Page 289 of 361
Verzorging van de auto287Nr.Stroomkring74Transmissieregelmodule75Motorregelmodule76Emissiereductiesysteem77–78Claxon79Ruitensproeier80–81Motorregelmodule82–83Bobine84Bobine85Aandrijflijn86–87Verwarming dieselbrandstof88Ventilatieklep89–90–91–92Nadraaipomp93Elektronisch sleutelsysteemNr.Stroomkring94–95Koelvloeistofpomp96Verwarming dieselbrandstof97–98–99Koelvloeistofpomp
Klik na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen het deksel van de
zekeringenkast weer vast.
Wanneer u het deksel van het zeke‐
ringenkastje niet goed sluit, kan een
storing optreden.
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
Bij auto's met het stuurwiel links zit de
zekeringhouder achter een afdekking in het instrumentenpaneel.
Klik de afdekking aan de zijkant los en
verwijder deze.
Page 290 of 361
288Verzorging van de auto
Bij rechtsgestuurde auto's zit de
zekeringenkast achter een deksel in
het handschoenenkastje. Open het
handschoenenkastje en verwijder het deksel.
Nr.Stroomkring1Elektrisch bediende ruit links2Elektrisch bediende ruit rechts3Carrosserieregelmodule4Aircoventilator5Carrosserieregelmodule6Aanhangervoorzieningen7Elektrisch neerklapbare achter‐
bank8Carrosserieregelmodule9Motorregelmodule10Head-updisplay11NO x-reductie/leidingverwarming12NO
x-reductie/roetsensor13AdBlue-module14Verwarmd stuurwiel15Transmissieregelmodule16Versterker17Alarm18Carrosserieregelmodule19AdBlue-moduleNr.Stroomkring20Carrosserieregelmodule21Carrosserieregelmodule22Carrosserieregelmodule23Elektrisch stuurslot24Airbag25Diagnosestekker26Stekkerdoos bagageruimte27EBCM-klep28Politievoorziening29–30–31Stuurbedieningsknoppen32Contactslot33Verwarming en ventilatie34Centrale gateway-module35AUX-/USB-stekker36Draadloze oplader37Achterruitenwisser38OnStar-module39Display
Page 291 of 361
Verzorging van de auto289Nr.Stroomkring40Parkeerhulp41Dakconsole42InfotainmentsysteemBoordgereedschapGereedschap
Auto's met reservewiel
De krik met de wielsleutel, het
gereedschap, een verlengbout voor
het bevestigen van een beschadigd
wiel en het sleepoog worden in de
gereedschapskist onder het reserve‐
wiel in de bagageruimte geplaatst.
Reservewiel 3 302.
Auto's zonder reservewiel
De schroevendraaier en het sleepoog
zitten in een doos onder de vloerplaat
in de bagageruimte.
Bandenreparatieset 3 296.
Page 292 of 361

290Verzorging van de autoAuto's met een
audioluidsprekersysteem
De schroevendraaier en het sleepoog
zitten onder de vloerplaat in de baga‐
geruimte, naast het ronde gedeelte
van het luidsprekersysteem.
Bandenreparatieset 3 296.
Velgen en banden
Conditie van banden en velgen Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden
over scherpe randen kan schade aan banden en velgen tot gevolg hebben.
Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een werkplaats inroepen.
Winterbanden
Winterbanden verhogen de veiligheid bij temperaturen onder 7 °C en
moeten daarom op alle wielen
worden gemonteerd.
De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende
wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.
Alle bandenmaten zijn toegestaan als winterbanden 3 332.GSi met banden van het type Michelin
Pilot Super Sport of Pilot Sport 4 S
Dit model is af fabriek uitgerust met
high-performance sportbanden die bij
lage temperaturen minder goed pres‐ teren.9 Gevaar
Gebruik winterbanden bij tempe‐
raturen lager dan 0 °C, omdat
schade aan de high-performance
sportbanden anders niet uitgeslo‐
ten is.
Aanduidingen op banden
Bijv. 215/60 R 16 95 V
215:bandbreedte in mm60:hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R:type koordlagen: RadiaalRF:type: RunFlat16:velgdiameter in inch95:kengetal voor draagvermogen, 95 komt bijv. overeen met
690 kgV:kenletter voor snelheid
Page 293 of 361

Verzorging van de auto291Kenletter voor snelheid:Q:maximaal 160 km/uS:maximaal 180 km/uT:maximaal 190 km/uH:maximaal 210 km/uV:maximaal 240 km/uW:maximaal 270 km/u
Kies een band die geschikt is voor de
topsnelheid van uw auto.
De topsnelheid is bereikbaar op
rijklaar gewicht met bestuurder
(75 kg) plus 125 kg nuttige last. Door
optionele uitrusting kan de topsnel‐ heid van de auto afnemen.
Prestaties 3 324.
Draairichtingsgebonden banden
Draairichtingsgebonden banden
moeten zo worden gemonteerd dat
ze in de juiste richting draaien. De
juiste draairichting is herkenbaar aan
een symbool (bijv. een pijl) op de zijwand van de band.
Bandenspanning
De bandenspanning minstens om de
14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐
vewiel niet vergeten. Dit geldt ook voor auto's met een bandenspan‐
ningscontrolesysteem.
Bandenspanning 3 332.
De bandenspanningsinformatiestic‐
ker in de linker portieropening
vermeldt de originele banden en de
bijbehorende bandenspanning.
De voorgeschreven bandenspanning geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
De ECO-bandenspanning dient om
een zo laag mogelijk brandstofver‐
bruik te bereiken.
Zorg dat de instelling draagvermogen band overeenkomt met de huidige
bandenspanning. Draagvermogen
band 3 292.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de
bandenslijtage.
De bandenspanningswaarden
verschillen afhankelijk van de diverse
opties. Ga voor de juiste banden‐ spanningswaarde als volgt te werk:
1. Bepaal de aandrijfas en de carrosserievariant.
2. Bepaal de code van de motor-ID. Motorgegevens 3 322.
3. Bepaal de betreffende band.
De bandenspanningswaardetabellen
vermelden alle mogelijke banden‐
combinaties 3 332.
Page 294 of 361

292Verzorging van de autoVoor de voor uw auto goedgekeurde
banden kunt u de EEG-conformiteits‐ verklaring die bij uw auto is geleverd,
of andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.
De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de banden‐ spanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
9 Waarschuwing
Bij specifieke banden mag de
aanbevolen bandenspanning
zoals vermeld in de bandenspan‐
ningstabel de op de band aange‐
geven maximale bandenspanning
overschrijden. Overschrijd nooit de op de band aangegeven maxi‐
male bandenspanning.
Selecteer na het aanpassen van de
bandenspanning de betreffende
instelling voor draagvermogen band
op de pagina Draagvermogen band
op het Driver Information Center,
3 114.
Afhankelijkheid van temperatuur De bandenspanning hangt af van detemperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning van de band op. De bandenspannin‐
gen op de bandinformatiesticker en in
de bandenspanningentabel verwijzen naar koude banden, dus bij een
temperatuur van 20 °C.
De druk wordt voor iedere tempera‐
tuurstijging van 10 °C met bijna
10 kPa verhoogd. Houd hiermee
rekening wanneer u warme banden
controleert.
De bandenspanningswaarde die u op
het Driver Information Center ziet, is
de werkelijke bandenspanning. Bij
een afgekoelde band is deze waarde
iets lager, maar is de band niet lek.Bandenspanningscontrole‐
systeem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem controleert vanaf een bepaalde
snelheid eenmaal per minuut de
bandenspanning van alle vier de
banden.Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden
moeten de voorgeschreven banden‐
spanning hebben.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk
vereist is, vervalt de typegoedkeu‐
ring van de auto bij het gebruik van
wielen zonder spanningssensoren.
Page 295 of 361

Verzorging van de auto293Selecteer de pagina
Bandenspanningscontrole in het
menu Info op het Driver Information
Center 3 114.
De systeemstatus en bandenspan‐
ningswaarschuwingen worden
samen met het desbetreffende wiel
aangegeven in een bericht op het Driver Information Center.
Het systeem houdt voor de waar‐
schuwingen rekening met de inge‐
stelde temperatuur en het draagver‐
mogen van de banden.
Instelling draagvermogen band, zie
hieronder in dit hoofdstuk.
Afhankelijkheid van temperatuur
3 291.
Baselevel-display: Als de spanning van een band sterk daalt, wordt de
desbetreffende bandenspannings‐
waarde geïnverteerd getoond.
Midlevel- en Uplevel-display:
Bandenspanningswaarden binnen
het normale bereik zijn groen van
kleur. Als de spanning van een band
sterk daalt, wordt de desbetreffende
waarde in het geel getoond.
Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt het controle‐
lampje w 3 112.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 332.
Zorg dat de status van de belasting
van de auto overeenkomt met de
geselecteerde bandenspanning.
Status belasting auto, zie hieronder in dit hoofdstuk.
Na het op spanning brengen moet u
wellicht een stukje rijden om de
bandenspanningswaarden op het
Driver Information Center bij te
werken. Hierbij blijft w mogelijk bran‐
den.
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na een stukje rijden dooft, kan dit
duiden op een te lage bandenspan‐
ning. Bandenspanning controleren.
Boordinformatie 3 126.
Monteer alleen wielen met druksen‐
soren, anders wordt de bandenspan‐
ning niet weergegeven en brandt w
voortdurend.
Een reservewiel of tijdelijk reserve‐
wiel heeft geen druksensor. Het
bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze wielen. Controle‐
lampje w brandt. Voor de overige drie
wielen blijft het systeem in werking.
Page 296 of 361

294Verzorging van de autoGebruik van in de handel verkrijgbarevloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik bij voorkeur
door de fabriek goedgekeurde repa‐
ratiesets.
Als u elektronische apparaten
gebruikt of zich in de buurt vindt van
voorzieningen die vergelijkbare
frequenties gebruiken, kan dit de
werking van het bandenspannings‐ controlesysteem verstoren.
Iedere keer dat de banden worden
verwisseld moeten de sensoren van het bandenspanningscontrolesys‐
teem worden gedemonteerd en
onderhouden. Vervang bij
opschroefde sensoren het ventiel en
de keerring, bij opgeklikte sensoren
de complete ventielsteel.
Gebruik alleen de originele kunststof
ventieldoppen om de ventielen tegen
eventuele schade te beschermen.Voorzichtig
Gebruik geen metalen ventieldop‐ pen omdat de ventielen hierdoor
kunnen oxideren en beschadigd
kunnen raken.
Beladingsstatus van auto
Pas de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspanningswaar‐ den aan op de belading van de auto
3 332 en selecteer de desbetref‐
fende instelling op de pagina
Draagvermogen band in het menu
Instellingen op het Driver Information
Center 3 114 . Deze instelling bepaalt
de referentiespanningswaarden voor waarschuwingen over de banden‐
spanning.
Afhankelijk van het display verschijnt
het menu Draagvermogen band
alleen als de auto stilstaat en de
parkeerrem ingeschakeld is. Bij
auto's met een automatische versnel‐ lingsbak moet de keuzehendel op P
staan.
Selecteer:
● Licht voor een comfortabele
spanning tot 3 inzittenden.
● Eco voor een Eco-spanning tot
3 inzittenden.
● Max voor volledige belading.
Automatisch inleren
Nadat de wielen zijn vervangen of
onderling van positie zijn verwisseld
moet de auto ongeveer 20 minuten
blijven stilstaan voordat het systeem
een herberekening uitvoert. De daar‐
opvolgende inleerprocedure duurt
max. 10 minuten bij een rijsnelheid