Page 17 of 361
Kort en bondig15KlimaatregelingVerwarmbare achterruit
Om in te schakelen b indrukken.
Verwarmbare achterruit 3 42.
Verwarmde voorruit
Om in te schakelen , indrukken.
Verwarmde voorruit 3 42.
Verwarmbare buitenspiegels
Bij indrukken van b activeert u ook de
buitenspiegelverwarming.
Verwarmbare buitenspiegels 3 38.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien, airconditioning
● á indrukken: aanjager schakelt
automatisch over op hogere snel‐
heid, de luchtstroom wordt op de voorruit gericht.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Schakel zo nodig de airco A/C in.
● Verwarming achterruit b inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Airconditioning 3 171.
Page 18 of 361
16Kort en bondigRuiten ontwasemen en
ontdooien, elektronische
klimaatregeling
● Druk op à. Temperatuur en
luchtverdeling worden automa‐
tisch ingesteld, de aanjager
draait met een hoge snelheid.
● Schakel zo nodig de airco A/C ON in met menu Klimaatin‐
stelling in door op CLIMATE te
drukken.
● Verwarming achterruit b inscha‐
kelen.
Elektronisch klimaatregelsysteem 3 175.
Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: breng de auto tot stilstand,
trap het koppelingspedaal in, druk op
de knop op de schakelhendel en
schakel de versnelling in.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 201.
Automatische versnellingsbakP:parkeerstandR:achteruitversnellingN:vrij (neutraal)D:Automatische modusM:handgeschakelde modus<:opschakelen]:terugschakelen
U kunt de keuzehendel uit P zetten
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en u het rempedaal intrapt. Druk op de ontgrendelknop om P of R in te
schakelen.
Automatische versnellingsbak
3 196.
Page 19 of 361

Kort en bondig17Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● Bandenspanning en -staat 3 291, 3 332.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 268.
● Ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 37,
3 47, 3 57.
● Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige
remmen.Motor starten
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: koppelings- en rempedaalintrappen.
● Automatische versnellingsbak: trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel op P of N.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Toets Engine Start/Stop indruk‐
ken.
● Laat de toets los nadat de motor gestart is.
Motor starten 3 187.
Stop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er aan bepaalde voorwaarden is
voldaan, wordt een autostop geacti‐
veerd.
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven bij de AUTOSTOP-
stand in de toerenteller.
Een herstart wordt door de naald
aangegeven op de stationaire-
toerentalpositie op de toerenteller.
Stop/Start-systeem 3 188.
Page 20 of 361

18Kort en bondigParkeren9Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Trek gedurende ongeveer
één seconde aan schakelaar
m en ga na of controlelamp
m oplicht.
De elektrische handrem is
aangetrokken wanneer contro‐
lelamp m oplicht 3 109.
● Zet de motor af.
● Als de auto vlak of op een oplo‐
pende helling staat, dan vóór
het uitschakelen van het
contact de eerste versnelling
inschakelen of de keuzehendel in stand P zetten. Op een oplo‐
pende helling bovendien de
voorwielen van de stoeprand
wegdraaien.
Als de auto op een aflopende
helling staat, dan vóór het
uitschakelen van het contact de achteruitversnelling inschake‐
len of de keuzehendel in stand
P zetten. Bovendien de voor‐
wielen naar de stoeprand
toedraaien.
● Sluit de ramen en het schuif‐ dak.
● Schakel het contact uit met de aan/uit-knop. Stuurwiel
verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
● Vergrendel de auto door op de knop op de portierkruk te druk‐
ken.
Activeer het alarmsysteem
3 34.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 267.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Elektronisch sleutelsysteem 3 21,
auto een langere tijd stilzetten
3 266.
Page 21 of 361

Sleutels, portieren en ruiten19Sleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten ............................ 19
Sleutels ...................................... 19
Handzender ............................... 20
Elektronisch sleutelsysteem ......21
Opgeslagen instellingen ............24
Centrale vergrendeling ..............24
Automatisch vergrendelen .........26
Kindersloten .............................. 27
Portieren ...................................... 28
Bagageruimte ............................ 28
Antidiefstalbeveiliging ..................33
Vergrendelingssysteem .............33
Diefstalalarmsysteem ................34
Startbeveiliging .......................... 36
Buitenspiegels ............................. 37
Bolle vorm ................................. 37
Elektrische verstelling ................37
Inklapbare spiegels ...................37
Verwarmde spiegels ..................38
Automatische dimfunctie ...........38
Parkeerhulp ............................... 38Binnenspiegel.............................. 39
Handmatige dimfunctie ..............39
Automatische dimfunctie ...........39
Ruiten .......................................... 39
Voorruit ...................................... 39
Elektrisch bediende ruiten .........40
Achterruitverwarming ................42
Voorruitverwarming ...................42
Zonnekleppen ............................ 42
Dak .............................................. 43
Zonnedak .................................. 43Sleutels, sloten
Sleutels Reservesleutels
Het sleutelnummer staat vermeld op
een verwijderbaar etiket.
Bij het bestellen van reservesleutels moet het sleutelnummer worden
vermeld aangezien de sleutels deel
uitmaken van de startbeveiliging.
Sloten 3 310, Centrale vergrendeling
3 24, Motor starten 3 187.
Handzender 3 20.
Elektronische sleutel 3 21.
Het codenummer van de adapter
voor de wielborgmoeren vindt u op
een kaart. Vermeld het wanneer u
een nieuwe adapter bestelt.
Wiel verwisselen 3 301.
Batterij vervangen Vervang de batterij onmiddellijk zodra
het systeem niet meer goed werkt of
het bereik ervan afneemt. Een bericht
Page 22 of 361

20Sleutels, portieren en ruitenop het Driver Information Center geeft
aan dat de batterij moet worden
vervangen 3 126.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Vervangen:
1. Duw op de toets aan de achter‐ kant van de elektronische sleutel
en trek het sleutelblad uit het huis.
2. Steek het sleutelblad ongeveer 6 mm in de behuizing en verdraai de
sleutel om de behuizing te
openen. Als u het sleutelblad
dieper plaatst, kan de behuizing
beschadigd raken.
3. Verwijder de batterij en vervang deze. Gebruik een CR2032 of een
vergelijkbare batterij. Let op de
positie waarin u de batterij plaatst.
4. Sluit de behuizing en plaats het sleutelblad.
Handzender
Voor het bedienen van de volgende
functies via de toetsen op de
afstandsbediening:
● centrale vergrendeling 3 24
● vergrendelingssysteem 3 33
● diefstalalarmsysteem 3 34
● elektrisch bediende ruiten 3 40
● zonnedak 3 43
De afstandsbediening heeft een
bereik van maximaal 100 meter, maar dat kan veel meer zijn door invloeden
van buitenaf. Brandende alarmknip‐
perlichten dienen als bevestiging.
Page 23 of 361

Sleutels, portieren en ruiten21Behandel de handzender met zorg,
houd deze vochtvrij, bescherm deze
tegen hoge temperaturen en vermijd
onnodig gebruik.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de afstandsbediening kan worden
vergrendeld of ontgrendeld, kan dit
het gevolg zijn van het volgende:
● Storing in de afstandsbediening.● Het bereik wordt overschreden.
● De accuspanning is te laag.
● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten hetbereik, waardoor er opnieuw
gesynchroniseerd moet worden.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Handmatig ontgrendelen 3 24.Elektronisch sleutelsysteem
Voor passieve bediening van de
volgende functies:
● centrale vergrendeling 3 24
● contact inschakelen en motor starten 3 187
De bestuurder hoeft alleen de elek‐
tronische sleutel bij zich te dragen.
De elektronische sleutel bevat ook de
functionaliteit van de handzender:
● centrale vergrendeling
● diefstalalarmsysteem
● elektrisch bediende ruiten
Brandende alarmknipperlichten
dienen als bevestiging.
Apparaat met zorg behandelen, houd
het vochtvrij, bescherm het tegen
hoge temperaturen en vermijd onno‐
dig gebruik.
Let op
Leg de elektronische sleutel niet in
de bagageruimte.
Werking elektronisch
sleutelsysteem
De elektronische sleutel moet zich
binnen een bereik van ongeveer één meter van het desbetreffende
portier buiten de auto bevinden.
Page 24 of 361

22Sleutels, portieren en ruitenOntgrendelen
Druk op de knop op de desbetref‐
fende buitenkruk en trek aan de kruk.
De ontgrendelmodus kan worden
ingesteld in het menu Persoonlijke
instellingen op het Info-Display. U
kunt uit twee instellingen kiezen:
● Alle portieren, de bagageruimte en de tankvulklep worden met
één druk op de knop op een van
de buitenkrukken ontgrendeld.
● Alleen het bestuurdersportier en de tankvulklep worden met één
druk op de knop op het bestuur‐
dersportier ontgrendeld. Om alle
portieren en de bagageruimte te ontgrendelen, drukt u tweemaal
op de knop.
U kunt de instelling wijzigen in het
menu Instellingen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 128.
Vergrendelen
Druk op de knop op een van de
buitenkrukken.
Alle portieren, de bagageruimte en de
tankvulklep worden vergrendeld.
Het systeem vergrendelt als een van de volgende dingen gebeurt:
● Het ontgrendelen vond meer dan
vijf seconden geleden plaats.
● De knop op een buitenkruk is tweemaal ingedrukt binnen
vijf seconden om de auto te
ontgrendelen.
● Er is een portier geopend en alle portieren zijn nu gesloten.
Als het bestuurdersportier niet goed
dichtstaat, de elektronische sleutel in
de auto ligt of het contact niet uitge‐
schakeld is, is vergrendeling niet
toegestaan.
Als er twee of meer elektronische
sleutels in de auto's zijn geweest en
het contact één keer aan was, worden de portieren vergrendeld, zelfs als er
maar één elektronische sleutel uit de
auto wordt genomen.
Achterklep ontgrendelen
De achterklep kan worden ontgren‐
deld door de touchpad-schakelaar
onder het merkembleem in te druk‐
ken wanneer de elektronische sleutel binnen bereik is. De portieren blijven
vergrendeld. Achterklep 3 28.