Page 265 of 361
Rijden en bediening2639Waarschuwing
Er mag niemand in de draaicirkel
van de trekhaak staan. Kans op
letsel.
Wanneer u de ingeklapte trekhaak ontgrendelt, moet u links van dehandgreep staan.
Ingeklapte trekhaak ontgrendelen
Trek de handgreep links van de
nummerplaat onder het achterbum‐ perpaneel onder een hoek van ca
45° tot de grond.
U hoort een waarschuwingszoemer
wanneer u de ontgrendelingshendel
uittrekt en de trekhaak is ontgrendeld.
Trek de ontgrendelde trekhaak zover
omhoog dat deze vastklikt.
Zorg dat de trekhaak goed vergren‐
deld en de ontgrendelingshendel in zijn verborgen uitgangspositie terug‐
gezet is, anders stopt de zoemer niet.
Trekhaak inklappen/verbergen
Trek de handgreep links van de
nummerplaat onder het achterbum‐ perpaneel in een hoek van ongeveer
45° met de grond.
Page 266 of 361

264Rijden en bediening
U hoort een waarschuwingszoemer
wanneer u de ontgrendelingshendel
uittrekt en de trekhaak is ontgrendeld.
Zwenk met een vlakke hand de
ontgrendelde trekhaak naar rechts
totdat deze onder de bodem vastklikt.
Zet de ontgrendelhendel terug in de
verborgen beginstand, anders stopt
de zoemer niet.9 Waarschuwing
Rijden met een aanhanger is
alleen toegestaan bij een correct
gemonteerde trekhaak. Roep hulp
in van een werkplaats wanneer de trekhaak niet goed vastklikt,
wanneer u de ontgrendelingshen‐
del niet in zijn verborgen uitgangs‐
positie kunt terugzetten of
wanneer de zoemer klinkt nadat de trekhaak is vergrendeld.
Oog voor veiligheidskabel
Veiligheidskabel aan oog vasthaken.
Aanhangerstabilisatie
Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto/
aanhangercombinatie afgeremd
totdat de slingerbeweging stopt.
Wanneer het systeem actief is moet u
het stuurwiel zo stil mogelijk houden.
Aanhangerstabilisatie maakt deel uit
van de elektronische stabiliteitsrege‐
ling 3 206.
Page 267 of 361

Verzorging van de auto265Verzorging van de
autoAlgemene informatie ..................266
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 266
Auto stallen .............................. 266
Verwerking van sloopauto .......267
Controle van de auto .................267
Werkzaamheden uitvoeren .....267
Motorkap ................................. 267
Motorolie .................................. 268
Koelvloeistof ............................ 269
Sproeiervloeistof ......................270
Remmen .................................. 271
Remvloeistof ............................ 271
Accu ........................................ 271
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 272
Wisserblad vervangen .............273
Gloeilamp vervangen .................274
Halogeenkoplampen ...............274
LED-koplampen .......................276
Mistlampen voor ......................276
Achterlichten ............................ 278
Zijrichtingaanwijzers ................283
Kentekenverlichting .................283Binnenverlichting .....................283
Instrumentenverlichting ...........283
Elektrisch systeem .....................284
Zekeringen .............................. 284
Zekeringenkast in motorruimte 285
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................287
Boordgereedschap ....................289
Gereedschap ........................... 289
Velgen en banden .....................290
Winterbanden .......................... 290
Aanduidingen op banden ........290
Bandenspanning .....................291
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 292
Profieldiepte ............................ 295
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 295
Wieldoppen ............................. 296
Sneeuwkettingen .....................296
Bandenreparatieset .................296
Wiel verwisselen ......................301
Reservewiel ............................. 302
Starthulp gebruiken ...................306
Starthulp .................................. 306
Trekken ...................................... 307
Auto slepen ............................. 307
Andere auto slepen .................309Verzorging van uiterlijk ..............310
Verzorging exterieur ................310
Verzorging interieur .................312
Page 268 of 361

266Verzorging van de autoAlgemene informatieAccessoires en modificatiesvan auto
Het wordt geadviseerd alleen gebruik te maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen wij – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Dergelijke aanpassingen kunnen
bovendien van invloed zijn op de
rijhulpsystemen, het brandstofver‐
bruik, de CO 2-uitstoot en andere
emissies van de auto. Ook kan dan de typegoedkeuring komen te vervallen.Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank helemaal vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed geventileerde ruimte parkeren.Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen of keuze‐ hendel in stand P zetten. Voor‐
komen dat auto kan wegrollen.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voor
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
Page 269 of 361
Verzorging van de auto267● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto
Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
u op onze website. Laat dit werk
uitsluitend over aan een erkend auto‐
demontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking
uitvoeren.
De koelventilator kan ook bij uitge‐ schakelde ontsteking gaan
draaien.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem werkt met
een extreem hoge spanning. Nietaanraken.
Motorkap
Openen
Aan de ontgrendelingshendel trekkenen in de uitgangspositie terugduwen.
Page 270 of 361
268Verzorging van de auto
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
De motorkap wordt automatisch
omhoog gehouden.
Als de motorkap wordt geopend
tijdens een Autostop, wordt de motor automatisch herstart omwille van
veiligheidsredenen.
Stop/Start-systeem 3 188.
Sluiten Laat de motorkap zakken en laat
deze in de pal vallen. Controleer of de
motorkap vergrendeld is.
Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Actieve motorkap 3 72.
Motorolie Controleer het oliepeil ook regelmatig
manueel om schade aan de motor te voorkomen. Gebruik olie met de juiste
specificatie. Aanbevolen vloeistoffen
en smeermiddelen 3 314.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 liter per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
vijf minuten uitgeschakeld zijn
geweest.
Trek de oliepeilstok eruit, maak deze
schoon, steek deze weer in de buis,
trek deze weer eruit en lees het olie‐
peil af.
Page 271 of 361
Verzorging van de auto269Afhankelijk van de motor worden erverschillende oliepeilstokken
gebruikt.
Wij raden u aan dezelfde soort olie te nemen als voor de laatste olieverver‐
sing is gebruikt.
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan
motorolie bijvullen.
Het motoroliepeil mag niet hoger
staan dan het bovenste merkteken
MAX op de peilstok.
Voorzichtig
Veeg eventueel gemorste motor‐
olie onmiddellijk weg.
Voorzichtig
Tap of zuig overmatig bijgevulde
olie af. Start als het oliepeil boven
maximaal is de auto niet en neem
contact op met een werkplaats.
Inhouden 3 331.
Dop recht terugplaatsen en vast‐ draaien.
Koelvloeistof De koelvloeistof biedt vorstbescher‐
ming tot ca. -28 °C. In koude streken
met zeer lage temperaturen biedt de
af-fabriek bijgevulde koelvloeistof
vorstbescherming tot ca. -37 °C.
Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries
gebruiken.
Koelvloeistof en anti-vries 3 314.
Page 272 of 361
270Verzorging van de autoKoelvloeistofpeilVoorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Bij een koud koelsysteem moet de koelvloeistof boven de vulstreep
staan. Bijvullen als het peil te laag is.
Afhankelijk van de motor kan de posi‐ tie van het koelvloeistofreservoir
verschillen.
9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een courante geconcentreerde
koelvloeistof met schoon kraanwater; verhouding 1 : 1. Gebruik schoon
kraanwater als er geen geconcen‐
treerde koelvloeistof voorhanden is.
Dop goed vastdraaien. Koelvloeistof‐
gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Sproeiervloeistof
Schoon water bijvullen, vermengd
met een passende hoeveelheid goed‐
gekeurde sproeiervloeistof die anti‐
vries bevat.