Page 185 of 248

207)Wees erg voorzichtig bij het uitvoeren
van werkzaamheden in de motorruimte
wanneer de motor nog warm is: gevaar
voor brandwonden. Kom niet te dicht bij de
koelventilator van de radiateur: de
elektrische ventilator kan inschakelen;
gevaar voor verwondingen. Sjaals, dassen
of andere loszittende kleding kunnen door
de bewegende onderdelen worden
meegetrokken.
208)Wacht voor het bijvullen van de olie
tot de motor is afgekoeld alvorens de
vuldop los te maken. Dit geldt in het
bijzonder voor auto's met een aluminium
vuldop (voor bepaalde versies/markten).
WAARSCHUWING: gevaar voor
brandwonden!
209)Het koelsysteem staat onder druk. Als
de dop vervangen moet worden, doe dit
dan alleen door een origineel exemplaar;
anders kan dit de werking van het systeem
negatief beïnvloeden. Draai bij warme
motor de dop van het reservoir niet los:
gevaar voor brandwonden.
210)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeierreservoir: ruitensproeiers zijn
van fundamenteel belang voor een goed
zicht. Herhaaldelijke werking van het
systeem zonder vloeistof kan leiden tot
schade aan of snelle verslechtering van
sommige systeemcomponenten.
211)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn licht
ontvlambaar. De motorruimte omvat warme
onderdelen die bij contact met de vloeistof
brand kunnen veroorzaken.212)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
213)Het symbool
, op het reservoir van
de remvloeistof, geeft aan dat een
remvloeistof een synthetische of op
mineralen gebaseerde vloeistof is. Gebruik
van minerale type vloeistoffen zal de
speciale rubberen afdichtingen van het
remsysteem onherstelbaar beschadigen.
BELANGRIJK
44)Het maximale peil mag in ieder geval
niet worden overschreden: risico op
beschadiging van de motor en de
katalysator. Start het voertuig niet wanneer
het maximale peil is overschreden; neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
45)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met
een ongeschikte vloeistof kan leiden tot
ernstige schade aan het voertuig.
46)Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.
47)Vul motorolie bij met dezelfde
kenmerken als de motorolie waarmee de
motor reeds is gevuld.48)Het motorkoelsysteem moet worden
gevuld met het beschermende PARAFLU
UP antivries. Vul koelvloeistof bij met
dezelfde kenmerken als de koelvloeistof
waarmee het koelsysteem reeds is gevuld.
PARAFLU UP-vloeistof mag niet met
andere typen vloeistoffen worden
gemengd. Mocht dit toch gebeuren, start
de motor dan in geen geval en neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
49)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.
BELANGRIJK
5)De uitgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter bevatten stoffen
die schadelijk zijn voor het milieu. Het
verdient aanbeveling de olie en de filters te
laten vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.
183
Page 186 of 248
FILTERS
Vervanging van filterelementen
(luchtfilter, pollenfilter, oliefilter, enz.)
wordt verzorgd volgens het
Geprogrammeerde
Onderhoudsschema.
Vervangen
Raadpleeg het Geprogrammeerde
Onderhoudsschema.
ACCU
Bevindt zich onder afdekking 1
fig. 278 en behoeft geen onderhoud. Hij
mag niet worden geopend en er mag
geen vloeistof aan worden toegevoegd.
DE BATTERIJ
VERVANGEN
214) 215) 216) 217) 218) 219)
50) 51) 52)
6)
Aangezien de volgende handeling
ingewikkeld is, raden we u aan contact
op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk.Etiket A fig. 279
Volg de instructies op de accu:
2geen open vlammen en niet roken;
3oogbescherming verplicht;
4uit de buurt van kinderen houden;
5explosieve stoffen;
6dit Instructieboek;
7corrosieve stoffen.
BELANGRIJK
214)Plaats de startinrichting altijd op OFF
voordat er in de motorruimte gehandeld
wordt (zie de betreffende informatie in
paragraaf “De motor starten” in hoofdstuk
“Starten en rijden”).
278T36628
279T28705
184
ONDERHOUD EN ZORG
Page 187 of 248

215)Ga zorgvuldig met de accu om, want
de accu bevat zwavelzuur dat niet met
ogen of huid in contact mag komen.
Gebeurt dit toch, spoel dan grondig uit met
water. Raadpleeg, indien nodig, een arts.
Houd de accuonderdelen ver bij open
vlammen, gloeiende voorwerpen en vonken
uit de buurt: ontploffingsgevaar.
216)Let er bij werkzaamheden aan de
motor op dat deze heet kan zijn. Bovendien
zou de koelventilator ieder moment kunnen
gaan draaien. Het
waarschuwingslampje herinnert u aan
deze omstandigheid. Gevaar voor letsel.
217)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten uit
de buurt van de accu: brand- en
explosiegevaar.
218)Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
219)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen
altijd met een speciale bril beschermd
worden.
BELANGRIJK
50)Aangezien een specifieke accu is
gebruikt, moet deze worden vervangen met
een equivalent. Wend u tot het Fiat
Servicenetwerk.
51)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan leiden tot
ernstige schade aan het voertuig. Indien u
na het aanschaffen van het voertuig
accessoires (alarm, mobiele telefoon, enz.)
wilt installeren, neem dan contact op met
het Fiat Servicenetwerk, waar u advies kunt
krijgen over de meest geschikte apparatuur
en bovendien over de noodzaak van een
sterkere accu.
52)Als het voertuig langere tijd niet
gebruikt wordt onder extreem koude
weersomstandigheden, dan moet de accu
worden verwijderd en op een verwarmde
plaats worden bewaard om bevriezing te
voorkomen.
BELANGRIJK
6)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
het vervangen van de accu contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
WIELEN EN BANDEN
VEILIGHEIDSINFORMATIE
De banden zijn de enige contactpunten
van het voertuig met het wegdek en
moeten daarom goed onderhouden
worden.
De plaatselijke wetgeving omtrent
verkeersregels moet worden
opgevolgd.
220) 221) 222) 223) 224)
53) 54)
ONDERHOUD
De banden moeten altijd in goede
conditie verkeren en het profiel moet dik
genoeg zijn; de banden goedgekeurd
door Fiat zijn voorzien van
slijtage-indicatoren 1 fig. 280 die
bestaan uit verhogingen in de
profieldikte.
280T31546
185
Page 188 of 248

Wanneer het profielpatroon is versleten
tot de hoogte van de
waarschuwingsverhogingen, worden
deze zichtbaar 2 fig. 280: uw banden
moeten worden vervangen, want de
profieldiepte is ongeveer 1,6 mm en dat
betekent weinig grip op gladde wegen.
Een overbelast voertuig, te lang op
snelwegen rijden, zelfs bij warm weer,
of op hobbelig terrein rijden dragen bij
aan een snellere slijtage van de banden.
BANDENSPANNING
Houd de banden (inclusief de
reserveband) op de juiste spanning;
controleer de bandenspanning ten
minste één keer per jaar en vóór een
lange reis (zie het etiket op de kolom
van het bestuurdersportier). De
spanning moet met koude banden
gecontroleerd worden: bereken niet de
hogere spanning die behaald kunnen
worden tijdens warme maanden of na
hard rijden. Als de bandenspanning niet
met koude banden kan worden
gecontroleerd, verhoog dan de
spanning 0,2 tot 0,3 bar (of 3 PSI).
Laat een hete band nooit leeglopen.
Voertuigen uitgerust met TPMS:in
geval van te zwakke inflatie of een gat,
gaat het waarschuwingslampje
op
het instrumentenpaneel branden. Zie
paragraaf “TPMS – Tyre Pressure
Monitoring System” in het hoofdstuk
“Veiligheid”.Etiket A fig. 282
Open het portier aan bestuurderszijde
fig. 283 om het te lezen.B: spanning voorbanden als niet over
een snelweg wordt gereden of met
minder dan vier inzittenden.
C: spanning achterbanden als niet
over een snelweg wordt gereden of met
minder dan vier inzittenden.
D: spanning voorbanden als over
een snelweg wordt gereden of met een
aanmerkelijke belasting.
E: spanning achterbanden als over
een snelweg wordt gereden of met een
aanmerkelijke belasting.
BELANGRIJK Voor auto's met een
volledige belasting (max. toelaatbare
belasting) en een trekhaak is de max.
snelheid beperkt tot 100 km/h en moet
de bandenspanning met 0,2 bar
worden verhoogd. Zie de paragraaf
“Gewichten” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.Gevaar van
klapbanden.
RESERVEBAND
Raadpleeg de paragraaf "Een band
vervangen" in het hoofdstuk
"Noodgevallen".
TIPS VOOR HET
OMWISSELEN VAN DE
BANDEN
We raden u aan dergelijke handelingen
niet uit te voeren.
GEBRUIK IN DE WINTER
55) 56) 57) 58)
Kettingen
Uit veiligheidsoverwegingen mogen
sneeuwkettingen niet op de achteras
worden aangebracht.
282T36619
283T36615
186
ONDERHOUD EN ZORG
Page 189 of 248

Als grotere banden worden gebruikt
dan de originele, kunnen de
sneeuwkettingen niet worden
aangebracht.
Winterbanden
We raden u aan om alle vier banden
aan te brengen om het voertuig de best
mogelijke grip te bieden.
BELANGRIJK Voor deze banden
gelden soms voorschriften en
maximumsnelheden die lager zouden
kunnen zijn dan de maximale
rijsnelheid.
Spijkerbanden
(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Dit type band kan alleen voor een
beperkte periode worden gebruikt die is
bepaald door de plaatselijke wetten. U
dient de maximumsnelheden opgelegd
door de plaatselijke toepasselijke
wetten te volgen.
Deze banden kunnen ten minste op
beide voorwielen worden aangebracht.In ieder geval is het raadzaam
contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK
220)Door een te lage bandenspanning
kunnen de banden vroegtijdig slijten en kan
de temperatuur van de banden abnormaal
hoog oplopen, met duidelijke gevolgen
voor de veiligheid; slechte grip op het
wegdek, gevaar voor klapbanden of het
loskomen van profielen. De
bandenspanning is afhankelijk van de
lading en de snelheid. Pas de
bandenspanning aan de
gebruiksomstandigheden aan (zie het etiket
aan de kolom van het bestuurdersportier).
221)Deze werkzaamheden mogen, uit
veiligheidsoverwegingen, alleen verricht
worden door een gespecialiseerd monteur.
Gebruik van banden van een ander type
kan van invloed zijn op de voldoening aan
de geldende wetten, prestaties in bochten,
sturen en het aanbrengen van
sneeuwkettingen.222)Uit veiligheidsoverwegingen en i.v.m.
de naleving van de geldende wettelijke
voorschriften, mogen voor vervanging
alleen banden van hetzelfde merk, maat,
type en structuur op dezelfde assen
worden gebruikt. Deze moeten een
belastings- en snelheidscapaciteit hebben
die gelijk is aan die van de originele
banden, of ze moeten overeenkomen met
de capaciteiten aanbevolen door het Fiat
Servicenetwerk. Niet-naleving van deze
instructies kan afbreuk doen aan de
veiligheid en de voldoening van het
voertuig aan de wet. Risico om de controle
over het voertuig te verliezen.
223)Verwissel banden met een
éénrichtingsprofiel niet kruiselings, door ze
van de rechterzijde naar de linkerzijde en
omgekeerd te verplaatsen. Dit type banden
kan alleen aan dezelfde zijde van het
voertuig, d.w.z. van de vooras naar de
achteras en vice versa, worden verwisseld.
224)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.
BELANGRIJK
53)Sommige ongevallen, zoals het raken
van de stoeprand, kan de banden
beschadigen en de afstellingen aan de
voor- en achterkant wijzigen. Laat ze in dat
geval controleren bij een Fiat Servicepunt.
187
Page 190 of 248

54)Voorzichtig: een ontbrekende of slecht
vastgedraaide ventieldop kan van invloed
zijn op de grip van de band en
spanningsverlies veroorzaken. Gebruik altijd
ventieldoppen die identiek zijn aan de
originele en zorg ervoor dat ze volledig zijn
vastgedraaid.
55)Op 17”-banden kunnen geen
sneeuwkettingen worden aangebracht.
Vraag daarvoor een speciale uitrusting aan
bij het Fiat Servicenetwerk.
56)Sneeuwkettingen kunnen alleen worden
aangebracht op banden met dezelfde
afmetingen als de originele banden van het
voertuig.
57)Wanneer u sneeuwkettingen wenst te
monteren dan moet u de specifieke
kettingen gebruiken. Wend u tot het Fiat
Servicenetwerk.
58)Beperk uw snelheid wanneer er
sneeuwkettingen gemonteerd zijn;
overschrijd de 50 km/h niet. Vermijd
putdeksels, rijd niet over treden of trottoirs
en rijd geen lange afstanden over wegen
zonder sneeuw, om beschadigingen aan
zowel het voertuig als het wegoppervlak te
voorkomen.RUITENWISSER/
ACHTERRUIT-
WISSER
WISSERBLADEN
BELANGRIJK Controleer de toestand
van de wisserbladen. De duur hangt af
van een goed onderhoud:
reinig de ruitenwissers van zowel de
voorruit als de achterruit regelmatig met
zeepwater;
gebruik de wisserbladen niet als de
voor- en achterruit droog zijn;
maak de wisserbladen los van de
voor- of achterruit als ze lange tijd niet
gebruikt zijn.
59) 60) 61)
Vervang de wisserbladen met
geïntroduceerde startinrichting en
afgezette motor:
breng de wisserarm volledig omlaag;
til de wisserarmen 1 en 2
fig. 284 omhoog;
trek aan de tong 4
fig. 285 (beweging A) en duw het blad
3 omhoog.
Hermontage
Ga in omgekeerde volgorde te werk om
de wisser weer te monteren. Zorg
ervoor dat het blad goed op zijn plaats
vastzit.
Ruitenwisser op openslaande
achterportieren
til de achterruitwisser 5 fig. 286 op;
draai het blad 6 fig. 286 tot u
weerstand voelt;
maak de wisser los door eraan te
trekken (beweging C fig. 286 ).
284T36702
285T25516
188
ONDERHOUD EN ZORG
Page 191 of 248

Achterruitwisser op de achterkleptil de achterruitwisser 7 fig. 287 op;
trek aan de tong 9 (beweging B) en
duw het blad 8 omhoog (fig. 288 ).Hermontage
Ga in omgekeerde volgorde van de
demontage te werk. Zorg ervoor dat
het blad goed op zijn plaats vastzit.
BELANGRIJK
59)Bij vorst moet u ervoor zorgen dat de
ruitenwisserbladen niet geimmobiliseerd
worden (risico op oververhitting van de
motor).
60)Controleer de toestand van de
wisserbladen. Vervang de wisserbladen in
ieder geval zodra ze niet meer efficiënt
werken: ongeveer één keer per jaar.
61)Laat de wisserarm tijdens vervanging
van de wisserbladen niet tegen de ruit
slaan: hierdoor zou het glas kunnen breken.
CARROSSERIE
225) 226)
7)
Een correct onderhoud komt ten goede
aan de levensduur van het voertuig. We
adviseren u daarom regelmatig de
buitenkant van uw voertuig te
onderhouden.
Het voertuig geniet van de meest
geavanceerde corrosiewerende
technologie. Dit is echter wel afhankelijk
van verschillende factoren:
Atmosferische corrosie.
Verontreiniging (in steden en
industriegebieden);
atmosferisch zoutgehalte
(kustgebieden, vooral in warm weer);
seizoensgebonden
weersomstandigheden en hygrometrie
(strooizout in de winter, water voor de
reiniging van straten, enz.).
Schuurwerkingen
Atmosferisch stof, zand, modder,
omhoogspattend grind van andere
auto's, enz.
Tegen deze risicofactoren moeten
voorzorgsmaatregelen worden
getroffen.
Wat niet te doen
Het voertuig in de zon of bij lage
temperaturen wassen.
Modder of vuil afschrappen zonder het
eerst zachter te maken met water.
286T36701
287T36700
288T25516-1
189
Page 192 of 248

Vuil aan de buitenkant laten ophopen.
Beschadigde delen van de carrosserie
laten verroesten.
Vlekken oplossen met oplosmiddelen
die niet zijn goedgekeurd door het Fiat
Servicenetwerk; deze zouden de lak
kunnen beschadigen.
Door sneeuw of modder rijden zonder
het voertuig nadien te reinigen, vooral
de wielkuipen en de onderkant van de
carrosserie.
Sporen van olie verwijderen, gebruik
van de hogedrukspuit of van niet door
Fiat goedgekeurde producten:
- mechanische elementen (bijv.
motorruimte);
- onderkant carrosserie;
- delen met scharnieren (bijv.
binnenkant portieren);
- gelakte externe plastic delen (bijv.
bumpers).
Dit zou kunnen leiden tot roest of een
slechte werking.
Wat te doen
Was uw voertuig regelmatig, met
afgezette motor, met shampoos
goedgekeurd door de monteurs van het
Fiat Servicenetwerk (nooit met
schuurmiddelen) en spoel de volgende
zaken grondig af met sproeiend water:
hars uit bomen of industriële
middelen;
modder, die een natte massa onder
de wielkuipen en de onderkant van de
carrosserie vormt;
vogelpoep, die een chemische
reactie met de lak veroorzaakt,
waardoor de lak verkleurt en zelfs af
kan bladderen;
deze vlekken moeten worden
verwijderd, aangezien ze na verloop van
tijd zelfs niet weggepoetst kunnen
worden;
zout, vooral in de wielkuipen en aan
de onderkant van de carrosserie, nadat
op wegen is gereden waar zout is
gestrooid.
Verwijder regelmatig hars, bladeren,
enz. die op het voertuig zijn gevallen.
Volg de plaatselijke wetten omtrent het
wassen van voertuigen (was uw
voertuig bijv. niet op de openbare weg).
Om schade aan de carrosserie te
voorkomen, voldoende afstand
bewaren van andere auto’s die voor u
rijden wanneer u op grind rijdt.
Als de lak beschadigd is, retoucheer
deze dan zo spoedig mogelijk om
roestvorming voorkomen.
Als het voertuig een garantie tegen
roestvorming heeft, laat het dan
regelmatig controleren. Raadpleeg het
Geprogrammeerde
Onderhoudsschema.
Als u mechanische onderdelen (bijv.
scharnieren) moet reinigen, moet de
bescherming worden vernieuwd met
producten die zijn goedgekeurd door
het Fiat Servicenetwerk.BELANGRIJK We hebben specifiek
voor onderhoud bestemde producten
geselecteerd die beschikbaar zijn bij de
verkooppunten van Fiat.
Matgelakte versies
Dit type auto vereist een paar
voorzorgsmaatregelen.
Wat niet te doenop was gebaseerde producten
(glansmiddel) gebruiken;
grondig poetsen;
automatische wasstraten gebruiken;
de auto met hogedrukreinigers
wassen;
stickers op gelakte oppervlakken
plakken (die zouden resten achter
kunnen laten).
Wat te doen
Het voertuig met de hand, met veel
water en een zachte doek of spons
wassen.
Door een automatische wasstraat
rijden
Zet de ruitenwisser in de stopstand (zie
de paragraaf "Ruitenwisser/
achterruitwisser" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig").
Controleer of de externe uitrusting goed
vast zit (extra lampen,
achteruitkijkspiegels) en verwijder de
radio-antenne (voor bepaalde
versies/markten).
190
ONDERHOUD EN ZORG