Page 49 of 248

BELANGRIJK Vul op voertuigen met
Start&Stop-functie het AdBlue (Ureum)
additief bij als de motor volledig is
afgezet. Zet altijd de motor af
(raadpleeg de informatie over het
starten en afzetten van de motor).
AdBlue (Ureum) additief kwaliteit
Gebruik alleen additieven die voldoen
aan de norm ISO 22241 en conform
het etiket op de tankklep.
Gemiddeld brandstofverbruik
Circa 3,5 l/1000 km, afhankelijk van de
voertuigversie, afhankelijk van de versie
van het voertuig en de rijstijl.
Voorzorgsmaatregelen voor de
bediening
Het additief kan bij tankstations
bijgevuld worden met behulp van
tankpistolen of in de handel verkrijgbare
houders. Lees altijd de informatie over
het AdBlue (Ureum) additiefpakket.
Ga zorgvuldig om met additieven.Ze kunnen kleding, schoenen,
chassisonderdelen, enz. beschadigen.
Als het additief over gelakte
oppervlakken stroomt of deze
verontreinigt, reinig het oppervlak dan
snel met een vochtige doek.
BELANGRIJK: Verwijder eventueel
gekristalliseerd additief met een zachte
spons.
In extreem koude klimaten
Bij vorst moet de AdBlue-additieftank
(Ureum) bijgevuld worden tot het
waarschuwingslampjeen een
specifiek bericht op het
instrumentenpaneel worden
weergegeven.
Voorzorgsmaatregelen voor het
bijvullen van de tank
Het AdBlue (Ureum) additief bevriest bij
temperaturen lager dan ongeveer -10
°C. Probeer in dit geval deze niet (bij) te
vullen. Als het controlelampje
op het
instrumentenpaneel aangaat, raden we
u echter aan het AdBlue (Ureum)
additief bij te vullen of bij te laten vullen
door een gekwalificeerd professional.
47) 48)
BELANGRIJK
46)De tankdop is specifiek. Als deze
vervangen moet worden, gebruik dan
dezelfde als het origineel. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk. Was het
vulgebied niet met een hogedrukspuit.47)Het AdBlue (Urea) additief mag niet in
contact komen met ogen of huid. Gebeurt
dit toch, spoel dan grondig uit met water.
Raadpleeg, indien nodig, een arts.
48)Voor voertuigen met de functie
Start&Stop: voor het bijvullen van AdBlue
(ureum) moet de motor worden afgezet (en
niet op stand-by): u moet de motor
afzetten (raadpleeg de paragraaf "De motor
starten” in hoofdstuk ”Starten en rijden”).
BELANGRIJK
9)Er mogen aan geen enkel deel van het
systeem werkzaamheden worden verricht.
Om eventuele schade te vermijden, is
alleen gekwalificeerd personeel van het Fiat
Servicenetwerk bevoegd werkzaamheden
aan het systeem te verrichten.
10)Vul de AdBlue (Ureum) additieftank
(minimaal 10 liter) zodra het speciale bericht
wordt weergegeven en raadpleeg de
instructies voor het bijvullen. Gevaar dat het
voertuig stilvalt.
11)Controleer na het bijvullen van de
AdBlue (Ureum) additieftank of de dop en
klep gesloten zijn, start de motor en
WACHT 10 seconden met stilstaand
voertuig en draaiende motor, voordat u
verder rijdt. Doet u dit niet, dan wordt het
bijvullen van de tank pas na een paar
minuten rijden automatisch gedetecteerd.
Het bijbehorende bericht en/of de
controlelampjes zijn nog steeds zichtbaar
tot het systeem detecteert dat de tank is
bijgevuld.
87T40504
47
Page 50 of 248

12)Er mogen aan geen enkel deel van het
systeem werkzaamheden worden verricht.
Om eventuele schade te vermijden, is
alleen gekwalificeerd personeel van het Fiat
Servicenetwerk bevoegd werkzaamheden
aan het systeem te verrichten.STARTSYSTEEM
49) 50) 51) 52) 53)
S fig. 88: "Stopstand" Neem de
sleutel uit en draai het stuurwiel tot het
slot wordt ingeschakeld, om het
stuurwiel te vergrendelen. Gebruik
zowel de sleutel als het stuurwiel
zonder kracht uit te oefenen, om het
stuurwiel te ontgrendelen.
A: Stand accessoires: Als de
startinrichting wordt uitgeschakeld,
blijven de accessoires (autoradio, enz.)
werken.
M: Schakelstand. Met
geïntroduceerde startinrichting.
D: Rijstand. Als de motor niet start,
moet u eerst de sleutel uitnemen
voordat u de motor weer probeert te
starten. Laat de sleutel los, zodra de
motor start.
BELANGRIJK
49)Als er geknoeid is aan het contactslot
(bijv. een poging tot diefstal), dan moet dit
gecontroleerd worden bij het Fiat
Servicenetwerk voordat er verder gereden
wordt.
50)Neem de sleutel altijd mee als het
voertuig wordt verlaten, om te voorkomen
dat iemand onverhoeds gebruik van de
bedieningselementen maakt. Vergeet niet
de parkeerrem in te schakelen. Laat nooit
kinderen zonder toezicht in het voertuig
achter.
51)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem en
de garantie in gevaar brengen en het kan
ook ernstige veiligheidsproblemen
veroorzaken of erin resulteren dat de auto
niet meer aan de typegoedkeuring voldoet.
52)Verwijder de mechanische sleutel nooit
terwijl het voertuig rijdt. Het stuurwiel zal
automatisch vergrendeld worden zodra
eraan gedraaid wordt. Dit geldt ook voor
voertuigen die gesleept worden.
53)Alvorens het voertuig te verlaten
ALTIJD de parkeerrem inschakelen, de
wielen draaien, de eerste versnelling
inschakelen bij een helling omhoog en de
achteruitversnelling bij een helling omlaag.
Als het voertuig op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan met of
wiggen of stenen. Bij het verlaten van het
voertuig, altijd de portieren sluiten door op
het knopje op de sleutel te drukken.
88T36545-1
48
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 51 of 248

KLIMAATREGELING
Advies voor gebruik
In sommige gevallen (airconditioning uit,
luchtrecirculatie aan, ventilatorsnelheid
nul of te laag, enz.) kunnen de ruiten en
de voorruit van het voertuig beslaan.
Gebruik als de ruiten beslaan de MAX
DEF-functie om de condens te
verwijderen en zet vervolgens de
airconditioning in de automatische
stand om te voorkomen dat de ruiten
opnieuw beslaan.
Voertuigen met ECOMODE
Wanneer geactiveerd, kan ECOMODE
de prestaties van de airconditioning
beperken. Raadpleeg paragraaf “Tips
voor het rijden” in hoofdstuk “Starten en
rijden”.
54) 55)
2)
Verbruik
Een hoger brandstofverbruik (vooral
binnen de bebouwde kom) is normaal
als de airconditioning wordt gebruikt.
Zet op auto's met airconditioning
zonder automatische modus, het
systeem uit als u het niet meer nodig
hebt.Hieronder volgen een aantal adviezen
om het brandstofverbruik tot een
minimum terug te brengen en
zodoende het milieu te helpen
beschermen:
houd tijdens het rijden de
luchtroosters open en de ruiten
gesloten;
als het voertuig bij warm weer of in
de zon is geparkeerd, laat dan eerst het
interieur luchten om de hete lucht naar
buiten af te voeren, voordat u vertrekt.
Onderhoud
Raadpleeg het Geprogrammeerde
Onderhoudsschema.
BELANGRIJK Zolang de airconditioning
aanstaat, wordt meer brandstof
verbruikt (zet het systeem uit als u het
niet meer nodig hebt).
BELANGRIJK Gebruik het
klimaatregelsysteem regelmatig, ook bij
kouder weer, en laat het ten minste
5 minuten eenmaal per maand
functioneren.
Auto's met extra verwarming
Sommige voertuigen zijn uitgerust met
een extra verwarming die het interieur
sneller verwarmt. Deze inrichting werkt
alleen als de motor draait en bij lage
temperaturen. Tijdens de werking kan
enige rook uit de rechterkant van het
voertuig komen; die is afkomstig van
het uitlaatsysteem en dat is normaal.Onregelmatige werking
Over het algemeen dient u, als u een
onregelmatige werking waarneemt,
naar een Fiat Servicepunt te gaan.
Een beperkte werking van het
ontdooien, ontwasemen of van de
airconditioning kan te wijten zijn aan
een verstopt filterelement.
Er wordt geen koude lucht
gegenereerd. Controleer de stand van
de bedieningen en de staat van de
zekeringen. Zet anders het systeem uit.
Water onder het voertuig
Na langdurig gebruik van de
airconditioning is het normaal om
condenswater onder de airconditioning
aan te treffen.
49
Page 52 of 248
VERWARMING EN VENTILATIE
1Luchtrooster ontwaseming linkerruit;2Linker luchtrooster;3Luchtrooster ontwaseming voorruit;4Centrale luchtroosters;5
Rechter luchtrooster;6Rechter luchtrooster ontwaseming;7lagere luchtroosters achterbank;8Instrumentenpaneel.
89T36548
50
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 53 of 248
LUCHTROOSTERS IN
INTERIEUR
Luchtroosters in het midden
Doe de schuif 9 fig. 90 naar beneden
om de luchtroosters te sluiten.
De luchtroosters kunnen worden
gericht.
Hoog/laag: gebruik schuif 9.
Links/rechts: gebruik de knop 10
fig. 90.
Luchtroosters aan zijkant
Drukken (punt 12 fig. 91 ) om het
luchtrooster 11 fig. 91 te openen tot de
gewenste stand.
De luchtroosters kunnen worden
gericht.
Draai aan het luchtrooster aan de
zijkant 11 om de luchtstroom te richten.Gebruik specifieke producten in uw
voertuig om vieze geurtjes in het
voertuig tegen te gaan. Wend u tot het
Fiat Servicenetwerk.
90T36549
91T36550
51
Page 54 of 248
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING
54) 55)
2)
Bedieningselementen
De bedieningen zijn afhankelijk van de uitrusting van het voertuig.
1draaiknop luchtverdeling.
2Aan/uit knop compressor klimaatregeling.
3Regelknop/ventilator aan.
4Aan/uit-toets luchtrecirculatie.
5Draaiknop regeling luchttemperatuur.
92T36552
52
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 55 of 248

Luchttemperatuur instellen
Gebruik bediening 5 fig. 92, afhankelijk
van de gewenste temperatuur. De
temperatuur neemt toe, naarmate de
indicator verder in de rode zone staat.
Ventilatorsnelheid instellen
Gebruik bediening 3 fig. 92 van 0 tot 4
fig. 92. Er wordt meer lucht verspreid,
naarmate de knop verder naar rechts
wordt gedraaid. Zet bediening 3
fig. 92 op 0 als u de luchttoevoer wilt
stoppen. Het systeem wordt
uitgeschakeld: de ventilatorsnelheid in
het interieur is nul (voertuig staat stil), er
is nog wel een zachte luchtstroom
merkbaar als het voertuig in beweging
is.
OPMERKING Als deze bediening
langdurig op stand 0 staat, kunnen de
zijruiten en de voorruit beslaan, zelfs als
het in het interieur niet benauwd is.
Snel ontwasemen: Interieurisolatie/
luchtrecirculatie uitgeschakeld
(controlelampje op knop 4 fig. 92 is uit);
draai bedieningen 1 fig. 92 en 3
fig. 92 naar de standen
. Door
inschakeling van de airconditioning
verloopt de ontwaseming sneller.
Interieurisolatie/luchtrecirculatie
inschakelen
Druk op knop 4 fig. 92 (het
controlelampje gaat aan).
In deze stand wordt de lucht in het
interieur gerecirculeerd zonder dat lucht
van buiten wordt geïntroduceerd.Met de luchtrecirculatie kunt u:
de buitenomgeving buiten sluiten
(tijdens het rijden in verontreinigde
omgevingen, enz.);
met luchtrecirculatie kunt u sneller de
gewenste temperatuur in het interieur
behalen.
BELANGRIJK Als de luchtrecirculatie
langdurig wordt gebruikt, kunnen de
zijruiten en de voorruit beslaan, zelfs als
het in het interieur niet benauwd is. We
raden aan weer terug te schakelen naar
de normale werking (met buitenlucht)
door weer op knop 4 fig. 92 te drukken,
zodra de luchtrecirculatie niet meer
nodig is.
Luchtverdeling interieur
passagierszijde
Draai knop 1 fig. 92 om de
luchtverdeling te kiezen.
De luchtstroming gaat richting de
dashboard is directed to the
dashboardroosters.
De luchtstroming gaat richting de
dashboardroosters en naar de lagere
roosters van de achterbank.
De luchtstroming gaat voornamelijk
naar de lagergelegen roosters van de
voorste stoel en de dashboardroosters.
Om de lucht naar beneden te richten,
de dashboardroosters sluiten.
De luchtstroming wordt verspreid
over alle roosters, de ruitroosters voor,
de voorruitontwasemingsroosters en de
lagere luchtroosters.
. De luchtstroom wordt naar de
luchtroosters voor de ontwaseming van
de voorruit en de luchtroosters voor de
ontwaseming van de zijruiten voorin
gericht.
De klimaatregeling uitschakelen
Met knop 2 fig. 92 kunt u de
airconditioning inschakelen
(indicatielampje aan) of uitschakelen
(lampje uit).
De airconditioning kan niet worden
ingeschakeld als bediening 3 fig. 92 op
0 staat.
Met de airconditioning kunt u:
de temperatuur in het interieur
verlagen;
de ruiten sneller ontwasemen.
De airconditioning werkt niet als de
buitentemperatuur laag is.
93T36716
53
Page 56 of 248
BELANGRIJK Voor voertuigen uitgerust
met ECO-modus (knop 7 fig. 93 ):
wanneer de ECO-modus is
ingeschakeld, zou de werking van de
klimaatregeling af kunnen nemen.
Ontwasemen/ontdooien
achterruitverwarming
Druk met draaiende motor op knop 6
fig. 94 en het geïntegreerde
controlelampje gaat aan.
Voor voertuigen die hiermee zijn
uitgerust, ontdooit en ontwasemt deze
functie snel de achterruit en ontdooit de
buitenspiegels.
Druk nogmaals op knop 6 om deze
functie uit te schakelen.
Als u dit niet doet, wordt de verwarming
automatisch uitgeschakeld.
94T36669
54
KENNIS VAN HET VOERTUIG