Page 129 of 248

De volgende tabel bevat dezelfde informatie als de voorgaande diagrammen, om aan te geven hoe de huidige wetgeving moet
worden opgevolgd.
Combi-versies met 5 zitplaatsen
Kinderzitjes Gewicht kindAfmetingen
ISOFIX-
kinderzitjeVoorste
passagiersstoelAchterstoel aan
zijkantAchterstoel in
het midden
ReiswiegGroep 0 < 10 kgF
X IL (1) X
G
Tegen de rijrichting in geplaatst
kinderzitjeGroepen 0 en 0+<13kg E X IL(2) X
Tegen de rijrichting in geplaatst
kinderzitjeGroepen 0 en 1+<13kgenvan
9 tot 18 kgC, D X IL (2) X
In de rijrichting geplaatst
kinderzitjeGroep 1van 9 tot 18 kg A, B, B1 X IUF/IL (3) X
StoelverhogingGroepen 2 en 3van 15 tot 25 kg
en van 22 tot
36 kgX IUF/IL (3) X
X= Stoel waar geen ISOFIX-kinderzitje op mag worden gemonteerd.
IUF/IL= Voor voertuigen waarbij dat is toegestaan, kunnen dankzij de ISOFIX-bevestigingen "Universele/semi-universele of
voertuigspecifieke" goedgekeurde kinderzitjes worden gemonteerd; controleer of montage mogelijk is.
(1)De reiswieg wordt dwars in het voertuig gemonteerd en beslaat ten minste twee zitplaatsen. Het hoofd van het kind mag
niet naast het portier van het voertuig liggen.
(2)Zet de stoel zo ver mogelijk naar voren om het kinderzitje tegen de rijrichting in te monteren en zet de stoel vervolgens zo
ver mogelijk naar achteren zonder het kinderzitje te raken.
(3)In de rijrichting geplaatst kinderzitje: plaats de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de stoel. Verwijder in
ieder geval de hoofdsteun van de achterbank waar het kinderzitje tegenaan staat. Dit moet worden gedaan voordat het
kinderzitje wordt geplaatst (zie de paragraaf "Achterste hoofdsteun" in het hoofdstuk "Kennismaking met het voertuig"). Zet de
stoel vóór het kinderzitje niet meer dan een halve lengte naar achteren en kantel de rugleuning niet meer dan 25°.
127
Page 130 of 248
Combi 6 zitplaatsen
Stoel waarop dit type kinderzitje niet mag worden gemonteerd.
Kinderzitje bevestigd met ISOFIX-systeem
Stoel waarop een ISOFIX-kinderzitje mag worden gemonteerd.
De achterstoelen hebben een verankering waarmee een universeel ISOFIX-kinderzitje tegen de rijrichting in kan worden
gemonteerd. De verankeringen zitten in de bagageruimte en zijn zichtbaar.
De afmetingen van een ISOFIX-kinderzitje worden aangegeven door een letter:
A, B en B1: voor stoelen uit groep 1 (van 9 tot 18 kg) die in de rijrichting worden geplaatst;
C: voor stoelen uit groep 1 (van 9 tot 18 kg) die tegen de rijrichting in worden geplaatst;
D en E: voor stoelen uit groep 0 of 0+ (minder dan 13 kg) die tegen de rijrichting in worden geplaatst;
F en G: reiswiegen uit groep 0 (minder dan 10 kg).
204T36640
128
VEILIGHEID
Page 131 of 248

De volgende tabel bevat dezelfde informatie als de voorgaande diagrammen, om aan te geven hoe de huidige wetgeving moet
worden opgevolgd.
Combi-versies met 6 zitplaatsen
Kinderzitjes Gewicht kindAfmetingen
ISOFIX-
kinderzitjeVoorste passagiersstoel Achterbank
passagier in
het middenpassagier
zijkant- Midden
ReiswiegGroep 0 < 10 kgF
XXXX
G
Tegen de rijrichting in
geplaatst kinderzitjeGroepen
0en0+< 13 kg E X X IL (2) X
Tegen de rijrichting in
geplaatst kinderzitjeGroepen
0en1+<13kgenvan
9 tot 18 kgC
XXXX
D
In de rijrichting geplaatst
kinderzitjeGroep 1van 9 tot 18 kg A, B, B1 X X IUF/IL (3) X
StoelverhogingGroepen 2 en 3van 15 tot 25 kg
en van 22 tot
36 kgX X IUF/IL (3) X
X: stoel waarop dit type kinderzitje niet mag worden gemonteerd.
IUF/IL: deze stoel heeft ISOFIX-bevestigingen voor de bevestiging van een goedgekeurd "Universeel/semi-universeel of
voertuigspecifiek-kinderzitjessysteem; controleer of de montage mogelijk is.
(1): de reiswieg wordt dwars in het voertuig gemonteerd en beslaat ten minste twee zitplaatsen. Het hoofd van het kind mag
niet naast het portier van het voertuig liggen.
(2): zet de stoel zo ver mogelijk naar voren om het kinderzitje tegen de rijrichting in te monteren en zet de stoel vervolgens zo
ver mogelijk naar achteren zonder het kinderzitje te raken.
(3): in de rijrichting geplaatst kinderzitje: plaats de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de stoel. Verwijder in
ieder geval de hoofdsteun van de achterbank waar het kinderzitje tegenaan staat. Dit moet worden gedaan voordat het
kinderzitje wordt geplaatst (zie de paragraaf "Achterste hoofdsteun" in het hoofdstuk "Kennismaking met het voertuig"). Zet de
stoel vóór het kinderzitje niet meer dan een halve lengte naar achteren en kantel de rugleuning niet meer dan 25°.
129
Page 132 of 248
Combi/bestelwagen 8 zitplaatsen
Stoel waarop dit type kinderzitje niet mag worden gemonteerd.
Kinderzitje bevestigd met ISOFIX-systeem
Stoel waarop een ISOFIX-kinderzitje mag worden gemonteerd.
De achterstoelen hebben een verankering waarmee een universeel ISOFIX-kinderzitje tegen de rijrichting in kan worden
gemonteerd. De verankeringen zitten in de bagageruimte en zijn zichtbaar.
De afmetingen van een ISOFIX-kinderzitje worden aangegeven door een letter:
A, B en B1: voor stoelen uit groep 1 (van 9 tot 18 kg) die in de rijrichting worden geplaatst;
C: voor stoelen uit groep 1 (van 9 tot 18 kg) die tegen de rijrichting in worden geplaatst;
D en E: voor stoelen uit groep 0 of 0+ (minder dan 13 kg) die tegen de rijrichting in worden geplaatst;
F en G: reiswiegen uit groep 0 (minder dan 10 kg).
205T36641
130
VEILIGHEID
Page 133 of 248

De volgende tabel bevat dezelfde informatie als de voorgaande diagrammen, om aan te geven hoe de huidige wetgeving moet
worden opgevolgd.
Combi/bestelwagen 8 zitplaatsen
Kinderzitjes Gewicht kindAfmetingen
ISOFIX-
kinderzitjeVoorste
passagiers.Achterbank
zijkant
2e rijmidden
2e rijzijkant
3e rijmidden
3e rij
ReiswiegGroep 0 < 10 kgF
X IL (1) X X X
G
Tegen de rijrichting in
geplaatst kinderzitje
Groepen 0 en 0+<13kg E X IL(2) X X X
Tegen de rijrichting in
geplaatst kinderzitje
Groepen 0 en 1+<13kgenvan
9 tot 18 kgC, D X IL (2) X X X
In de rijrichting geplaatst
kinderzitjeGroep 1van 9 tot 18 kg A, B, B1 X IUF/IL (3) X X X
Stoelverhoging
Groepen 2 en 3van 15 tot 25 kg
en van 22 tot
36 kgX IUF/IL (3) X X X
X: stoel waarop dit type kinderzitje niet mag worden gemonteerd.
IUF/IL: deze stoel heeft ISOFIX-bevestigingen voor de bevestiging van een goedgekeurd "Universeel/semi-universeel of
voertuigspecifiek-kinderzitjessysteem; controleer of de montage mogelijk is.
(1): de reiswieg wordt dwars in het voertuig gemonteerd en beslaat ten minste twee zitplaatsen. Het hoofd van het kind mag
niet naast het portier van het voertuig liggen.
(2): zet de stoel zo ver mogelijk naar voren om het kinderzitje tegen de rijrichting in te monteren en zet de stoel vervolgens zo
ver mogelijk naar achteren zonder het kinderzitje te raken.
(3): in de rijrichting geplaatst kinderzitje: plaats de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de stoel. Verwijder in
ieder geval de hoofdsteun van de achterbank waar het kinderzitje tegenaan staat. Dit moet worden gedaan voordat het
kinderzitje wordt geplaatst (zie de paragraaf "Achterste hoofdsteun" in het hoofdstuk "Kennismaking met het voertuig"). Zet de
stoel vóór het kinderzitje niet meer dan een halve lengte naar achteren en kantel de rugleuning niet meer dan 25°.
131
Page 134 of 248
Combi/bestelwagen 9 zitplaatsen
Stoel waarop dit type kinderzitje niet mag worden gemonteerd.
Kinderzitje bevestigd met ISOFIX-systeem
Stoel waarop een ISOFIX-kinderzitje mag worden gemonteerd.
De achterstoelen hebben een verankering waarmee een universeel ISOFIX-kinderzitje tegen de rijrichting in kan worden
gemonteerd. De verankeringen zitten in de bagageruimte en zijn zichtbaar.
De afmetingen van een ISOFIX-kinderzitje worden aangegeven door een letter:
A, B en B1: voor stoelen uit groep 1 (van 9 tot 18 kg) die in de rijrichting worden geplaatst;
C: voor stoelen uit groep 1 (van 9 tot 18 kg) die tegen de rijrichting in worden geplaatst;
D en E: voor stoelen uit groep 0 of 0+ (minder dan 13 kg) die tegen de rijrichting in worden geplaatst;
F en G: reiswiegen uit groep 0 (minder dan 10 kg).
206T36639
132
VEILIGHEID
Page 135 of 248

De volgende tabel bevat dezelfde informatie als de voorgaande diagrammen, om aan te geven hoe de huidige wetgeving moet
worden opgevolgd.
Combi/bestelwagen 9 zitplaatsen
KinderzitjesGewicht
kindAfmetingen
ISOFIX-
kinderzitjeVoorste
passagiersstoelAchterbank
passagier
in het
middenpassagier
zijkantzijkant
2e rijmidden
2e rijzijkant
3e rijmidden
3e rij
ReiswiegGroep 0 < 10 kgF
XXXXXX
G
Tegen de rijrichting
in geplaatst
kinderzitje
Groepen 0 en 0+< 13 kg E X X IL (2) X X X
Tegen de rijrichting
in geplaatst
kinderzitje
Groepen 0 en 1+<13kgen
van 9 tot
18 kgC
XXXXXX
D
In de rijrichting
geplaatst kinderzitje
Groep 1van 9 tot
18 kgA, B, B1 X X IUF/IL (3) X X X
Stoelverhoging
Groepen 2 en 3van 15 tot
25 kg en van
22 tot 36 kgX X IUF/IL (3) X X X
X: stoel waarop dit type kinderzitje niet mag worden gemonteerd.
IUF/IL: deze stoel heeft ISOFIX-bevestigingen voor de bevestiging van een goedgekeurd "Universeel/semi-universeel of
voertuigspecifiek-kinderzitjessysteem; controleer of de montage mogelijk is.
(1): de reiswieg wordt dwars in het voertuig gemonteerd en beslaat ten minste twee zitplaatsen. Het hoofd van het kind mag
niet naast het portier van het voertuig liggen.
(2): zet de stoel zo ver mogelijk naar voren om het kinderzitje tegen de rijrichting in te monteren en zet de stoel vervolgens zo
ver mogelijk naar achteren zonder het kinderzitje te raken.
133
Page 136 of 248

(3): in de rijrichting geplaatst kinderzitje: plaats de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de stoel. Verwijder in
ieder geval de hoofdsteun van de achterbank waar het kinderzitje tegenaan staat. Dit moet worden gedaan voordat het
kinderzitje wordt geplaatst (zie de paragraaf "Achterste hoofdsteun" in het hoofdstuk "Kennismaking met het voertuig"). Zet de
stoel vóór het kinderzitje niet meer dan een halve lengte naar achteren en kantel de rugleuning niet meer dan 25°.
BELANGRIJK
127)Om te voorkomen dat de deur van
binnenuit wordt geopend, gebruik het
veiligheidsapparaat (zie de paragraaf
“Kinderveiligheid” in het hoofdstuk
“Kennismaken met uw voertuig”).
128)Een botsing met 50 km/h is gelijk aan
een val van 10 m. Houd kinderen nooit in
uw armen of op schoot; in geval van een
ongeval zult u nooit in staat zijn een kind
vast te houden, zelfs niet als u uw gordel
om hebt. Wanneer het voertuig betrokken
is geweest bij een ongeval, moet het
kinderzitje vervangen worden en de
veiligheidsgordels en de ISOFIX-
verankeringen gecontroleerd worden.
129)Laat het voertuig nooit onbeheerd
achter met de elektronische sleutel en een
kind, een gehandicapt persoon of een dier
in het voertuig, zelfs niet voor korte tijd.
Hierdoor zou uw eigen veiligheid en die van
anderen in gevaar kunnen komen, als de
motor wordt gestart of systemen in
werking worden gesteld, zoals de elektrisch
bediende ruiten of zelfs de
portiervergrendeling. Bovendien loopt de
temperatuur in warm en/of zonnig weer
snel op. Gevaar voor dodelijk of ernstig
letsel.130)Laat nooit kinderen zonder toezicht in
het voertuig achter. Zorg ervoor dat de
veiligheidsgordels van kinderen altijd
correct afgesteld en bevestigd zijn. Vermijd
dikke kleding waardoor de veiligheidsgordel
te los zit. Laat kinderen nooit hun hoofd of
arm uit het raam steken. Zorg ervoor dat
kinderen de gehele reis correct blijven
zitten, vooral als ze in slaap vallen.
131)Zorg ervoor dat het kinderzitje of de
voeten van kinderen niet verhinderen dat
de voorstoel goed op zijn plaats vastzit. Zie
de paragraaf "Voorstoel” in het hoofdstuk
"Kennismaken met uw voertuig”. Zorg
ervoor dat het kinderzitje dat in het voertuig
is gemonteerd niet uit de bijbehorende
behuizing kan. Als de hoofdsteun moet
worden verwijderd, zorg er dan voor dat hij
dusdanig is geplaatst dat hij niet door de
auto vliegt als er plotseling wordt geremd
of in geval van een botsing. Bevestig altijd
het kinderzitje, zelfs als het niet gebruikt
wordt, om te voorkomen dat het niet door
de auto vliegt als er plotseling wordt
geremd of in geval van een botsing.
132)RISICO OP DOOD OF ERNSTIG
LETSEL: voor het installeren van een
kinderzitje achterstevoren op de voorste
passagiersstoel, controleren of de airbag
correct gedeactiveerd is (zie paragraaf
“zijairbag passagierszijde en kinderzitjes” in
dit hoofdstuk).
133)Monteer kinderzitjes bij voorkeur op
een van de achterstoelen.134)Monteer nooit een kinderzitje op de
middenstoel van de achterbank. GEVAAR
VOOR DODELIJK OF ERNSTIG LETSEL.
135)Gebruik geen kinderzitjes waardoor
de gordel waarmee het is bevestigd, los
zou kunnen komen: de basis van het
kinderzitje mag nooit op de gesp van de
gordel en/of de behuizing rusten.
136)Zorg dat de gordelband nooit los of
gedraaid zit. Leg de schoudergordel nooit
onder uw arm of achter uw rug om.
Controleer of de gordel niet is beschadigd
door scherpe randen. Als de
veiligheidsgordel niet naar behoren werkt,
zal deze het kind niet beschermen. Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Gebruik deze stoel niet totdat de gordel is
gerepareerd.
137)Als een kinderzitje wordt gebruikt dat
niet geschikt is voor dit voertuig, wordt het
kind niet naar behoren beschermd. U loopt
het risico dat het kind ernstig of dodelijk
letsel oploopt.
138)Wijzig geen van de elementen van het
oorspronkelijke veiligheidssysteem:
veiligheidsgordels, ISOFIX, zittingen en de
betreffende bevestigingselementen.
139)Controleer of de rugleuning van het
voorwaarts gerichte kinderzitje contact
maakt met de rugleuning van de stoel van
het voertuig. In dat geval zou het kinderzitje
niet op de zitting van de stoel van het
voertuig kunnen steunen.
134
VEILIGHEID