelijk niet
correct:
Naderende autoSnelheid
Afstand
waarschu- wing
(bij benade- ring)
Snel28 km/h20 m
Langzaam8 km/h5,5 m
A
pM_RAV4-HV_OM_OM42D12E_(EE) .book Page 376 Friday, March 22, 2019 11:40 AM